Een pacemaker voor het blauwzwarte hart Roodenburg-jeugd bijeen voor voetballes van profs. De jeugdopleiding krijgt veel aandacht van het clubbestuur. foto henk bouwman jl.ri h( Ln het achterste gedeelte van de kantine viert een elftalletje Sinterklaas. De kinderen zitten in een kring om een grote berg papier. Soms zijn er nog wel eens surprises bij Roodenburg. De volgend^ dag behaalt het eerste team een klinkende 5-1-over winning op koploper Meerburg. Roodenburg leeft riófcrMaar de club uitTfciden-Noord is de af gelopen jaren wel een kopje kleiner gemaakt. Het ledenaantal daalde van ruim 700 naar 465. Het eerste elftal zakte van de eerste naar de vierde klasse. Er is een schrikbarend tekort aan kader dat ergens verantwoordelijk voor wil zijn. Meer dan de helft van de jeugdleden is van buitenlandse afkomst, hun ou ders zijn niet of nauwelijks betrokken bij de club. Het blauw zwarte hart kan niet meer kloppen zonder hulp van buitenaf. Het plan 'Roodenburg nog completer 1999-2002' moet de Leidse club weer gezond maken. In november van dit jaar is een projectgroep opgericht met mensen van de gemeente, de Leidse Welzijnsorganisatie, de Marokkaanse groep Meander en de Sportraad Zuid-Holland. Een projectleider, vier jongeren werkers en een sportopbouwwerker gaan voor drie jaar voor Roodenburg aan de slag. De begeleiding van de club tot in 2002 kost ruim vier ton. „In 2002 bestaat Roodenburg 75 jaar. Het zou een schitterend jubileumcadeau zijn wanneer we er tegen die tijd in zijn ge slaagd om van onze vereniging een 'topclub' te maken, zowel wat sfeer als prestaties betreft. Ron van Poelgeest kan bijna vanuit het raam van zijn geboorte huis aan de Willem de Zwijgerlaan zien hoe het zijn club ver gaat. Roodenburg groeit in de jaren zestig en zeventig mee met de wijken Leiden-Noord en de Merenwijk, en verandert in de jaren tachtig en negentig ook mee. Dan verhuizen veel Leide- naars naar nieuwe (koop)woningen elders in de stad, vooral naar de Stevenshof. In de goedkope huurhuizen in Leiden- Noord komen veel immigranten wonen. 1996 Wordt een rampjaar voor de club. Een interne clash leidt tot het vertrek van twintig selectiespelers en twintig talentvolle jeugdspelers. Roodenburg is een half jaar stuurloos. Ron van Poelgeest (nu 43) wordt voorzitter van het nieuwe bestuur. In de twee jaren daarna degraderen het eerste, het tweede, de Al en de BI. Verslagenheid en negativisme overheersen bij Roodenburg, als Raymond Keur eind 1996 door het nieuwe bestuur wordt ge vraagd om lid te worden van de pr-commissie. Keur hoort in de kantine mensen zeggen dat het nooit meer wat wordt met Roodenburg, en dat de club beter kan verhuizen naar de Lei- derdorpse nieuwbouwwijk Leyhof. Als hij iemand hoort brom men: 'Dan zijn we meteen van de allochtonen af, begrijpt hij dat er veel meer aan de hand is. De pr-commissie, met onder anderen ook 'clubman' Jan Lovink, buigt zich over de situatie en concludeert dat Roodenburg moet blijven wat en waar het is: een buurtclub in Leiden-Noord. Net als vroeger moet de voetbalclub een ontmoetingsplaats zijn. Juist nu, in een tijd waarin de verschillende groepen uit de samenleving vaak langs elkaar heen leven, wat tot onbegrip en problemen kan leiden. Maar het voetbal staat voorop. Ron van Poelgeest: „Je zag in de loop der tijd mensen afvallen. Echte Roodenburgers kwamen opeens niet meer. En hoe dat dan komt...dat zal zeker iets met de sfeer te maken hebben. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen. Roodenburg is altijd een club geweest waar de mensen niet zo hoog van de toren moes ten blazen. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg. Aan de andere kant werden er wel prestaties verwacht. Het eerste elftal en de jeugdelftallen hebben altijd meegedraaid in de top. Dat is minder geworden, de laatste zes, zeven jaar. En dat is zeker ook bepalend geweest voor de aantrekkingskracht. Mensen kwamen hier op zaterdag om naar de Al en deBl te kijken. Die speelden bijvoorbeeld tegen Feyenoord. En toen ze degradeer den, kwamen de mensen niet meer. Er viel ook een stukje herkenbaarheid weg, vermoed ik, doordat het aantal allochtonen zo toenam. Mensen voelden zich hier niet zo meer thuis en daardoor was het makkelijker om te vertrekken. Ons kader is daardoor enorm onder druk ko men te staan. Want vanuit het allochtone deel van de leden krijg je bijna geen kader, zeker niet vanzelf." Aan de bar in de grote kantine drinkt Mohamed Bsibsi een kopje koffie. Druk gebarend bespreekt hij met een andere va der in het Arabisch de wedstrijd van Roodenburg E2. De man klaagt over modder in de douches. Bsibsi zegt dat de kleed- Roodenburg werd groot en goed in Leiden-Noord. Toen die wijk veranderde, verdwenen het grote en het goede. De sportvereniging worstelt met de tijdgeest en probeert met hulp van anderen weer boven te komen. Multicultureel voetballen en overleven. Hoe een legendarische Leidse club wil bewijzen dat dat kan. Legendarische voetbalclub Roodenburg worstelt met tijdgeest ruimte onmogelijk schoon kan blijven als zoveel elftallen er ge bruik van maken. 'Weet je wat je moet doen?', zegt hij. 'Je moet slippers kopen voor je zoon'. Bsibsi is praktisch ingesteld. Als hij hoort dat een elftal kampt met vervoersproblemen, vraagt hij in de moskee of er mannen kunnen 'rijden'. Bsibsi - een 40-jarige verzekeringsagent die in 1977 van Marok ko naar Nederland verhuisde - vertelt dat veel allochtonen denken dat ze met de contributie gelijk ook voor het vervoer van hun kinderen betalen. Soms is het lastig voor ze om spe lers van een elftal te vervoeren omdat ze een bus hebben met maar twee zitplaatsen. Hij legt uit dat de gezinnen vaak groter zijn - met zes of zeven kinderen - dan de Nederlandse, wat in de begeleiding meer praktische problemen oplevert. De alloch tone jeugdleden hebben vaak ook oudere vaders, van boven de zestig. Zij hebben andere bezigheden en interesses dan de jon gere, Nederlandse vaders. Bsibsi: „De meesten hebben geen inzicht in de voetbalsport, zij houden zich met heel andere dingen bezig. Ze doen op zaterdag boodschappen, gaan naar de rommelmarkt of naar de moskee. Mijn vader wist niet eens dat ik voetbalde." Mohamed Bsibsi is een van de vier allochtone begeleiders bij de jeugd van Roodenburg. Per projectjaar worden er drie ouderavonden georganiseerd. Eind 2000 zijn er voldoende ouders die hun bijdrage leveren aan het vervoer van de kinderen. Eind 2000 zijn er tien (nieuwe) allochtone vrijwilligers actief en eind 2001 vijftien. Er wordt een specifieke training opgezet voor het nieuwe allochtone kader. Voorzitter Ron van Poelgeest: „We hopen vooral kaderleden te krijgen uit de allochtone leden. Ik zie ons nu als een vereniging die op één poot hinkt, de poot van de autochtone leden. We moeten geen wonderen verwachten van het plan. Maar ik re ken zeker op enig resultaat. Dat moet ook wel. Het is niet meer te verkopen dat het autochtone deel de club draaiende moet houden. Een groot deel van de allochtone ouders spreekt moeilijk Ne derlands, dat maakt de barrière zo groot. Ik verwijt die mensen helemaal niets. Zij weten niet hoe het verenigingsleven werkt in Nederland, ze zitten met een taalprobleem, ze kunnen onze boekjes en blaadjes niet lezen." Raymond Keur: „Voor Nederlanders is het wel duidelijk wat het betekent om bij een sportclub te zitten. Rijden voor een elf tal, training geven, in een comiteetje zitten. Dat is vaak voor beeldgedrag dat van vader op zoon wordt doorgegeven. Het gros van de allochtone ouders is daarmee helemaal niet be kend. In Marokko heb je geen sportverenigingsleven, zeker niet op het planeland. Een allochtone ouder die iemand met een 'Roodenburg-jeugd'-jas ziet lopen, denkt dat dat een official is. Dan moet je uitleggen dat het een vrijwilliger is. Aan dat soort communicatie heeft het lang ontbroken, dat aspect is verwaar loosd." Concreet willen wij bereiken dat Roodenburg een vereniging wordt waar plaats is voor iedereen en allen zich thuis voelen. Op die manier kan een eind worden gemaakt aan het ledenver loop. Een zodanig vernieuwd Roodenburg zal bovendien in staat zijn om jonge, veelbelovende spelers te binden en te behou den." Een jaar na de ruzies en leegloop in 1996 viert Roodenburg het 70-jarig bestaan met de onthulling van de Wall of Fame. Aan een muur in de kantine hangen foto's van dertien oud-Roo- denburgers die profvoetballer werden. Koos van Weerlee, Bert Jansen, Wim Rijsbergen, Wout Holverda, Marco van Alphen, Ron de Roode, John van de Wetering, Bob van Bohemen, Jef frey van As, Glenn Helder, Marcel Valk, Hennie de Romijn en Peter Kruit. Deze maand kwam er een veertiende foto bij, die van Houssin Bezzai van Sparta. Voorzitter Ron van Poelgeest: „Roodenburg heeft altijd, altijd kunnen teren op de eigen jeugd, ln het eerste elftal speelden bijna alleen maar eigen spelers. Er kwam hier bijna nooit ie mand van buiten. Twee, drie mensen in twintig jaar, en die na men kan ik nog zo opnoemen." Peter Kruit wordt op z'n zesde lid van Roodenburg, speelt van af z'n zeventiende in het eerste en vertrekt op z'n negentiende naar Quick Boys. „Iedereen begreep dat ik die stap omhoog wilde zetten", vertelt de 26-jarige Leidenaar, die na een uit stapje naar de profs van FC Den Haag weer terugkeerde bij de hoofdklasser in Katwijk. Vanaf nu is hij weer nauw betrokken bij zijn 'ouwe duppie'. Kruit, als sportopbouwwerker in dienst van de Leidse Welzijns organisatie, werkt voor vijftien uur in de week aan het Rooden- burg-plan. De andere vijftien uur besteedt hij aan de organisa tie van sportactiviteiten in Leiden-Noord, een functie die hij het afgelopen jaar ook al vervulde. De eerste activiteiten staan op stapel: in de kerstvakantie zijn er bij Roodenburg twee voetbaldagen voor jeugdspelers en jongeren uit de buurt. De ene dag is voor de E- en F-pupillen. de andere voor de oudere jeugd, 's Ochtends is er een circuit met voetbalspelletjes, 's middags een vier-tegen-viertoemooi. Kruit is ook begonnen met zijn andere taak: de begeleiding van de jeugdtrainers en jeugdleiders, wat er uiteindelijk toe moet leiden dat het oude en ooit zo succesvolle Jeugdplan weer ge stalte krijgt Maar dat moet samen met de mensen die nu de jeugd begeleiden, benadrukt hij een paar keer. De mentaliteit van de jeugd is veranderd, kinderen zijn zelf standiger dan vroeger, mondiger, zij accepteren minder snel iets van jeugdleiders en -trainers. Alleen daarom is het al lo gisch dat er professionele begeleiding komt „Niemand hoeft zich daarvoor te schamen", vindt Kruit. Het werk van Peter Kruit is heel erg 'voetbalgericht'. „Mensen zeggen wel eens: het eerste moet zo hoog mogelijk spelen, want dat maakt een club aantrekkelijk. Maar dat is maar ge deeltelijk zo: een goede jeugdopleiding zorgt ook voor meer aantrekkingskracht. We willen in 2002 kunnen zeggen: Roo denburg heeft weer de beste opleiding van Leiden. Dat klinkt vast heel idealistisch, maar het is wel ons streven." Er staan een paar brommers op de stoep voor de kantine. Bin nen lijkt het alsof er honderd asbakken op een hoop zijn leeg gegooid. Hier is flink geveegd. Op een tafel staat een lege ge baksdoos. Toon van der Blom is jarig. Hij is op deze maandag 63 jaar geworden, en daarmee is hij nog steeds een van de jongste leden van de ploeg die al een jaar of twintig elke week de kantine en de kleedkamers van Roodenburg schoonmaakt. Roodenburgers in hart en nieren zijn het: Co Jong (74), Her man Fasseur (68), Willem Neuteboom (66), Jan Pret (56), Nico Vogelenzang (65) en 'de chef Loek van Steenbergen (61) die er vandaag niet is omdat hij zijn zoon helpt verhuizen. „Daar krijgt -ie wel de gele kaart voor", brommen de anderen. Ze mopperen dat er te weinig vrijwilligers zijn bij de club en dat het eigenlijk heel erg is dat mannen van hun leeftijd nog steeds zoveel werk moeten verzetten. Maar in hun hart willen ze helemaal niet stoppen. „Roodenburg is een stuk van je le ven", zegt Co Jong al zestig jaar lid. Sommigen zijn bijna dagelijks in touw voor de club, ze halen oud papier op, smeren broodjes voor de selectie of schenken koffie tijdens de kaartmiddag voor ouderen op dinsdag. Op vrijdag bakken ze samen een visje in de kantine. „Dat betalen we zelf, hoor." De mannen praten aan hun vaste stamtafel, rechts bij de in gang, ook graag over vroeger. Toen voetbal het enige vertier was en je nog blij was met een 'flesje' van de leider. Waarom het bergafwaarts is gegaan met Roodenburg? Omdat de andere clubs de spelers weghalen. „Alles wat je opbouwt, wordt weer afgebroken. Wij willen ook wel sponsors, maar er zijn zo veel verenigingen in de stad." Dat het plan 'Roodenburg nog completer' er is, weten ze, maar daar houdt het mee op. „Die mensen zijn er heel goed mee be zig. Maar wij bemoeien ons er niet meer mee. Dat is iets voor de jongere generatie. Voorzitter Ron van Poelgeest: „Het kader vergrijst en staat on der druk. We hebben dringend behoefte aan nieuwe sponsors, maar we hebben geen mensen die zich daarvoor kunnen in spannen. De groep die wat doet, kan op dit moment niet meer dan de boel draaiende houden. Mensen willen wel .wat doen, maar alleen af en toe. Ze willen zich niet ergens aan binden. Daarom komt het plan ook geen seconde te vroeg." „Er komt een wervingscampagne voor de werving van autoch toon en allochtoon kader, ivelke in oktober start en duurt tot ju ni 2000. De campagne levert tenminste 15 kaderleden op. van wie meer dan tachtig procent dit voortzet. In 't Praathuys, de bestuursruimte van de club, ademen eiken hout en antieke stoelen een gemoedelijke sfeer. De problemen lijken ver weg. Maar niet voor Van Poelgeest. „De situatie waarin Roodenburg verkeert is nog steeds zorgwekkend. Zeer zorgwekkend", zegt de voorzitter. „Het laatste jaar is wel de sfeer verbeterd, mensen zijn weer wat optimistischer. In de kantine is het ook weer drukker. Maar we zijn te klein nu, ge vaarlijk klein. Zeker gezien de omvang van het complex en de stijgende lasten. Ik heb nu het stadium bereikt dat ik zeg: na drie jaar ploeteren wil ik ook wel resultaat zien. We houden de bal nu nog wel even hoog maar op een gegeven moment valt -ie toch. En dat mag dus niet gebeuren. Daarom ben ik heel blij met het plan. Het geeft ons ondersteuning en wat lucht. Het hoofddoel is niet om een multiculturele club te worden. Roodenburg fs al een multiculturele club. We willen een ge zónde multiculturele club worden, waarbij iedereen zijn steen tje bijdraagt en waar iedereen zich thuis kan voelen. En dan bedoel ik ook iedereen. Soms vraag je je af: waar doe je het voor. Maar Roodenburg zit gewoon in mijn bloed. Die dub gaat me aan het hart. Ik begrijp het zelf soms ook niet. Maar ik ben niet de enige. Er zijn er nog veel meer hier die zich de benen uit het lijf lopen. Maar het zijn er niet genoeg." JANET VAN DIJK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 5