DUITS keurig en plezi TT Dempig „De dikste vrienden zullen zij niet worden", zegt prof. dr. Friso Wielenga (44) over de verhouding tussen Nederlanders en Duitsers. Maar dat hoeft ook niet van de Nederlandse historicus, die sinds enige tijd directeur is van het Centrum voor Nederland Studies aan de universiteit van het Duitse Münster. „Het gaat er om elkaar beter te leren kennen, de rest ontwikkelt zich vanzelf wel." Friso Wielenga, directeur Centrum voor Nederland Studies aan universiteit van Münster ij zit er nog maar net, in het histori- H sche 'Krameramtshaus' in hartje .A. X Münster, vlak achter de PrinzipaJ- markt met het stadhuis waar in 1648 de Spaans- Nederlandse vrede werd bezegeld. Onder het raam van zijn kamer, in het pand waar destijds de Ne derlandse onderhandelingsdelegatie logeerde, rij den de bussen af en aan. Het oude gebouw trilt re gelmatig op zijn fundamenten Vorig jaar had prof. dr. Friso Wielenga, toen nog bijzonder hoogleraar moderne Duitse Geschiede nis in Utrecht, het voor het kiezen. Zowel het Cen trum voor Duitsland-Studies in Nijmegen als het Centrum voor Nederland-Studies in Münster wilde hem als directeur. Zijn keuze viel op Münster. „Ik heb me de afgelopen jaren vooral in Neder land beziggehouden met de Nederlands-Duitse betrekkingen. Dan is het wel een uitdaging om je eigen vertrouwde invalshoek te verlaten en het ook eens van de andere kant te bekijken. Bovendien stap je in een instituut dat zijn sporen al verdiend heeft. Ik denk dat er, als je je bezighoudt met die betrekkingen, geen mooiere plek is dan hier in Münster." Mijn belangstelling voor Duitsland heeft onge twijfeld te maken met de geschiedenis van mijn ouders. Zoals in veel Nederlandse families zijn er ook in mijn familie tijdens de Tweede Wereldoor log slachtoffers gevallen. Mijn vader kwam door verraad in een concentratiekamp terecht. Later ontwikkelde zich daaruit een post-concentratie- kampsyndroom. Op die manier was de oorlog in mijn ouderlijk huis altijd op een bepaalde manier aanwezig, zonder dat er overigens generaliserend over de Duitsers werd gesproken. Maar het on recht dat in die periode heeft plaatsgevonden en de gevolgen daarvan zijn niet weg te denken. En dat vormt je natuurlijk ook. Mijn belangstelling om geschiedenis te gaan studeren is daar niet los van te zien. Het willen weten waarom fascisme en na- tionaal-socialisme op konden komen. Maar dat was niet de drijfveer om mij met Duitsland en de Nederlands-Duitse betrekkingen bezig te blijven houden. Het had anders kunnen gaan, want ik had ook belangstelling voor Frankrijk." Komt u in uw nieuwe werkkring al typisch Duitse dingen tegen? „Dat is moeilijk te zeggen. Ik voel me in beide lan den thuis, beweeg me in beide landen, werk in bei de landen en ben met een Duitse getrouwd. Onze kinderen hebben beide nationaliteiten. Maar na tuurlijk vallen je dingen op. De omgangsvormen zijn anders. De Nederlandse universiteit bijvoor beeld is veel horizontaler gestructureerd. Een Duit se hoogleraar heeft een andere positie dan zijn Ne derlandse collega. Mij valt ook op dat het in Neder land iets minder keurig is. Münster is héél erg keu rig. Maar ik heb ook nooit in* een Nederlandse nieuwbouwwijk gewoond; daar is het waarschijn lijk niet anders dan in de wijk waar ik nu tijdelijk Dingen zijn in Duitsland vaak beter i ik kijk naar wat mijn vrouw heeft meegemaakt toen zij vijf jaar geleden naar Nederland kwam en naar de manier waarop ik in Duitsland door de ambte lijke molen ben gegaan, dan was dat in Duitsland helder, duidelijk, beleefd, correct, efficiënt en snel. Punt. In Nederland hebben ze het in twee jaar niet voor elkaar gekregen om de combinatie van de Duitse en de Nederlandse kinderbijslag te regelen. Daar wacht ik nu nóg op. En in Duitsland was de kinderbijslag binnen twee dagen voor elkaar. Dus, met alle respect voor het succesvolle Nederlandse poldermodel: de efficiency en de vriendelijkheid zijn hier heel plezierig. Keurig maar plezierig." „Ja kijk, met het EK, dat moet ik ondanks alle toe nadering wel zeggen, is er maar één kleur waarvan ik hoop dat die wint en dat is oranje. Anne, mijn vrouw, is dan zeker voor de Duitse Mannschaft. Maar meer dan een gezond patriottisme komt er niet naar boven, dat gaat meer op een humoristi sche manier." U bent specialist op het gebied van Duitsland, ter wijl het centrum voor Nederland studies hier in Münster zich juist op Nederland richt. „Ik zie daarin geen probleem. Mijn onderzoek naar de Nederlands-Duitse betrekkingen is voor vijfen negentig procent onderzoek van Nederlandse bronnen. Het gaat om de Nederlandse kijk op de relatie, de Nederlandse identiteit. En als je de lan den met elkaar vergelijkt is het niet verkeerd als je ook de situatie in Duitsland kunt overzien." En Nederland een spiegel voor te houden? 'Ik wil niet met een belerend wijsvingertje rondlo pen, maar om het dan toch maar even te doen: in Nederland wordt vaak wel zonder kennis, met een zekere eigenwijsheid en soms.ook simpelweg irri tant over Duitsland gesproken. Een voorbeeld voor mij is de Franse politicoloog en publicist Alfred Grosser. Hij legde in Frankrijk Duitsland uit en hield de Fransen een spiegel voor, maar in Duits land deed hij het precies andersom. Door op die manier op te treden kun je aan beide zijden meer begrip voor elkaar kweken. Zonder dat we allemaal de djkste vrienden moeten worden. Dat is niet mijn doel en dat is ook niet zinvol. Dan ben je al leen maar uit op frustraties." Kan dat niet? „Nee, dat hoeft ook niet. Het gaat niet zozeer om een grote verbroedering tussen Nederlanders en Duitsers. Het gaat erom elkaar te leren kennen. Wat hebben we aan elkaar, wat kunnen we van el kaar leren? De rest ontwikkelt zich dan vanzelf wel. Maar je moet ook niet de illusie hebben dat je al le spanningen en wrijvingen weg kunt of moet ne men. Er blijven bepaalde voorgeprogrammeerde spanningen tussen landen en groepen. En het gaat erom om in dit geval aan beide zijden van de grens begrip voor de achtergronden van die spanningen en wrijvingen te kweken. En ze daardoor ook min der dramatisch en problematisch te maken dan ze soms lijken." Hoe doe je dat? „Het is belangrijk iets van elkaar te weten. Wan neer je Nederlandse jongeren vraagt naar hun beeld over Duitsland, zoals dat begin jaren negen tig gebeurde, en ze komen niet verder dan beelden die samenhangen met Duitsland tussen '33 en '45, dan heeft dat ook te maken met de kennis van die jongeren. Je moet scholieren duidelijk maken dat de ontwikkeling naar een normale democratie in Duitsland een heel succesvol proces is geweest. Dergelijke kennis breng je over door mensen sa men te brengen. Niet groepen bij elkaar zetten en denken: 'dat verbroedert vanzelf wel', want zo lukt het zeker niet. Laat jongeren samen iets doen, de kwaliteit van grenswatefen onderzoeken bijvoor beeld, of samen eens gaan kijken hoe je omgaat met de integratie van minderheden. Zonder dat eindeloze navelgestaar. En aan Duitse zijde moet je begrip opwekken voor bepaalde gevoeligheden die in Nederland bestaan jegens Duitsland, die niet al tijd direct met de Tweede Wereldoorlog te maken hebben. Als er spanningen zijn, wordt aan Duitse kant vaak gedacht: zie je wel, die Nederlanders kunnen die Tweede Wereldoorlog maar niet verge ten. Dat is soms ook zo, maar in Duitsland wordt vaak de tegenstelling klein-groot vergeten. En dat Nederland ook een zekere distantie nodig heeft om zijn eigen identiteit tegenover dat grote land zicht baar te kunnen maken. En dat ze Nederland ook niet moeten zien als de zeventiende deelstaat waar iedereen probleemloos Duits praat en waar je overal met Duits geld kunt betalen." Blijjt dat niet vechten tegen windmolens? „Maar dan doe je alsof het allemaal zo vreselijk zwart en dramatisch is! Alsof je bij wijze van spre ken je leven niet zeker bent als je als Duitser naar Nederland gaat! Natuurlijk, iedereen kent verhalen over onaangename incidenten. Maar zo drama tisch is de situatie niet. Wanneer je de berichtge ving over Duitsland volgt in de Nederlandse kran ten, kun je inderdaad af en toe tussen de regels door bepaalde dingen lezen en soms vinden jour nalisten het wel aardig om openlijk met een zeker venijn over Duitsland te praten of te schrijven. Ne- derland-Duitsland is zeker een relatie die bepaalde zorg nodig heeft. Maar de gesprekken over wat we nou van elkaar vinden, moeten we niet elke keer opnieuw voeren. In een zich verenigend Europa is het belangrijk om politieke structuren en culturen te vergelijken. Op die manier zie je dan ook wat realistisch is wanneer je praat over Europese samenwerking. En dat je niet zomaar het Nederlandse poldermodel naar Duitsland kunt overhevelen. Dan kun je met een open blik voor elkaar ook het een en andere opsteken, zonder voortdurend die thermometer te pakken en te vragen: is het nu koortsig of is de temperatuur weer een beetje normaal?" Is die temperatuur de laatste tijd niet erg normaal? „Het is ook nooit goed kennelijk. Er is nu sprake van een heel goede, nuchtere en zakelijke verhou ding. In de vroege jaren negentig is de Nederlands- Duitse relatie uit balans geraakt, door een aaneen schakeling van incidenten en spanningen, maar de afgelopen jaren is er fundamenteel iets veranderd. Men merkte in Nederland tot op het hoogste rege ringsniveau dat men zo niet verder kwam. Ook aan Duitse zijde had men langzaam het gevoel: nou moeten ze eens een keertje ophouden. In Neder land besefte men' dat het voortdurend vasthouden aan verstarde beelden ook wel eens in het nadeel van Nederland zou kunnen uitpakken. In een Europese Unie die steeds groter wordt nemen de stem en het gewicht van de kleinere lan den automatisch af. Wanneer je wilt dat de grote partners naar je luisteren, moet je niet voortdu rend tegen iedereen het vingertje heffen en roepen dat zij het helemaal fout doen. Het is nu inderdaad rustig, maar dat hoeft niet zo te blijven. Er zijn nu eenmaal structurele span ningen die weer op kunnen spelen. Maar we moe ten niet overdrijven. Als het bij het EK-voetbal tot een wedstrijd Nederland-Duitsland komt, en er zijn incidenten en Nederland gaat uit zijn bol, neem dat dan niet zo vreselijk serieus. De kleine David kan dan ook eens een keer de grote Goliath verslaan." Is de moralistische wijsvinger verleden tijd? „Het moralistische vingertje is zeker niet verdwe nen uit Nederland en al naar gelang de politieke si tuatie zou het heel goed kunnen dat het ook weer eens een keer tegen Duitsland wordt geheven. Het is heel erg ingebakken in de Nederlandse cultuur. Die lachwekkende discussie waarmee men op de gebeurtenissen in Oostenrijk reageert - had de ko ningin nou wel of niet naar Oostenrijk gemogen? - is inderdaad een typisch Nederlandse discussie." Is Nederland anno 2000 klaar voor een gezamenlij ke herdenking van de oorlog? „Vijf jaar geleden is er op dat gebied al veel ge beurd. Je moet niet hopen op een soort reprise van Francois Mitterrand en Helmut Kohl in 1983, hand in hand op de graven van Verdun. Bondspresident Johannes Rau en koningin Beatrix hand in hand op de Waalsdorpervlakte lijkt me niet het juiste sym bool. Herdenken is een puur individuele aangele genheid. Sommige mensen zijn daar meer toe be reid, andere minder. Mensen die er niet toe bereid zijn doen niets fout. Het lijkt me zinvol om samen stil te staan bij de waarden die gezamenlijk sinds 1945 zijn opgebouwd, en dat zal ook wel steeds meer gebeuren, maar iets geforceerds van bovenaf zou niet productief zijn." JULIA HENKEL Friso Wielenga: „Nederlanders en Duitsers hoeven niet de dikste vrienden te worden. ZATERDAG 22 APRIL 2000 Onze Taal Hoe bepaal je de kwaliteit van een wetenschapsman? Of van een we tenschapsvrouw? Kortom: van een wetenschapper. Dat is niet zo een voudig. Moet je kijken naar het aantal uitvindingen? Maar lang niet ieder vak leent zich voor opzienba rende uitvindingen. Moet je dan kijken naar het aantal boeken en artikelen dat zo iemand schrijft? Als je daaraan begint, gaan ze binnen de kortste keren zo veel mogelijk boeken schrijven, prulboeken des noods, als het er maar veel zijn. Dat zie je nu al gebeuren. De hoogste wijsheid schijnt nu te zijn: ga tellen hoe vaak anderen de geschriften van die per soon citeren. De gedachte daarachter is even simpel als naief: van een belangrijke onderzoeker zullen wel veel andere onder zoekers de boeken en artikelen citeren. Prutsers, die zijn de moeite niet om naar te verwijzen. Personen met een hoge 'citatie index' zullen dan wel de belangrijke onder zoekers zijn. U denkt wellicht dat ik maar fantaseer, maar nee, het is de werkelijk heid, al geef ik meteen toe dat het onwaar schijnlijk klinkt. Voorzover ik weet wordt deze methode niet toegepast op schrijvers van romans, verhalen of gedichten. De reden ligt voor de hand. We bepalen zelf wel wat we graag lezen. Het kan wel wezen dat schrijver A of dichteres B goed in de markt ligt en overal besproken wordt, maar als ik er niks aan vind, ga ik die niet lezen. Bestsellers zijn vaak niet de beste boeken. Dat dat voor de wetenschap ook dikwijls geldt, lijkt weini gen te deren. Daar gaat men vrolijk voort met tellen van citaten en verwijzingen. Tel len als beroepsdeformatie. Als we nu eens de citatie-index zouden berekenen van onze literaire schrijvers, dan denk ik dat Jacob Cats bovenaan zou staan. Waarschijnlijk op de voet gevolgd door Willem Elsschot. Jacob Cats over en kele eeuwen geteld, want vandaag de dag moet hij de eerste plaats zeker afstaan aan Elsschot. Het zou me niet verbazen als de helft van alle Elsschot-citaten bestaat uit steeds weer: 'want tusschen droom en daad staan wetten in den weg en prakti sche bezwaren'. Enkelen weten ook hoe 't verder gaat, en voegen daaraan toe: 'en ook weemoedigheid, die niemand kan verkla ren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.' Elsschot lijkt me een schrijver bij wie de citatie-index en de kwaliteit, bij wijze van uitzondering, gelijk op gaan. Elsschot lees je keer op keer opnieuw En zo kwam het dat ik 'De Leeuwentemmer' weer eens las. En nu pas is me opgevallen dat daarin het woord 'dempig' voorkomt. Ik ken dat woord niet. Ik moet er de vorige keren overheen gelezen hebben. Elsschot gebruikt het woord 'dempig' bij na op het einde, als hij beschrijft hoe de Leeuwentemmer door zijn moeder uit Po len gesmokkeld is, en dan door de ganse fa milie omarmd en geknuffeld wordt: 'Hij heeft dan een dempig moment beleefd, tot hij zich uit al die vangarmen heeft losge rukt om op zijn garage toe te vliegen'. Dempig staat niet in Van Dale. Is dempig een buitenissig woord? Is hel dialect? Is het weinig bekend? Niets van dat al. Tal van Vlamingen die ik ernaar vraag, kennen het, en zijn verbaasd als ik zeg dat het niet in Van Dale staat. Het is zo veel als 'benauwd, kortademig'. Wie even zoekt, vindt het overal. Het staat in het Kortrijks woordenboek van Frans Debra- bandere, maar evengoed in het woorden boek van Kortessem van Jef Oris en in het Algemeen Vlaamsch Idioticon van L.W. Schuermans. Het staat vermeld in het Mid- delnederlandsch Handwoordenboek van Verdam, in Kiliaan van 1599 en in het grote Woordenboek der Nederlandsche Taal. Sterker nog: het heeft ook vroeger in Van Dale gestaan, druk na druk, maar 't is ge schrapt vanaf de twaalfde editie (1992), toen er nog stond: 'Bij het lezen van oudere literatuur (Multatuli, Beets, Piet Paaltjens, Gezelle, Streuvels) is de Grote Van Dale een goed hulpmiddel'. Noch die historische woordenboeken, noch de dialectwoordenboeken, noch de uitspraken van enkele Vlamingen zijn een argument om het woord 'dempig' in Van Dale op te nemen. Maar dat het bij Els schot staat, dat lijkt me een doorslaggevend argument. Als Streuvels zelfs wordt uitge legd, wiens citatie-index me eerlijk gezegd in het niets lijkt te verzinken bij Elsschot vergeleken, dan mag dempig niet ontbre ken. Daarom stel ik voor dat Van Dale het woord in de volgende druk weer toevoegt. JOOP VAN DER HORST universitair docent Nederlands

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 2000 | | pagina 59