De meisjesnorm 'Jongens raken in de knel door de vervrouwelijking van school en samenleving' ZATERDAG 25 JANUARI Robert van Schalk en een paar van zijn kleuters. „Het zijn mannen en vrouwen, maar dan 'zonder een jasje aan'. Ze zijn zo heerlijk enthousiast, komen elke ochtend juichend naar school." Foto: Dick Hogewoning De oververtegenwoordiging van vrouwen in kinderopvang en basisonderwijs is ongunstig voor jongens. Dat zegt de Leids/Amsterdamse hoogleraar kinderopvang Louis Tavecchio. De 'vervrouwelijking' van het onderwijs heeft geleid tot een praktijk waarin jongens zichzelf niet kunnen zijn, maar zich moeten voegen naar de 'meisjesnorm': ijverig, inschikkelijk en gezeggelijk. Daarvan raken sommige jongens in de war. Het brengt Tavecchio tot de conclusie dat het 'in onze cultuur niet meer voordelig is om een jongen te zijn'. door Wilfred Simons Meester Robert van Schaik (54) zit met negentien kleuters in een kring. Hij leert ze terugtellen van tien. „Tien, negen, acht." Hij heeft dit vaker met ze gedaan. De kleuters weten wat hen te wachten staat. „Zeven, zes, vijf." Van Schaiks stem wordt gedra- gener. Hij doet alsof hij van ground control is en op Cape Canaveral te rugtelt voor de lancering van een space shuttle. „Vier, drie, twee, een! Ignitionl", roept hij, een woord dat de vier- en vijfjarigen in zijn groep maar al te goed kennen. Dan ge beurt er iets merkwaardigs. Alle jon gens springen van hun stoelen en steken hun armen in de lucht, alsof zij raketten zijn die de lucht in gaan. Maar de meisjes blijven keurig zit ten. Van Schaik werkt 34 jaar in het ba sisonderwijs. In 1977 was hij mede oprichter, docent en hoofd van de openbare Alphense basisschool De Hobbitstee, in Ridderveld 2. Na een fusie in 1985 met basisschool De Ridderburcht gaf hij het stokje door aan de huidige directeur, Walter de Zwart. In zijn lange loopbaan gaf hij aan alle groepen les, de laatste jaren beperkt hij zich tot kleuters. Hij vindt werken met vier- en vijfjarigen 'enorm leuk'. „Het zijn mannen en vrouwen, maar dan 'zonder een jasje aan'. Ze zijn zo heerlijk enthousiast, komen elke ochtend juichend naar school. Ik ken geen bedrijfstak waar in alle werknemers elke dag met zo veel plezier naar hun werk gaan." De Hobbitburcht noemt hij ongege neerd 'een heerlijke school'. Voor Van Schaik hoeft het geen be toog: jongens zijn anders dan meis jes. „Jongens hebben veel meer dy namiek, meer energie en ook meer agressie dan meisjes. Ze willen voet ballen, rennen, tikkertje doen. Daar bij benutten ze het hele schoolplein. Meisjes gaan sociaal doen in een hoekje op een kleedje, het kost wei nig energie. Waar jongens het hele schoolplein voor nodig hebben, kunnen zij spelen op drie vierkante meter." Wat meisjes ook graag doen, is meester Robert een handje geven en dan gezellig pratend over het schoolplein wandelen. „Jongens wil len dat niet. Zij willen niet op die vierkante meter blijven. Jongens wil len ontdekken." Van Schaik heeft er geen problemen mee als de jongens als raketten om hoogspringen bij het aftelspelletje. Het komt immers voort uit enthousi asme. Op hun manier zijn de kleu ters wel degelijk met de les bezig. Hij laat ze even hun gang gaan en zet dan de les weer voort. „Ja, ja, zeg 'ns, wij zijn nou met negentien kinderen. Stel, er is er één ziek. Kyan, jij bent even ziek, verstop je maar achter de kast. Hoeveel kinderen zijn er nu nog over?" Vervrouwelijking Robert van Schaik moet wel één van de laatste 'kleutermeesters' in Ne derland zijn, denkt gezinspedagoog Louis Tavecchio (56). Hij is universi tair hoofddocent aan de Universiteit Leiden en hoogleraar kinderopvang aan de Universiteit van Amsterdam. Tavecchio maakt zich zorgen over de 'vervrouwelijking' van het onder wijs. „Het hele zorgveld wordt een zijdig door vrouwen bemenst", zegt hij plechtig. „Tot zijn twaalfde groeit een jongetje, zeker buiten het gezin, bijna alleen met vrouwen op. Alleen in de hoogste groepen zijn nog man nelijke leerkrachten te vinden. Ook zitten ze nog in het management. Er zijn al scholen waarop geen man meer te vinden is." Dat is ook op de Hobbitburcht te zien. Behalve Van Schaik is er nog meester Hans, die dit jaar lesgeeft in groep vijf. Directeur De Zwart geeft al lang geen les meer. De andere leerkrachten, achttien in getal, zijn vrouwen. Van Schaik heeft het team de afgelopen decennia zien verande ren. „Toen ik in 1977 begon, was de verhouding nog fifty-fifty. Het was een goeie mix. Er was evenwicht, mannen en vrouwen werkten door elkaar in alle groepen. Maar de man nen zijn uit het onderwijs verdwe nen. Ik weet eigenlijk niet precies waarom." Die trend zet door. Het aantal stu denten op de pedagogische acade mies groeit weer, maar de instroom bestaat voor negentig procent uit vrouwen. Opmerkelijk is ook dat vooral die weinige jonge mannen het niet lang in het basisonderwijs volhouden. Na een jaar of vijf voor de klas zoeken ze ander werk. Ze gaan naar de schoolleiding of naar één van de vele beroepen rond het onderwijs: inspectie, schoolbegelei dingsdienst, remedial teaching, ont wikkeling van lesmateriaal, pedago giek. Van Schaik merkt op: „Ieder een houdt zich bezig met het onder wijs, maar er is niemand die in de klas het handwerk wil doen. Het is hetzelfde als bij de politie en in de zorg: iedereen wil 'ondersteunen', maar niemand wil als agent boeven vangen of als verpleegster aan het bed staan." Stoomboot Die 'vervrouwelijking' van het basis onderwijs is een probleem voor jon gens, denkt Tavecchio. Vooral 'vrou welijke vrouwen' kunnen niet zo goed met hen overweg. Vrouwen houden van structuur en orde. Ze plannen graag. Ze geven de lessen het liefst 'volgens het boekje' en hebben moeite met leerlingen die afwijken van het gebaande pad. Juist jongens doen dat graag, maar vrou welijke leerkrachten worden daar paniekerig van. Tavecchio geeft een praktijkvoor beeld uit de kinderopvang. „Een leidster gaat met de peuters in haar groep een stoomboot maken, van gekleurd papier, met een keukenrol als schoorsteen en een dot watten voor de rook. Twee jongens gebrui ken die rol als kijker. Daar kan een leidster geërgerd op reageren, zo van: 'leg die rol nou neer, daar is-ie niet voor! Ik zeg het al drie keer!' Dan zie je die jongens neerzijgen, beteuterd, gefrustreerd. Ze mogen in feite geen jongen zijn en niet doen wat jongens doen." Soms komt Ta vecchio 'ruige leidsters' tegen, meer jongensachtige personen, die niet verbieden, maar meestoeien. „Dat vinden die jongens leuk, dan bloeien ze op." Tavecchio ziet in het vervrouwelijkte onderwijs iets ontstaan dat hij 'de meisjesnorm' noemt. „Meisjes zijn ijverig, gezeggelijk, volgzaam. Ze wil len tot elke prijs aardig gevonden worden. Vrouwelijke leerkrachten verwachten die ijver, die gezeggelijk- heid ook van jongens. Dat gaat niet, jongens zijn geen meisjes. Natuurlijk willen jongens ook aardig gevonden worden, maar niet tot elke prijs. Ze willen ook andere dingen. Ze willen ontdekken, ze balanceren op de grens van wat kan en wat niet kan. Ze willen weten wat er gebeurt als ze iets niet volgens de regels doen." Sa menvattend zegt Tavecchio: „Meis jes zijn goed in het zich houden aan regels, jongens zijn goed in het bre ken ervan." Van Schaik vindt het 'bevrijdend' dat Tavecchio het verschil tussen jon gens en meisjes aan de orde durft te stellen. Er rust naar zijn idee een ta boe op, dat in de jaren '70 is ont staan. „Verschillen werden toen ont kend. Dat was allemaal een gevolg van socialisatie, hoorde je toen. Als je jongens met een barbie liet spelen en meisjes met autootjes, dan zou het verschil vanzelf verdwijnen. Ze ker, het komt voor, jongens die met barbies spelen. Maar uiteindelijk ha len ze meestal de armen, benen en het hoofd eraf om te kijken hoe zo'n pop in elkaar zit. Dat verschil zit er van meet af aan in, en dat krijg je er met socialisatie niet uit." Extremen Tavecchio wil niet de indruk wekken dat jongens en meisjes compleet an dere wezens zijn. „Voor tachtig tot negentig procent is er overlap." Het verschil zit 'm niet in de gemiddel den, maar in de extremen, meent hij. Meisjes scoren bij intelligentie- onderzoek bijvoorbeeld meer bin nen gemiddelde waarden. Er zijn meisjes die heel slim zijn en er zijn er die niet zo slim zijn, maar er zijn minder echt domme of juist hoogbe gaafde meisjes. Bij jongens zijn die extremen er wel. „Je vindt er meer idioten en debielen, maar ook meer genieën", aldus Tavecchio. „Ook in gedrag worden extremen gevonden: meer jongens zijn delinquent dan meisjes, maar jongens doen ook va ker baanbrekende, briljante dingen." Van Schaik gelooft dat ook. „Ge dragsproblemen vind je vooral bij jongens. Je ziet bij hen veel meer ex tremen. Dat hoef je eigenlijk niet meer wetenschappelijk te onderzoe ken." Bij jongens komen volgens Van Schaik ook combinaties van ex tremen voor: „Hoogintelligent en gedragsgestoord gaan vaak samen." Maar zelfs 'gewone' jongens, is zijn ondervinding, vinden het moeilijker dan meisjes om stil te zitten in de klas en zich volgens de regels te ge dragen. „Ze worden er moe van." De oorzaak van het verschil tussen jon gens en meisjes is volgens Tavecchio nog onbekend. „Het heeft met ver schillen in hersenfunctie en -struc tuur te maken", is alles wat hij er met zekerheid over kan zeggen. Hyperactief De gevolgen van de vervrouwelijking van het onderwijs zijn volgens Ta vecchio al zichtbaar. „Onze meiden gedijen in het vrouwelijke onder wijsklimaat, ze presteren prima. Ik ben daar heel trots op! We moeten die meiden prijzen, ze hebben er recht op. Het is knap wat zij de afge lopen twintig, dertig jaar hebben meegemaakt. Ze hebben een achter stand omgezet in een voorsprong." Maar wat de meisjes hebben gewon nen, lijken de jongens te gaan verlie zen. Tavecchio geeft een voorbeeld uit de onderwijspraktijk. „Meisjes zijn traditiegetrouw minder goed in rekenen en wiskunde. Het wiskun- de-onderwijs is daarom helemaal op een nieuwe leest geschoeid, 'opge leukt' voor meisjes, onder meer in het kader van de 'fties Exact'-cam- pagne van de overheid. Die actie is deels geslaagd. Bekend is dat jon gens vaak veel moeite hebben met talen. Is er een vergelijkbare actie ge weest om het taalonderwijs leuker te maken voor jongens? Nee. Ik stel daarom vast: er is het afgelopen de cennium veel geïnvesteerd in onze meisjes, maar veel minder in onze jongens." Een ander voorbeeld is het verschil in neurologische ontwikkeling tus sen jongens en meisjes: op 12-jarige leeftijd lopen jongens gemiddeld flink op meisjes achter. Jongens van 12 hebben gemiddeld genomen vier keer zo vaak ongelukken dan meis jes. Ze vertonen tien keer zo vaak als meisjes hyperactief gedrag, waarvan ADHD de extreme uitingsvorm is. De oorzaak is mogelijk dat jongens tijdens hun schoolloopbaan niet ge noeg hebben kunnen stoeien, ren nen, voetballen en klimmen. Daar door zou hun zenuwstelsel zich niet genoeg ontwikkelen. De school alleen is hier niet schuldig aan. Tavecchio en Van Schaik spre ken - onafhankelijk van elkaar - van een 'vervrouwelijking' van de maat schappij, waar het uithalen van kat tenkwaad niet meer wordt geaccep teerd en waar kinderlevens sterk zijn georganiseerd. Er is veel ouderlijk toezicht. Jongens zitten te veel bin nen, achter computerspelletjes, vi deo en tv. De ouders brengen ze met de auto naar hun buitenschoolse ac tiviteiten, waardoor ze veel stil zit ten. Ze kunnen daardoor hun ener gie niet kwijt en krijgen te weinig ge legenheid om 'jongensdingen' te doen. Zegt Tavecchio: „Het is in on ze cultuur niet meer voordelig om een jongen te zijn." Hij is er van overtuigd - 'Fingerspit- zengefühl' - dat de vervrouwelijking van onderwijs en samenleving tot maatschappelijke problemen gaat leiden. „Niet bij alle jongens! Maar er zijn erbij, die gooien hun kont te gen de krib. Ze worden agressief, slaan door. Ik verwacht meer crimi nele jongens, meer jongens in de psychiatrie. Maar ook verwacht ik meer jongens die baanbrekende din gen doen, die onze samenleving vooruit helpen." De trend kan alleen worden gekeerd met meer mannen in het basison derwijs en een groter aandeel van vaders in de opvoeding van hun zo nen, zo is Tavecchio's overtuiging. „Het idee is dat mannen de jongens beter begrijpen. Ze vinden jongens- gedrag niet zo snel bedreigend en onderdrukken het daarom minder. Meesters zijn ook harder en veelei sender. „Een jongetje dat huilt om dat het gevallen is, krijgt van een juf frouw onwoorwaardelijke troost. 'Kom maar even hier, joh', is het dan. Een meester kijkt even hoe erg het is en zegt dan: 'doe effe normaal joh'. Dat is het verschil. De pedago gische theorie zegt: 'moederliefde is onvoorwaardelijk, vaderliefde moet je verdienen'. Gemiddeld genomen stellen vaders scherpere eisen aan kinderen en dat is ook voor meiden goed." Kroket of worst De vraag is dan: hoe krijgen we meer mannen in de kinderopvang en in het basisonderwijs? Volgens Van Schaik is het vooral een kwestie van geld. „Er wordt gezegd: er is weinig carrièreperspectief, het onderwijs heeft weinig maatschappelijke sta tus. Maar naar mijn idee is status di rect gekoppeld aan salaris. Als je dat verbetert, komen de mannen wel." Daarnaast moeten de secundaire ar beidsvoorwaarden verbeterd wor den. „Wij zetten hier zelf onze koffie, we smeren 's morgens thuis onze boterhammen, we wassen zelf onze bordjes en bestek af. Waar in het be drijfsleven zie je dat nog? Basisscho len moeten kantines hebben." Van Schaik pleit ook voor eigen werkkamers voor docenten. „Het nakijken van huiswerk, het voorbe reiden van lessen, dat doen docen ten allemaal thuis. Dat moeten ze gewoon op hun werk kunnen doen." Verder pleit hij voor betere scholen, grotere lokalen, grotere pleinen, fat soenlijke overblijfruimten, een voet balveld bij elke basisschool. „Op de scholen is zo beknibbeld. We heb ben hier een wc van 25 jaar oud, tij dens onze vergaderingen zitten we op stoelen van groep acht. Waarom hebben wij geen in hoogte verstelba re bureau's, geen normale bureau stoelen? Tijdens het jaarlijkse etentje dat de school ons aanbiedt, kan ik kiezen uit een broodje kroket of een frankfurter worstje. In het bedrijfsle ven krijg je een diner in een leuk res taurant. Als dat nu eens goed wordt geregeld, dan komen de mannen wel." Hoogleraar kinderopvang Louis Tavecchio: „Meisjes zijn goed in het zich houden aan regels, jongens zijn goed in het breken ervan." Foto: Hielco Kuipers

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2003 | | pagina 41