Veertig jaar een brutale aap
Gerard Cox houdt niet van mensen die zichzelf zo serieus nemen
Als ik eenmaal
dood ben,
ben ik dood'
'Hebbie 't weer:
Etiket erop, laatje
dicht. Klaar'
Veertig jaar artiest,
62 jaar in leven.
Meewind en
tegenwind. Gerard
Cox, die op maandag
18 november in het
nieuwe Luxor in
Rotterdam op een
theatergala wordt
getracteerd, is altijd
een jochie gebleven.
Eens een brutale aap,
altijd een brutale
aap. „leder moet zijn
eigen manier zoeken
om zalig te worden,
zei de apostel
Paulus."
door Wessel Penning
ZATERDAG
16 NOVEMBER
2002
ER
BIJ
Cox: „Ik wil mensen aan het lachen brengen. Is het moeilijkste wat er is." Foto.- GPD/Jaap Rozema
Typisch Coxmoment. Op een
zondagmorgen in de duistere
coulissen van de Doelen. Ge
rard Cox, die over zestig seconden
met een actueel lied een optreden
van Jan Vayne moet inleiden, heeft
nog iets uit te vechten.
Vayne: ,,Eh, Gerard. Er zijn na afloop
cd's te koop... Of zal ik dat straks zelf
maar zeggen?"
Cox: „Zeg dat zelf maar. Anders heb
ik het straks weer gedaan." Brutale
pretogen.
Een moment later maakt hij vanaf
het podium grappen over Sparta, dat
alweer verloren heeft. ('Wist u dat de
winnende goal door ene Gerard
Kocks werd gemaakt') Hij sluit het
korte optreden af met een 'Lied van
de Week'.
Wanneer een leraar ziek wordt, is
dat nooit meer een bezwaar
Hij wordt gelijk vervangen door een
echte kunstenaar
Die gaat dan met de kinderen kunst
zinnig uit zijn bol
Straks loopt heel Rotterdam met
kunstenaartjes vol
En:
Ik sprak laatst een inbreker en weet
je wat ie zee
Als ik ga inbreken
neem ik mijn advo
caat mee
En als die niet kan
Prins Bemhard...
Iemand zei dat Ge
rard Cox graag een
Freek had willen
zijn. Zo'n op en top
geëngageerde artiest
als Freek de Jonge. Cox reageert ont
hutst. „Wie zei dat? Wie? Helemaal
niet waar! Ik heb nooit de pretentie
gehad zo getuigend en belerend op
het toneel te staan. Mijn idolen wa
ren Danny Kaye en Lou Bandy. Ik
wil mensen aan het lachen brengen.
Is het moeilijkste wat er is."
Cox' kleedkamer in de Doelen. Inte
rieur anno 1978. Lila vloerbedek
king, schrootjes, spotjes en witlede
ren zithoek. Een vleugel en een koel
kast. Hier zit, weggezakt in de kus
sens, een jochie van in de zestig.
Ontspannen. Twee uur lang open
hartig. Soms bloedserieus. Af en toe
cynisch en korzelig. Scheldt graag,
maar is ook relativerend en vol
zelfspot. „Ik hou niet van mensen
die zichzelf zo serieus nemen."
Het zit hem daarom zo dwars dat hij
al jarenlang een in Amsterdamse
kringen omstreden columnist is van
de Feyenoordkrant. Met de stukjes,
die steevast gaan over Ajaxvriendelij-
ke berichtgeving door Ajaxvriendelij-
ke journalisten van Studio Sport en
de Volkskrant, zou hij haat hebben
gezaaid.
„Demonisering!" roept hij uit.
Terwijl het allemaal 'zeker niet voor
honderd procent serieus' bedoeld is.
„Het is cabaret. Monologen. In vijf
tig minuten opgeschreven. Trou
wens allemaal waar."
Een keer ging hij te ver, vindt hij.
Aan het begin van de jaren zeventig
schreef hij het liedje 'Ajax is dood'.
„Dat liedje was hard en humorloos.
Dat gaat een echte Ajaxsupporter
door merg en been."
God strafte hard. In de jaren die
volgden won Ajax alles.
Cox„Ik ben toen wel aan mijn trek
ken gekomen."
Kom niet aan Feyenoord.
„De warmste club, het mooiste sta
dion, de trouwste supporters. Ik
kom er sinds 1945."
Vorig jaar won Feyenoord de UEFA
Cup. Was het leven toen af?
„Oh nee. Jammer genoeg begint het
later allemaal weer opnieuw. Het
zelfde gezeik. Moet je weer iedere
week winnen."
Spartanen spreekt hij in café Tim
mer. Hij heeft ze jaren gewaar
schuwd voor het verval.
„Die club wordt op een archaïsche
manier gerund. Door incompetente
mensen. Ze hadden kunnen samen
werken met Feyenoord, maar ze wil
den niet. Dommigheid."
Hij wordt moe van het geroddel over
de in Spartakringen gehate Feye-
noordvoorziter Jorien van den Herik,
die ooit een oerspartaan zakelijk zou
hebben geflikt. „Oké, zeg ik dan te
gen zo'n zeur: Als ik nu zeg dat je ge
lijk hebt, zijn jullie dan niet g
deerd?"
Veertig jaar al is Cox artiest.
„Ik kan het niet bevatten. Het is als
een schicht voorbijgegaan."
Je was onderwijzer in de Rotterdamse
wijk Crooswijk. Had je dat veertig
jaar kunnen volhouden?
„Mijn broer heeft veertig jaar voor
de Idas gestaan. Met veel plezier. Hij
was een goede leraar. Ik was destijds
van een, zoals wij dat noemden,
nieuwe lichting. Wij zouden het be
ter gaan doen... Maar tegenwodïdig
pfff, tegenwoordig hoeven ze niet
meer naar je te luisteren. Hoeven ze
niets meer te leren. Niets voor mij."
Even, heel even maar, zat hij in de
vroege jaren zestig thuis in de Goe-
reesestraat, te wachten op een belle
tje van iemand die behoefte had aan
een jongen met een gitaar. Gauw
ging hij optreden in Kaas- en Wijn
kelder de Prinsenvloot te Delft. Aan
zijn zijde zat de pianist Jan Willem
ten Broeke, die nadien chemicus
werd en ook nog directeur bij Buma
Stemra.
Gerard Cox werd beroemd. Eerst
met het cabaretgezelschap Lurelei,
later met Cursief, Frans Halsema en
Rients Gratama. Met Halsema was
hij een boegbeeld van een generatie.
Twee jochies met grote beldcen.
Maatschappijkritisch en links, zo
hoorde het immers.
Beschaamd: „We zongen over 'twee
jongens met een groot talent'. Drie
endertig jaar oud, 'net zo oud als Je
zus'."
De wereld lag open. Maar er ging
iets mis. Cox beging iets wat in die
jaren als een doodzonde werd be
schouwd: Hij verdiende geld met de
hit Het is weer voorbij die mooie zo
mer. Hij trad zelfs op bij de Tros! Bij
Op Losse Groeven, de show van Chiel
Gerard Cox (links) en Frans Halsema in 1975. Archieffoto
Montagne een plek die in linkse
kringen wel als de hel op aarde werd
gezien. De linkse culturele elite legde
zijn nek onder de guillotine. Die kop
moest eraf! Ivo de Wijs zong het lied
Pak de poen, ome Gerard.
„Het is voor mij geen item meer",
zegt hij nu. Maar na enig aandringen
loopt hij alsnog leeg.
„Die hit -een honderdprocentliedje
met een geweldig arrangement van
Rogier van Otterloo- strookte niet
met mijn linksgetuigende, maat
schappijkritische imago. Ik had na
tuurlijk een lange neus moeten trek
ken, maar ik ging me verdedigen.
Dom."
Het waren wonderlijke jaren. De
wetten van links. „Alles lag vast. Wat
wel mocht, wat niet mocht. De Tros,
dat mocht dus niet. Terwijl alles wel
mag, wat mij betreft. Laissez faire.
Gerard Cox met medespelers Sjoerd Pleijsier, Joke Bruijs en Mouna Goeman-
Borgesius uit de serie 'Toen was geluk heel gewoon'. Foto: ANP/Koen Suyk
Ieder moet zijn eigen manier zoeken
om zalig te worden, zei de apostel
Paulus al."
Hij weet nog dat iemand als Wim
Bosboom verketterd werd, omdat
die het waagde de 'slangenkuil' Vara
voor de Tros in te ruilen. „Die hu
morvolle man werd zo ongeveer als
een landverrader afgeschilderd. Eti-
kettenplakkerij!"
Vorig jaar werd hem gevraagd op te
treden op een avond ter ere van Ivo
de Wijs. Waar het publiek een tegen
aanval verwachtte, een antilied, zong
hij ten overstaande van alle cracks
van zijn vak doodleuk nog eens het
Pak de poen, ome Gerard. „Toen was
de cirkel rond", zegt hij nu tevreden.
Hij wil het niet meer hebben over de
kogels van links. Het kan hem 'geen
reet' meer schelen. Maar de ergernis
is gebleven. Zijn stem hebben ze nog
nooit gekregen, maar de sympathie
voor het gedachtengoed van Bolke-
stein en Fortuyn groeit. Uit zijn
mond klinkt vaak een rechts geluid.
Rechts?
„Nee. Dwars. Wat ik zeg is meestal
gebaseerd op gezond verstand. Eind
jaren tachtig lazerde de Berlijnse
muur om. Toen was alles anders. Wij
hadden ons wijs laten maken dat de
mensen in Oost-Berlijn, die iedere
dag voor brood in de rij stonden, ge
lukkig waren en in die rijen nog
Proust lazen ook."
Hij begrijpt niet dat de Nederlandse
communisten van voorheen tegen
woordig nog burgers van aanzien
zijn en nog goede banen hebben
ook. „Bolkestein zei al: NSB-ers kwa
men na de oorlog 90k niet aan de
bak. Zo'n Ina Brouwer. Die heeft een
topfunctie op een ministerie: een
tonnetje of twee."
Hij heeft in mei niet op Pim Fortuyn
gestemd. „Die was al dood. Je kon
toen al zien dat die LPF een tragi
sche mislukking zou worden. Dat
stelletje opportunisten dat achter
Fortuyn aanliep, was niet te vertrou
wen. Maar het is leuk dat zo'n man
netje als Fortuyn de politiek in zes
maanden in dolle paniek heeft ge
bracht."
Gerard Cox hoeft niet langer politiek
correct te zijn.
„Er kan weer over alles gesproken
worden. Dat moet ook. Die stomme
intellectuelen... Die hebben het al-
lochtonendom onbespreekbaar ge
maakt en alles onder een deken van
multiculturaliteit gelegd. Die arme
mensen in de volkswijken werden
overspoeld door buitenlanders die
niet geïnteresseerd waren in onze
cultuur. En toen die mensen klaag
den, werden ze racisten genoemd.
Hebbie 't weer: Etiket erop, laatje
dicht. Klaar."
Cox rekt zich uit. Gaat lui onderuit,
legt zijn schoenen op de salontafel,
trekt een tevreden kop en komt dan
met de uitsmijter.
„Natuurlijk is de Europese cultuur
superieur. Anders zouden al die
mensen hier niet heen gekomen
zijn, zei Bolkestein al eens, voordat
hij voor een mooie baan in Europa
koos."
Hij heeft zelf magere jaren gehad. Is
niet slecht voor een mens, vindt hij.
Hij vond zijn draai weer op het to
neel. Met Pleuni (Touw) en Hugo
(Metsers). In de musical Fien, in een
programma met Rients Gratama.
Scoorde nog een hit [De Laaielichter
en voelde zich niet te goed voor
bruiloften en partijen.
Inmiddels is het schip met geld bin
nengevaren. Het heet Toen Was Ge
luk Heel Gewoon... en trekt al een
jaar of tien miljoenen televisiekij
kers. Cox schrijft het script en speelt
de hoofdrol. Nederland lacht zich
rot om die onhandige, onuitstaanba
re Rotterdamse Jaap en de ouderen
onder ons zwijmelen weg bij de her
inneringen aan die onschuldige na
oorlogse jaren. In deze tijden van
nieuwe politiek en een roep om
waarden en normen wordt weieens
terugverwezen naar de jaren vijftig
en zestig.
„Mensen waren
met minder tevre
den. Maar het was
ook een verstik
kende tijd. De au
toriteiten van toen
moesten verdwij
nen. Het is jam
mer dat er niets
voor in de plaats is
gekomen."
Hij moet even weg. Vayne uitzwaai
en. De blazer gaat aan. Opgewekt
vertrouwt hij de Doelen nog wat ge
dachten toe. Een paar minuten later
is hij terug in de kleedkamer. De bla
zer gaat weer uit.
Het gaat je gemakkelijk af. Is het een
makkie, zo'n zondags optreden in de
Doelen?
„Nee, da's geen makkie. Mensen hoe
ven ook niet te weten hoe moeilijk
het is. Iedere zondag moet er wel even
iets neergezet worden. Ik doe 't graag.
Misschien is dat wel mijn kracht. Dat
ik ontzettend veel lol heb in mijn
werk.
Het zijn goede Coxjaren. Aanzien
zat. Bij de eind 1999 uitgeschreven
verkiezing 'De Rotterdammer van de
Eeuw' eindigde hij op een zeer eer
volle zevende plaats. „Leuk", zegt
hij. „Maar het was natuurlijk de
waan van de dag."
Doe dus tegenover Gerard Cox niet
te sentimenteel. Vraag hem niet hoe
hij herinnerd wil worden. Overbodi
ge vragen. Hij noemt zijn liedje De
doden joggen met me mee. Hoe ou
der een mens wordt, hoe meer do
den achter 'm aan lopen. Erik Herfst,
Frans Halsema, Rogier van Otterloo.
„Wat zijn herinneringen waard? Het
gaat allemaal zo snel joh tegenwoor
dig. De Grote Drie. Sonneveld, Kan,
Hermans. Wie heeft het nog over
hen. Cox? Er ligt een stapel cd's van
hem. Die kunnen de mensen blijven
draaien als ze willen. Maar als ik
eenmaal dood ben, ben ik dood."