Geerten Meijsing sluit het poppenhuis 'Een gelukkige jeugd is niet handig in het leven' ieluk is heel moeilijk te vatten' 'Mijn naijver geldt vooral mensen die beter schrijven' Geerten Meijsing: „Ik lijd, ik zeg het altijd zelf maar, aan het Pygmalion-complex." Foto: GPD/Harmen de Jong ZATERDAG 6 SEPTEMBER 2003 ER BU Auto's. Naast vrouwen zijn auto's zijn grote passie. Ci- troëns, klassiekers, van de DS die zijn eerste auto was tot de CX tot de CX Prestige waarvan hij er nu twee bezit, een zwarte in Nederland en een zilverkleurige in Siracusa op Sicilië waar hij het grootste deel van het jaar woont. Kinderachtig is het, vindt Geerten Meijsing zelf, en 'eco logisch niet koosjer'. Maar de auto is gewoon de mooiste uitvinding van de mens, een wónder. „De heerlijk ste momenten in mijn leven heb ik met de auto bereikt." Honderdtach tig kilometer per uur en achterstevo ren brood smeren op de achterbank. Een DS in de kamer, prachtig zou dat zijn. Gewoon om in te zitten. Maar Meijsing moet het in zijn Am sterdamse huuretage doen met schaalmodelletjes op de rijk gevulde boekenplanken. Het hoogste wat hij heeft bereikt, lacht hij achter siga renrook, is de positie van vice-presi dent van de Citroën-club di Sicilia. Leden werven, stickers maken, bij eenkomsten plannen op het oude Formule 1-circuit van Siracusa, 'ral ly-dingen'. Het óllerhoogste, dat zou een Citroën Maserati zijn. Zoals Jo- han Cruijff er een had, ongelóófÜjk mooi. „Maar die gaat altijd kapot. Dat is een rijdend faillissement." Hij berust. Hij heeft het ook al genoeg, 'ka rakterologisch': alles van gisteren mooier vinden dan vandaag en morgen. Zoals hij jarenlang hunkerde naar de vervallen casa colonica, het boerenhuisje vlakbij Lucca in Tosca ne, waar hij twee decennia woonde en zijn dochtertje Iris van haar derde tot haar twaalfde alleen opvoedde. 'Maanziek' was hij na wat hij zijn verdrijving uit het paradijs noemt. „Maanziek, dat komt van Ariosto, uit de Razende Roeland, Orlando Furio- so. De dingen die verloren zijn, zul je moeten zoeken op de maan. Omdat die herinneringen ontzettend knaag den, bleven vreten als een worm, vond ik dat die maar eens bijgezet moesten worden. Als een soort pop penhuis waarvan je de deurtjes dicht doet." Uitdaging Van zijn relaties tot zijn depressie in 1996 en zelfmoordpoging, dat 'bij zetten' van perioden uit zijn leven in romans is Meijsings beproefde pro cédé. Verzonnen boeken vindt hij 'niet leuk', en bovendien: „Dat Bon- nard altijd maar weer zijn eigen vrouw schilderde in bad, wordt hem ook niet-nagedragen." Als je schrijft, zegt Meijsing, moet je je ziel binnen ste buiten keren. Dót is de uitdaging, zo krijg je beter inzicht in de onover- zichteüjke chaos van de werkelijk heid. Zijn dochter heeft er, zo gelooft hij, geen moeite mee dat hij zoveel intieme details over haar prijsgeeft. „Zij heeft ook iets exhibitionistisch." Hij schiep voor zijn romans een 'ver dubbeling' van zichzelf. 'Die jon gen', noemt hij hem bijna vaderlijk: Erik Provenier, schrijver met Toscaans verleden, vader van een dochter, verlaten door haar moeder, met niet te stillen hang naar strakke, rondborstige, door hem te vervol maken jonge meisjes. Maar Prove nier, zegt Meijsing, is wel iets dom mer, iets slechter, en ook iets minder complex dan hijzelf. „Eigenlijk een anti-held. Als je van jezelf een perso nage maakt, kim je een leven leiden dat beter of tragischer of slechter is dan je eigen bestaan. In je eigen le ven ben je veel middelmatiger, on beduidender. Je schiet niet mensen dood of zo." Hij had, vertelt Meijsing, het laatst met zijn dochter over geweld. Zij vecht met vriendjes, slaat ze, hórd. „Ik begrijp dat niet. Ik ben uit die tijd - niet dat ik met anti-Vietnamde- monstraties heb meegelopen, maar toch hadden we wel het idee van Make Love Not War. Ze zei: 'Ja maar pappa, in Tussen Mes En Keel ben je toch óók bezig om het huis van je ex-verloofde in brand te steken'. Stél nou dat verder alles waar is uit dat boek, dan is dat nou net het enige wat niet waar is." Hij heeft in Tosca ne wel gedacht, midden in de nacht: 'Nu moet-ie dood, die buurman! Zó'n pest voor de omgeving, ieder een zou er blij mee zijn - zelfs zijn ei gen familie'. „Je dóet dat natuurlijk niet. Maar in het boek komt het wel zover. Al vond ik dat wel een beetje flauw van mezelf. Want hij was ook aardig." Zijn dochter, zijn liefdes, de anderen in zijn leven kregen in zijn romans ook hun 'verdubbeling'. „Leerzaam, want als je die andere mensen als karakter uitzet, kun je makkelijker zien waar het mis is gegaan.". Hij kreeg ooit een cdtje in handen met het computersimulatiespel Sims. Verslaafd raakte hij eraan - tot de muisarm aan toe die hij altijd als on zin had betiteld. Je kunt er het echte leven mee nabootsen, 'als een pop penkast'. Hoofdpersonen naar keu ze, eigenschappen invoeren, en dan maar kijken wat er gebeurt. Je kunt de Sims vergelijken met romanper sonages, vindt Meijsing, schrijven is ook een simulatie van de werkelijk heid, met een heleboel denkbare scenario's. „Je kunt natuurlijk ook alles laten lukken. Maar geluk is heel moeilijk te vatten. Zo heb ik een ge lukkige jeugd gehad. En daar heb je niks aan als schrijver." Goedmaker Meijsing oogt, embonpoint in enigs zins verfomfaaid beige pak, minder een dandy dan Provenier in zijn Schrijver Geerten Meijsing (Haarlem -1950) had nog gave polsen toen hij zijn dochtertje opvoedde in Toscane. Maar hij werd verdreven uit het paradijs. De eeuwige hunkering, de herinnering die bleef knagen als een worm, heeft hij nu 'bijgezet' in zijn nieuwe boek Molocchio. Voor Iris, voor haar 21ste verjaardag. Opvoeding klaar, Toscane klaar, tijd om de deurtjes van het poppenhuis dicht te doen. „Ik wil het niet hebben over depressies, hoor." door Marjolijn de Cocq boeken doet vermoeden. 'Le bon- heur se raconte mal', zegt hij - het geluk laat zich slecht vertellen. Maar ook naar de tijd van zijn geestelijke neergang wil hij, althans vandaag, niet terug. „Ik wil het niet hebben over depressies, hoor", had hij ferm aangekondigd. Niets en niemand ontziend heeft hij die beschreven in Tussen Mes En Keel (1997). Maar mensen, ervaart hij, beginnen er al tijd weer over. „Dat is op een be paalde manier vervelend." Toch re fereert hij zelf in Molocchio ook aan zijn opname in het 'dolhuis', aan zijn zelfmoordpoging, als Provenier water laat 'stroelen over zijn nog ga ve polsen'. Zo'n bijna ideale jeugd als de zijne in Haarlem, bespiegelt Meijsing later, is niet handig in het leven. „De lelijkheden komen des te harder aan." Molocchio is, 'een beetje, ook', een goedmaker voor zijn dochter - Chi- ara in het boek. Een Toscaanse jeugd, luidt de ondertitel, hóór Toscaanse jeugd. Tijdens het schrij ven, toen hij veel met haar over de details sprak, kwam hij er achter dat zijn paradijs voor haar helemaal niet zo'n idylle was geweest. Ze had hem nooit verteld dat ze werd gepest op school, dat ze zich afgewezen voelde door het vertrek van haar moeder, dat ze zich daarom zo aan hem vast klampte. Hij ontleende moed, reali seert hij zich nu, aan dat kleine meisje dat hij zo dapper vond. Ter wijl zij zegt dat ze helemaal niet dap per was maar altijd bang. „Ik dacht toen: de omstandigheden zijn toch allemaal ideaal, beter kan het niet, dus dat karakter moet zich ideaal ontwikkelen. Maar zo werkt dat niet." 'Molocchio', noemde hij haar. Een variant op hun beider geliefde Pino- cchio, en tegelijk een verwijzing naar het boze oog dat ze leek te hebben. Half onzin, zegt hij, niet het échte boze oog maar een beetje een boze blik 'met iets extra's'. Een blik waar voor zelfs haar moeder bang kon zijn. Waarmee ze de buurman - huurbaas, schaakpartner, aristocraat - kon wegkijken, een wapen tegen zijn binnendringen in hun leven. „En ze kon er parkeerplaatsjes mee toveren." Maar ook Meijsing zelf be zag zijn vroegrijpe, melancholische dochter een beetje angstig. „Vanwe ge die halsstarrigheid, die enorme emotie. Iris heeft te veel emoties, of Chiara dan. Die barstten er aan alle kanten uit." Dat hij zich ook aan haar vastklamp te, zegt Meijsing, trok natuurlijk een wissel op dat kind. Door zijn zorgen met haar te delen, kon hij niet meer het gezag uitoefenen dat gewone ou ders hebben. Ze hadden een sym biotische relatie, vormden een geslo ten front. En hij zag zijn dochter als een voortzetting van zichzelf. „Ik lijd, ik zeg het altijd zelf maar, aan het Pygmalion-complex. Dat kan bij vriendinnetjes wel - die gaan toch weg. Op een gegeven moment, als ze 'klaar' zijn, gaan ze lopen. Maar ik dacht eigenlijk met meer recht dat met mijn eigen kind te kunnen doen. En dat is natuurlijk niet zo, dat is niet iets wat jij kunt verfijnen tot wat jou voor ogen staat. Je moet af stand kunnen nemen, kunnen zien dat het een ander iemand is. En ik heb daar moeite mee gehad in die tijd." Hij had haar eigenlijk een beetje als jongetje willen opvoeden, als rauw douwer. Maar toen ze later in Am sterdam woonde, kreeg hij brieven van een 'zo meisje-meisje als het maar kon zijn'. Over kleren en dure schoenen, waardoor hij even buiten moest kijken of haar boomhut er nog wel was. „Onbewust of half be wust heeft zij natuurlijk precies aan gevoeld wat voor vrouwen deze slechte vader aantrekkelijk vond en uit Nederland importeerde. Maar wat je zelf leuk of opwindend vindt, wil je niet speciaal dat je dochter wordt. Zo averechts heeft dat dus uitgepakt." Die stoet vriendinnetjes - 'In de auto ben ik nooit verongelukt', schrijft Meijsing, 'wel in de liefde, keer op keer' - is voor haar veel hefti ger geweest dan hij besefte. „Zo pro beerden natuurlijk de dochter te paaien. Hoe erg ze het heeft gevon den, heb ik toen niet genoeg begre pen. Ik geef toe dat ik heb gefaald wat dat betreft." Ze is nu bijna 21, het boek is een ca deau voor haar verjaardag. Opvoe ding klaar, Toscane klaar. Het moest maar eens afgelopen zijn, zegt Meij sing, dat Toscane dat nooit is wegge weest uit hun leven. Toen Iris net naar de middelbare school ging in Nederland, zei hij: 'Hoe kun je dat nou zo leuk vinden, dat rare Amster dam met dat Vondelpark en weet ik wat'. Zij antwoordde: 'Ik heb geen jeugd gehad, nu leef ik pas echt'. „Maar dat heeft ze later weer terug genomen. Zij heeft zich in Toscane altijd een buitenbeentje gevoeld, ge ïsoleerd. Ze moest in haar eentje te gen die kinderen opboksen. Maar daarmee is niet gezegd dat we het niet leuk genoeg hebben gehad. De leuke dingen, daar verlangt zij ook echt naar terug. Altijd." Naijver Toscane-boeken zijn, zegt Meijsing, een literair genre geworden waarvan hij moet kotsen, zo tuttig. „Het heeft me lang tegengehouden. De beste schrijvers struikelen erover." En hij wilde het al zeker niet meer toen er wél goede Italië-boeken kwamen, zoals Italiaanse Buren van Welsh man Tim Parks. „Ik heb dezelfde combinatie die hij aan de dag legt van bewondering dat die mensen in die prachtige huizen in dat prachtige land wonen - een haat die voort komt uit naijver. Dat die stomme Italianen dat allemaal zomaar gratis hebben. Na Parks vond ik het hele maal onmogelijk om te doen. Maar het moest er toch een keer van ko men." Naijver, het is zijn grootste zonde. Ook in literair opzicht. Als hij in zijn boeken wat wrang refereert aan zijn 'beroemdere zusje' Doeschka, is dat volgens hem ironisch bedoeld. Want, zegt Meijsing, miskend hoeft hij zich niet te voelen. Dat je eigen lijk niet meetelt als je niet vertaald bent in het buitenland, dat zit hem wel dwars. „We hebben allemaal iets van een prima donna, alle schrijvers willen alleen aan de top. Dat kleeft ons allemaal aan. Maar mijn naijver geldt toch vooral mensen die beter schrijven." En, benadrukt hij nog even, dat zijn geen Nederlandse schrijvers. Nederigheid ligt nou een maal niet in zijn karakter besloten. „Maar ik moet wel leren het te vein zen." Van Lucca, schrijft hij, heeft hij meer gehouden dan van een vrouw. Nog steeds probeert hij zelf, vergeefs, fo- caccia te bakken die het gezouten platte brood uit Lucca enigszins kan benaderen. Om althans dót deel van het verleden terug te halen. Maar de maanziekte is een beetje over nu hij sinds tweeënhalf jaar op Sicilië woont. Als hij deze maand terug keert, gaat Iris met hem mee. Ze heeft plannen voor een eigen roman, wil in de stad Catania gaan studeren. „Ze zegt vaak genoeg: 'Papa, je bent een vieze oude man'. En ze komt nu weer bij me om me ervoor te behoe den dat ik écht een vieze oude man word. Zij noemt het een emigratie, maar we zullen eerst kijken of het lukt. Ze heeft vrienden daar, en een 'fianzato', een verloofde. Er is ge noeg afstand, het is niet heel eng zo als mensen soms denken als ik met haar verschijn op een AKO- of Li- bris-diner. 'Nou heeft-ie wel een heel jong ding bij zich'." Siracusa is de stad waar zijn boek De Ongeschreven Leer (1995) over Plato eindigde, 'het New York van de oud heid'. „Cicero heeft erover gezegd, toen het nog niet verwoest was door de Romeinen, dat de stad mooier en rijker was dan Rome en Athene bij elkaar. Plato zou er drie keer geweest zijn. En ik vond het een machtig idee om in zijn voetstappen rond te lo pen." Daarvoor woonde hij nog een jaar of drie in Frankrijk. Maar, zegt hij, dat is zijn land niet. Behalve de litera tuur natuurlijk. „Die mensen zijn heel anders. Nu zijn de mensen op Sicilië natuur lijk ook heel an ders dan de Toscanezen. De Toscanezen zijn vervelend en arrogant. Ze kijken op alle andere Italianen neer. Zeker in Lucca, dat is heel besloten, dat zijn rijke mensen." Hij werd, vermoedt hij, getolereerd omdat hij kunstenaar was. Maar dat huis van toen zou hij toch nooit meer terug kunnen krijgen - of hij zou heel rijk moeten worden. „Het is niet meer te betalen. En dan zitje daar tussen die andere richards. Dat weet ik eigenlijk niet hoor, of ik dat nou wel zo leuk vind." Dat hij des tijds te midden van al die hele rijke Italianen heeft gewoond, zegt hij, heeft wel veel bijgedragen aan zijn opvoeding. „De praktijk van het converseren over niks, ik heb erg veel mensen leren kennen. Maar ik hoorde er toch niet bij. Omdat ik niet heel beroemd ben, en niet heel rijk. Dus had ik geen status daar. En het draait in Italië toch allemaal om prestige. Vandaar dat ik uiteindelijk ook die auto's gekocht heb, daar staat het gewoon op: 'Prestige'." Malocchio; Geerten Meijsing; Uitgeverij De Arbeiderspers; 17,95 euro.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2003 | | pagina 3