Op een cola uitje dak Judit Polgar, meesteres van het schaakbord (Kinderdisco in Bunnik is doorslaand succes Mustafa, 12 jaar. 1: Tupac. Rap en hiphop dus. 1?: „Tuurlijk, lekker chillen." Hoe "let? ..Tja, dat weet ik zelf ook niet. ancejtraks wel." zwart, liefst van Versace. „Is al- te betalen." Jazeker. „Maar dat is alweer :k geleden." ;roeijr: Achterop de scooter van zijn j„Doe ik niet." ja „Ik weet niet precies hoeveel, g om een paar munten te halen, t naar huis: „Mmm, maakt niet 'se' uit, denk ik. Half een of zo?" hting van de avond: „Meisjes. 100 ;el meisjes." I het nze irkei :lsao biq Raquelle, 13 jaar. uTop 40. Jennifer Lopez en zo. ITrendy. Dat wil zeggen: rokje, etcetera. „Ik kijk veel in mode- doe veel ideeën op in de stad. Dch leuk om er anders uit te ng: „Wattuh? Daar ben ik nog tee bezig." r: Gebracht door ouders met au- et een groepje vriendinnen. .Weeeeh, vies. Stinkt" es euro, van ouders gekregen, at naar huis: Half twaalf. :ing van de avond: „Leuke relligheid en goede muziek." clii" |HBas, 14 jaar k: „Cypress Hill, Tupac, dat soort en. Uw Een beetje skate. Wijde spijker- igs- merktrui, gympen. „Die cap op ngif Dofd heeft toch iets extra's. Het leisjes naar je toe." ing: „Da's een goeie: bijna. Met eisje uit mijn klas. Ze wil met me i, en ik met haar. Komt goed uit, ar?" r: Gebracht met de auto. „Dat gaat toch niet? Ik doe aan •nFk, (chttien euro. „Gespaard, ver en gekregen van mijn moeder." at naar huis: „Mijn moeder komt kwart voor twaalf ophalen." chting van de avond: „Een drukke iral gezellige avond. Mag ik een rtie doen? Schenk alcohol." Stappen op je twaalfde? Dat kan bij Brothers in Bunnik. Het uitgaanscentrum, dat wordt gerund door de 33-jarige Marco Peek en zijn 32-jarige broer Rob, is eens in de twee, drie maanden het domein van 1500 stampende pubers van twaalf tot en met zestien jaar. Reclame maken is niet nodig: de kaartjes van zes euro per stuk zijn in mum van tijd uitverkocht. De broers begonnen in 1997 in een loods vlak langs de A12. Aanvankelijk was dat een noodoplossing, maar ze zijn er gebleven omdat het niet lukte ergens anders te bouwen. Marco: „Achteraf gezien is dit de perfecte locatie: voor de gemeente, voor de bezoekers en voor ons." door Jeroen Kreule ZATERDAG 11 JANUARI 2003 Een moeder: „Veel plezier, hoor. Ennuh, je doet toch wel rustig aan vanavond?" Haar kind: „Jahaaaaa. lemig mam, toe nou maar. Ga weg! Hoe laat zei je? Elf uur? Ja daaag. Papa zei half twaalf." Een gemutste man in fluorescerend hesje: „Ja me vrouw, kunt u even doorrijden? Tempo tempo, hup hup. Uw dochter is bij ons in goede handen. Prettige avond nog." Het is een ijskoude vrijdagavond, kwart voor ze ven. Plaats van handeling: het parkeerterrein van uitgaanscentrum Brothers in Bunnik. De man met hesje is van de buitenwacht. Samen met twee col lega's en enkele agenten zorgt hij er voor dat de verkeersafwikkeling soepel verloopt. „Volgens mij heb je geluk, jongedame." Het meisje gniffelt ver legen, duikt diep weg in haar jas en sluit aan in de rij. Je ziet haar denken: laat maar lullen, ik wil naar binnen. Honderden blauwbekkende pubers maken zich op voor de bestorming van Brothers. De deur naar het dansparadijs blijft echter gesloten: half acht is half acht. Het is een komen en gaan van auto's. Als echte sterren worden kinderen afgezet door trotse vaders en bezorgde moeders. Alleen de rode loper ontbreekt. Anderen komen met de geel gekleurde Brothers-bussen, die de kinderen voor een paar euro ophalen uit omliggende plaatsen. En aan het eind van de avond worden ze natuurlijk keurig thuisgebracht. Slechts een enkeling komt met de fiets. Heerlijk chaotisch Binnen is het lekker warm. De garderobedames, de dj's, het barpersoneel, de muntenverkopers en de portiers zijn klaar voor een 'heerlijk chaotisch avondje'. De stekkers zijn uit de sigarettenautoma ten getrokken, de koelkasten zijn tot de nok toe gevuld met frisdrank, de geluidsinstallaties wor den aan een laatste test onderworpen. Pubers in een uitverkochte disco. De meiden hebben hun stinkende best gedaan om er zo mooi mogelijk uit te zien. Foto: GPD/Anouk Hebing Portier Rob werpt nog een blik op de monitor bo ven de ingang. Hij kijkt naar de wachtende en iet wat ongeduldig ogende massa, die met verschil lende camera's in de gaten wordt gehouden. „Tsss, iedereen wil ook stipt om half acht naar binnen. En geen seconde later. Waarom? Ze willen niks, maar dan ook helemaal niks missen." De portier wrijft in zijn handen, neemt een slok koffie en hijst zichzelf in een kogelvrij vest. Zwart colbert erover, klaar. „Een standaard procedure, het is niet anders", zegt Rob. Want het devies van Brothers luidt: veiligheid en gezelligheid. Ook op avonden als deze. Marco Peek, samen met zijn broer eigenaar van Brothers, loopt een laatste ronde. Door de strak ingerichte, Italiaans ogende Club Zaal met dans vloer en rookmachines, de donkerbruine en gezel lige Beierse Zaal (inclusief dansvloer) en het sjieke Grand Café op de eerste verdieping (schuin boven de hoofdingang/garderobe). Dan is het half acht; de duim van Peek gaat om hoog, de deuren kunnen open. Wat volgt is een gegil, gejoel en geschreeuw. Teenage Dance in Brothers! Gedoseerd komen ze binnen, al die twaalf-, dertien-, veertien-, vijftien en zestienjarigen. Elk kaartje wordt afgescheurd. Geen kaartje? Pech gehad. Volgende keer beter. Sorry. Al die binnenkomende kinderen hebben één ding gemeen: ze hebben hun stinkende best gedaan om er deze avond zo mooi mogelijk uit te zien. Neem de meiden. De meesten zijn behoorlijk op gemaakt. Verder dragen ze het liefst een strak shirtje, een hippe (spijker)broek of rok(je) en mak kelijke schoenen. Oh ja, de navel mag best gezien worden. Liefst met piercing, natuurlijk. En de jongens? Hun verschijning laat zich het bes te omschrijven als 'quasi nonchalant'. Dat bete kent: veel gel in het haar, een (al dan niet wijde) spijkerbroek, sweater en gympachtige schoenen. Eventueel met zonnebril of cap. Liefst allemaal van een bekend merk. Geen prutsmerken, maar echt dure labels. Dat geldt overigens ook voor de meiden. Een greep: Gsus, Replay, Polo Ralph Lau ren, Kookaï, Versace, Vans, Hilfiger. De meeste jongens kiezen - eenmaal binnen -, voor een plekje tussen de garderobe en de hoofd ingang. Tot iedereen binnen is. „Waarom? Hoezo waarom? Wat denk je zelf? Wijven kijken natuur lijk", roept een jongen van hooguit dertien jaar. Hij schrikt een beetje van zijn eigen stoere praat, maar heeft natuurlijk wel de mannelijke lachers op de hand. En de langslopende meiden? Ach, die ho ren het heus wel. Maar de dames houden wijselijk hun mond en lopen door, want zij willen dansen. Drie vriendinnen leveren hun jas zo snel als moge lijk in bij de garderobe en sprinten naar de Beierse Zaal, op zoek naar een blok (een verhoging aan de rand van de dansvloer). En daar zijn er riiet zoveel van. Zo'n blok blijkt namelijk een zeer strategische plek te zijn: voor het goede overzicht, maar vooral ook om bekeken te wórden. Een voor een klaute ren de meiden erop. Ze gaan achter elkaar staan, zoeken het juiste ritme en gooien de armen de lucht in. „Vet man, dit blok is van ons." Dan, in koor: „Ieieieieieieiei". Binnen een half uur zijn de twee zalen gevuld. El ke zaal heeft zijn eigen muziek: house in de Club Zaal, de wat populairdere muziek in de Beierse Zaal. Het is al gauw een dansende, stampende massa. En dat blijft eigenlijk zo tot sluitingstijd. Cola is het meest gedronken drankje vanavond, het minder bekende Xi staat op nummer twee. Ro ken is voor de meesten geen issue. Het wordt ove rigens wel toegestaan. Blowers zijn niet welkom. Wie zich daar toch aan waagt, heeft een groot pro bleem: sowieso een toegangsverbod, verder wor den politie en ouders onmiddellijk gebeld. Wie denkt dat de vijf dienstdoende portiers een rustige avond beleven, heeft het volledig mis. De brede mannen worden constant aangeschoten door kinderen. Ze vragen om een pleister, willen hun vader, moeder, broer of neef bellen of komen klagen over 'klierende jochies'. Verantwoordelijk „Het is veel drukker dan een normale zaterdag avond", weet portier Remco. „Niet zozeer qua aantal mensen, maar de avond verloopt veel chao tischer. Super rommelig eigenlijk, maar wel hart stikke leuk. Kijk nou zelf: die kids zijn zo ongeloof lijk uitgelaten. Ze zitten middenin het opvoedings proces. Bevaderlijken, dat woord zoek ik. Je voelt je toch verantwoordelijk voor die kinderen. Ik heb zelf een dochter van negen. Als zij twaalf is, mag ze hier naar toe. Echt, dit is pedagogisch verant woord." Halverwege de avond komt iemand van de buiten wacht naar binnenlopen, met een halflege fles bessenjenever in zijn handen. Remco: „Tja, alcohol is tijdens de kinderdisco ten strengste verboden. Dus sommigen gaan indrin ken, thuis of op het terrein. We kunnen niet alles controleren, maar we zien snel genoeg of iemand rode oogjes of een bleek bekkie heeft. En dan zijn ze bij ons aan het verkeerde adres." Ook Albert ziet er op toe dat de avond gladjes ver loopt. Hij houdt zich vooral op bij de toiletten. Of wel: het damestoilet is verboden voor de jongens, het herentoilet verboden voor de meiden. „Sociale controle", zegt hij. Albert verbaast zich er wel eens over 'hoe vroeg de kinderen er tegenwoordig bij zijn', met alles eigenlijk. „Een dooddoener, maar de tijden zijn veranderd. Ik was heel rustig toen ik twaalf, dertien jaar was, ruim vijfentwintig jaar ge leden. Bovendien, wat was er vroeger voor ons op die leeftijd eigenlijk te doen? Niets, helemaal niets. Dit alles is wel leuk om te zien. Al die jongens en meisjes, op zoek naar hun eigen ik, hun eigen stijl. Ze worden sneller volwassen. Ach, toe ook maar. Deze avond is van hun." Ze is jong en ze is mooi, maar ze houdt zich bij het schaakbord. Judit Polgar (26) is sinds haar kinderjaren de beste vrouwelijke schaker ter wereld. Ze kan zich meten met de grootste meesters, Garry Kasparov incluis. Slechts twee vrouwen kunnen in haar schaduw staan, haar eigen zusjes. Zij hadden dan ook dezelfde trainer: hun vader. door Cees van Zweeden Judit Polgar is een en al glimlach als de deur van haar appartement open zwaait. „Heb je het gehoord?" vraagt ze. „Ik heb het toer nooi in Spanje gewonnen." Haar woonkamer puilt uit van de trofeeën, weggesleept uit alle windstreken. Een vitrine toont schaakstukken van hout, glas, metaal, plastic. Haar mooiste stukken, van blauw ge kleurd glas, zijn uit Nederland. Op de grond ligt een leeuw, de kop omhoog. Slechts vlees en ingewanden ontbreken. Acht maanden per jaar reist Judit de aarde rond, van de ene wedstrijd naar het andere toernooi. De rest brengt ze door op de Gel- lert Heuvel in Boedapest, haar stad. Achter haar raam ontrolt zich het uitzicht dat hon derdduizenden toeristen naar Boedapest lokt: de burcht, de bruggen, de majestueuze rivier, de basiliek. Nee, we hebben niet gehoord van het toer nooi in Benidorm. Maar we verbazen ons over haar geestdrift. Wint Judit Polgar niet vaker? „Ja, maar dit toernooi had een heel sterke bezetting", zegt ze.Anatoly Karpov was er en Sergey Karjakin. Ken je Karjakin? Hij is het laatste wereldwonder. Hij komt uit de Oekraïne, pas twaalf jaar en waanzinnig goed. De jongste grootmeester ter wereld." Om dat te zijn, moet je goed zijn. Judit Pol gar verwierf zelf de titel van jongste groot meester in 1991, toen ze 15 jaar en vijf maanden jong was. De schaakwereld was verbijsterd. Sinds 1958 stond het record op naam van de legendarische Bobby Fischer, die een maand ouder was toen hij groot meester werd. Fischer stond bekend om zijn dédain voor vrouwelijke schakers. Dat uitge rekend hij zijn titel aan een meisje moest kwijtraken, was ironisch. Dat dédain droop in die dagen van de schaakborden af. Vrouwen waren te emotio neel om te schaken. En als ze wel konden schaken, waren ze geen vrouwen. Garry Kas parov, die tijdens wedstrijden met zijn be nen kwispelt van emotie, noemde Judit Pol gar 'een afgerichte hond'. Als Judit Polgar er gens opdook, veranderde alles. Het toernooi ging niet meer tussen Kasparov en Korchnoi. Het was - in de ogen van de schaakpers - een 'Veldslag der Geslachten'. Het was voor schakers nooit leuk om te ver liezen, maar van een vrouw? Eenmaal flikte Kasparov haar zelfs een kunstje om een ne derlaag te voorkomen. Hij pakte zijn paard om vervolgens te constateren dat hij zich had vergist. Snel zette hij het stuk weer te rug, en deed een andere zet. De scheidsrech ter was net even weg. Polgar, te verbluft om te protesteren, verloor de wedstrijd. „Dat was in 1994 in Spanje", glimlacht Judit. „Sindsdien is er een hoop veranderd. In het begin werd ik gezien als een curieus feno meen. Een meisje? Wauw! Maar nu zijn de heren aan me gewend. Ze accepteren mijn aanwezigheid. Zelfs Kasparov groet me te genwoordig, hoewel hij al een keer van mij verloren heeft." Ze hebben allemaal wel eens van haar verlo ren: Kasparov, Karpov, Korchnoi, Short. Grootmeester Joel Lautier, topper in Frank rijk gedurende een decennium, werd vorig jaar in twaalf zetten afgedroogd. Maar zelfs na zeventien jaar aan de top blijft Judit Pol gar de aandacht trekken in de mannenwe reld van het schaken. In Boston schoof een verslagen opponent zijn scorepapier naar haar toe, wat gelijk staat aan het hijsen van de witte vlag. Maar op het papier had hij boven de zetten nog een regeltje gekrabbeld: 'Wat zijn je plannen voor vanavond?' Judit nam het hem niet kwalijk. Niet elke dag werd een topschaker geconfronteerd met een dominerende, ge- minirokte, hooggehakte dame in stockings. Haar curriculum vitae is onberispelijk. Ze leerde schaken toen ze vijf was. Op haar eer ste internationale toernooi verscheen ze met een teddybeer. Landskampioen werd ze als 14-jarige. De grootmeesterstitel kwam luttele maanden daarna. In '98 was ze de eerste vrouw, toen 22 jaar, die de US Open won. In hetzelfde jaar versloeg ze Karpov in een duel van acht wedstrijden. En thans staat ze nummer achttien op de wereldranglijst van de schaakfederatie, als enige vrouw bij de eerste honderd. Het enige dat nog opmerkelijker is dan haar succes, is de weg naar dat succes. Die weg werd gebaand door haar vader. Laszlo Pol gar is een kleine, strenge man met een vast besloten blik in de ogen. „Toen hij mijn moeder trouwde, vertelde hij haar meteen al wat hij met zijn kinderen van plan was", ver telt Judit. Laszlo was van plan om van zijn kinderen genieën te maken. Hij kreeg drie fraaie doch ters, en allen werden genieën. Vandaag lei den Zsofia en Zsuzsa, de twee oudere zus sen, een meer prozaïsch bestaan. Zsofia liet zich schaken door een Georgische groot meester, en woont nu in Israël. Zsuzsa, die Judit Polgar. Archieffoto ANP Hongarije voor New York verruilde, zit ook in de kleine kinderen. Maar als Judit een keer een sparringpartner van het eigen ge slacht wil, komt ze al gauw bij haar zussen uit. Beiden zijn schaakgrootmeesteressen. „Mijn vader denkt dat je van ieder gezond kind een genie kan maken", zegt Judit. „In telligentie is niet aangeboren, maar aange leerd." En dus ondergingen de drie zussen een uniek experiment: ze bleven thuis van school. Laszlo Polgar, doktor in de pedago giek, onderwees zijn kroost zelf. En op het rooster stonden maar drie hoofdvakken: schaken, schaken en schaken. Twee tot acht uur per dag. Judit, die een hele tros buitenlandse talen spreekt, gelooft niet dat ze er slechter van geworden is. Als we suggereren dat een kind thuis hoort op school, gaat ze in de egelstel ling - Siciliaanse verdediging, Scheveningse variant. „Van schaken leer je een hoop. Het dwingt je tot creativiteit, maar ook tot het vinden van praktische oplossingen. Je moet slimmer zijn dan je tegenstander, maar ook kunnen verliezen. En een straf is het niet om zo veel te schaken. Als kind raak je eraan verslaafd." Met opzet had Laszlo zijn dochters grootge bracht met het schaakbord, en niet met een gitaar. Een schaakbord was goedkoper, en in huize-Polgar was geld een schaars kleinood. Maar bovenal: met schaken was de vooruit gang beter te meten. Zoals Laszlo zegt, die is aangewipt om zijn dochter mee te tronen naar het theater: „Je kunt winnen, gelijk spe len, of verliezen." Zijn dochters wonnen meestal, en in de ja ren '80 en beginjaren '90 begon Laszlo met hen de internationale toernooien af te lopen. Binnen het schaakwezen verwierven de Zus- jes-Polgar evenveel faam als de Jackson- Broers eerder in de muziekwereld. In 1988, tijdens de Wereld Schaak Olympiade in Grie kenland, maakten ze furore door de onver slaanbaar geachte Sovjet-Unie te overklas-^ sen. Een krant kopte: 'Polgar-Zussen win nen; Sovjet-Unie in brand'. Maar uiteindelijk bleek Judit, de benjamin, de beste. „Mijn oudste zus lag in de frontli nie", zegt ze. „Ze leed onder de problemen met de Hongaarse schaakfederatie en met de regering. Eenmaal kwam er gewapende politie bij ons aan huis, die mijn vader som meerde haar naar school te sturen. En wat betreft Zsofia - zij was erg goed. Maar ze had de pech dat ik beter was." En toen was er dus nog één Polgar. Hoelang nog? Judit, twee jaar geleden getrouwd, krult haar lippen tot de glimlach die haar han delsmerk is.Als ik een kind krijg, stop ik met spelen op topniveau. Ik wil dan tijd be steden aan mijn kind. Of ik het thuis houd van school, weet ik nog niet. Maar één ding is zeker: schaken zal het leren."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2003 | | pagina 37