3 Hopeloos gevecht tegen mensensmokkelaars ÜDVÖZÖLJÜK MAGV .RORSZAGON! BITA6M0 HA yrOPLUHH! WELCOME TO HUNGARY! Hongaarse grenswacht mist middelen De Hongaarse oostgrens wordt, als Hongarije lid wordt van de Europese Unie, de nieuwe buitengrens van de EU. De bijna 300 kilometer lange grens is nu al zeer in trek bij criminele organisaties die zich hebben gespecialiseerd in mensensmokkel. Duizenden Afghanen, Irakezen, Vietnamezen, Srilankanen en Bengalen betalen enorme bedragen om via Hongarije naar West-Europa te worden gebracht. De Hongaarse grenswacht is nauwelijks opgewassen tegen smokkelaars die het, in tegenstelling tot de grenswacht, aan geld, mankracht en materiaal niet ontbreekt. „We hebben vaak het gevoel dat we voor joker staan. Kapitein Gabor Kanyo schiet in de lach en zijn twee ondergeschik ten gniffelen mee. Aanleiding tot de hilariteit is onze blijkbaar nogal naïeve waag 'of de smokkelaars ook over zulke mo derne apparatuur beschikken'. We hebben even door de gloednieuwe nachtvisie-verre- kijker van de grenswacht mogen turen. Als kapitein Kanyo is uitgelachen, zegt hij: „Die hebben veel meer en modenier spul dan wij." We staan op een mooie nazomeravond kort voor middernacht op de Hongaarse oe ver van de Tisza-rivier die hier bij het plaats je Tiszabecs enkele tientallen kilometers lang de grens met Oekraïne vormt. De in het maanlicht blinkende rivier is hier slechts en kele tientallen meters breed en vormt een van de vele zwakke plekken in de bijna 300 kilometer lange oostgrens van Hongarije met Roemenië en Oekraïne. Veel meer dan een vlot of bootje, een lang touw en wat handlangers die aan weerszij den op de uitkijk staan is hier niet nodig om vanuit Oekraïne Hongarije binnen te komen. Maar er gaat desondanks wel In april 1999 kwamen veertiei het leven toen hun plastic vlot midden op de wilde en ijskoude rivier omsloeg. Het gros van de meer dan 15.000 illegalen die afgelopen jaar in Hongarije werden aan gehouden, kwam via deze grens het land binnen. En dit deel van de grens met Oekra- ine is volgens kapitein Kanyo veruit het meest in trek bij de mensensmokkelaars. „We doen wat we kunnen, maar het is sim pelweg een ongelijke strijd." De cijfers die Kanyo routinematig uit zijn mouw schudt, spreken boekdelen. De grens post Tiszabecs, waarvoor hij verantwoorde lijk is, heeft de beschikking over 43 grens wachten. Die 43 man worden geacht de ruim veertig kilometer lange grens dag en nacht te bewaken, inclusief de drukke grensovergang Tiszabecs. „We hebben dus pakweg één man per kilometer voor bijna veertig kilometer ri vier en vier kilometer 'groene grens'. We hebben minimaal drie maal zoveel mensen nodig om ons werk echt goed te kunnen doen, maar daar is geen geld voor", verzucht Kanyo. Op papier lijkt een grenswacht per kilome ter misschien nog aardig, maar de werkelijk heid is veel minder rooskleurig. De grens wacht werkt in ploegendienst. Na aftrek van ziekteverlof, vakantie en vrije dagen houdt Kanyo 'netto' een bezetting van een man per vijf kilometer grens over. Als alles mee zit. Deze nacht heeft hij slechts zes mensen in het veld die in koppels van twee drie 'gevoe lige zones' in het oog houden. Verraders Iedere avond, aan het begin van de nacht dienst, wordt bepaald waar die nacht gesur veilleerd wordt. Onmiddellijk daarna gaan de grenswachten naar de hen toegewezen plek ken. Hun mobiele telefoons moeten ze op het kantoor achterlaten. „Een standaard vei ligheidsmaatregel", zo legt kapitein Kanyo uit. „We willen voorkomen dat een corrupte medewerker snel even doorbelt waar we die nacht patrouilleren en waar niet." Het risico dat er zich verraders onder zijn eigen mensen bevinden, is volgens Kanyo verre van denkbeeldig. „Er zijn enorme be dragen gemoeid met de mensensmokkel. Daarbij: onze mensen worden heel slecht betaald. Een grenswacht verdient hooguit 50.000 forint per maand (amper 400 gulden, red.), 's Winters moet je voor dat geld nach tenlang bij temperaturen tot twintig graden onder nul patrouilleren. Dan wordt het ver leidelijk om een keer opzij te kijken als je daarmee in één klap een paar maandsalaris sen kunt verdienen." Het komt volgens de baas van de grens post Tiszabecs regelmatig voor dat hij mede werkers weg moet sturen omdat hij ze niet meer vertrouwt. „Je kunt het niet altijd kei hard bewijzen, maar je voelt het aan. De di recte collega's merken het onmiddellijk als iemand niet zuiver op de graat meer is. Ieder jaar moeten we om die reden helaas een aantal mensen wegsturen. En in sommige gevallen werken ze daarna, veel beter be taald, voor de vijand." 'De vijand' zijn professionele, internatio nale misdaadorganisaties" die via Moskou en Kiev Afghanen, Irakezen, Srilankanen, Ben galen en wie er zich verder maar aandient naar het westen smokkelen. Per persoon re kenen ze tarieven van vele duizenden dollars voor een enkeltje naar West-Europa. De 'klanten' worden ook gedurende de reis, die vele weken kan duren, genadeloos uitgemol ken. „Ze moeten voor alles betalen, ook voor hét eten dat ze krijgen en voor het onderdak dat hen in afwachting van de volgende etap pe wordt geboden", weet Kanyo. De mensensmokkel is in het arme oosten van Hongarije inmiddels een ware industrie geworden. Volgens een voorzichtige schat ting van kapitein Kanyo verdienen minstens honderd mensen in 'zijn' regio een goede boterham aan de smokkel als gids, chauffeur of simpelweg als uitkijkpost. „Terwijl wij de grens in de gaten staan te houden, worden wij op onze beurt in de gaten gehouden door medewerkers van de smokkelaars. Zo'n baantje levert per nacht minstens vijftig dol lar (130 gulden-red.) op." Geen hulp De vraag of de Hongaarse grenswachten op steun van hun Oekraïense collega's aan de andere kant van de grens kunnen rekenen, is ook goed voor enige hilariteit. Om diploma tieke redenen wenst Kanyo niet al te veel te zeggen over die collega's, maar van enige hulp bij het bestrijden van de smokkelaars is duidelijk geen sprake. Eerder van tegenwer king, zo blijkt uit een anekdote. „Afgelopen voorjaar betrapten we op heterdaad een groep van zeventig personen bij het overste ken van de groene grens. In dat geval heb ben we het recht om iedereen terug te stu ren. Maar de Oekraïense collega's zeiden na een kort onderzoek ter plekke dat ze maar van veertig mensen voetsporen hadden ge vonden. Ze wilden daarom ook maar veertig personen terug nemen." De kans dat die veertig personen nu nog in Oekraïne zijn, is nihil. Illegalen die worden teruggestuurd, proberen het eenvoudigweg een paar dagen later elders opnieuw, gehol pen door smokkelaars die het gebied als hun broekzak kennen. „We zien dezelfde gezich ten soms twee maal binnen een paar da gen", aldus Kanyo. Ondanks de onderbezetting en het gebrek aan geld en materiaal waar de Hongaarse grenswacht mee te kampen heeft, houden Kanyo en de zijnen ieder jaar meer illegalen aan. „In 1994 pakten we 18 man, twee jaar later 80, vorig jaar 780 en dit jaar zitten we al dik over de 500. Elders in Hongarije werden vorig jaar nog eens zo'n 500 illegalen aange houden die hier de grens over waren geglipt. En we schatten dat het nog eens zo'n 250 an deren gelukt is om ongezien naar West-Eu ropa te gaan." Voor de goede orde: De cijfers hebben be trekking op de amper veertig kilometer grens die Kanyo onder zijn hoede heeft. En voor het gros van de illegalen betekent aanhou ding in Hongarije geenszins het einde van hun droom om een nieuw leven te beginnen in Frankrijk, Duitsland of Nederland, maar slechts vertraging. De meeste illegalen vra gen zodra ze worden gepakt politiek asiel aan en kunnen in dat geval niet worden te ruggestuurd voordat die procedure is afge rond. In negen van de tien gevallen zijn de asiel zoekers al naar het westen verdwenen voor dat ze zijn uitgeprocedeerd. De meeste Hon gaarse asielzoekerscentra zijn, net als die in Nederland, open. Wie wil vertrekken, wordt a-W; niets in de weg gelegd. En zelfs de paar ge sloten asielzoekerscentra die onder de grens wacht vallen, zijn verre van potdicht. Alleen al vanuit het 'gesloten' centrum in de stad Nyirbator in het oosten van Hongarije zijn dit jaar zeventig mensen ontsnapt. Usztics: „Mensen die per se weg willen, kun je on mogelijk tegenhouden. Die vinden altijd wel een manier om te ontsnappen." Usztics heeft de leiding over het gesloten asielzoekerscentrum in Nyirbator: een voor malige kazerne die oogt als een verloederde gevangenis. Het gros van de 151 'gasten' van Usztics bestaat uit alleenstaande mannen die niet voor politiek asiel in aanmerking ko men of die wachten op uitzetting naar het land van herkomst. In veel gevallen komt het daar echter nooit van omdat de personen in kwestie valse namen hebben opgegeven. „Zo lang de identiteit van iemand niet onomsto telijk vast staat, kan die niet worden terugge stuurd", verzucht majoor Usztics. De grenswacht kan mensen maximaal achttien maanden vasthouden omdat het il legaal overschrijden van de grens geen mis drijf is, maar slechts een overtreding. Daarna moeten ze worden vrijgelaten en hebben ze recht op een voorlopige verblijfsvergunning. En kan de geplande reis naar het rijke westen alsnog verder .gaan. „Het is dweilen met de kraan open", beseft Usztics. „We hebben vaak het gevoel dat we voor joker staan." Geldgebrek Een kant-en-klare oplossing heeft hij niet voor het probleem van de ieder jaar groeien de stroom illegalen voor wie Hongarije door gaans slechts tussenstation is. „Onze grens bewaking moet veel beter worden, want als ze eenmaal hier in Hongarije zijn, dan is het te laat. Jullie in West-Europa moeten Honga rije helpen, want het wordt uiteindelijk jullie probleem", meent de majoor. „Hongarije heeft niet het geld, jullie wel. En hoewel Hongarije pas over een paar jaar lid van de Europese Unie wordt, is de grens hier de fac to al lang jullie buitengrens." Majoor Usztics' baas, commandant Janos Banhegyi, denkt er net zo over. Banhegyi is verantwoordelijk voor de ruim driehonderd kilometer lange grens van Hongarije met Roemenië en Oekraïne. „We hebben in to taal zo'n driehonderd mensen in het veld. Ik was laatst op bezoek bij collega's in Beieren en die hebben per kilometer grens vier maal zoveel mensen als wij, zijn veel beter ge traind en hebben veel beter materiaal. Ter wijl wij hier veel meer onder druk staan van de smokkelaars." Banhegyi weet dat hij minstens drie maal zoveel mensen in het veld zou moeten heb ben om effectief te kunnen opereren, maar weet tevens dat hij dit jaar van de regering in Boedapest geen cent meer krijgt dan vorig jaar. „We zijn een klein, relatief arm land. Meer geld is er niet. Daarom moeten jullie in het westen bijspringen. Help ons. Dat is in jullie eigen belang." HANS GERTSEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 48