Voer voor kinderen en psychologen
s
VRIJDAG 24 DECEMBER 1999
ERSTBIJLAGE W
Roodkapje: een dankbare prooi
Een meisje dat door moeder erop uit wordt
gestuurd om een stuk koek en een fles wijn
naar haar zieke oma te brengen. En die door
de wolf van het rechte bospad wordt
afgebracht, samen met grootmoeder in de
buik van het dier belandt, gered wordt door
de jager en vervolgens nooit meer lastig wordt
gevallen. Maar: zo heeft het sprookje van
Roodkapje niet altijd geklonken.
'en mooi verhaal, met ingrediënten die
het al eeuwenlang goed doen: onschuldig
meisje, gevaarlijk monster, list en bedrog,
een held, happy end. Plus een moraal: luister
naar je moeder, wijk niet van het rechte pad,
concentreer je op je taak en schenk geen
aandacht aan gladde praters.
Het sprookje zoals dat heden ten dage
wordt doorgegeven - mét de reddende jager
- is echter niet de originele versie van Rood
kapje. En dat ligt aan de gebroeders Jacob en
Wilhelm Grimm. Deze grondleggers van het
onderzoek naar sprookjes en sagen publi
ceerden begin 1800 een serie Kinder- und
Hausmarchen waarin onder nummer 26 Rot-
kdppchen. De broers hadden het uit de
mond van een zekere Johanna Isabella Has-
senpflug. Hun moeder kwam uit Frankrijk en
het wekt dan ook geen verbazing dat het
door de gebroeders Grimm gemaakte
sprookje lijkt op een oudere Franse versie.
Die was in 1697 opgetekend door Charles
Perrault in zijn Contes de la rnère l'oye, ofwel:
Sprookjes i>an Moeder de Gans.
De gebroeders Grimm namen niet alles
over. Ze gaven er links en rechts een eigen
draai aan. Het belangrijkste verschil tussen
beide versies is dat bij Perrault Roodkapje en
haar grootmoeder niet uit de buik van de
wolf worden gered. Ze blijven zitten waar ze
zitten. Hoe de gebroeders Grimm dan bij
hun ontknoping kwamen? Zij kregen het
idee door de jager in de theaterversie van
een zekere Ludwig Tieck. En dat van die ste
nen in de buik van de wolf, dat leenden ze
van een ander sprookje, De wolf en de zeven
geitjes.
Bij Perrault (een ambtenaar die de stoot
gaf tot een sprookjesrage in Parijs) woont de
zieke oma niet in het Jbos maar gewoon in
een ander dorp. 'Ik ga naar mijn grootmoe
der, om haar koek te brengen en een potje
boter, dat mijn moeder mij heeft meegege
ven'. vertelt Roodkapje de wolf. 'Woont zij
ver weg?', wil het dier weten. 'O, ja! Daar
ginds voorbij die molen, in het eerste huis
van het dorp'.
Zoals al opgemerkt: het belangrijkste ver
schil zit in het einde van het verhaal. In de
eerste plaats omdat de wolf er ongeschon
den vanaf komt. In de tweede plaats omdat
het verhaal ter afsluiting een moraal heeft.
Citaat van Perrault: 'Het jonge volk in 't alge
meen en jonge meisjes in 't bijzonder, lief en
mooi, dienen te weten niet aan elk hun oor
te lenen, 't is tenslotte heus geen wonder
hoeveel de wolf er heeft gegeten. Ik zeg de
wolf, want niet elk beest is altijd van dezelfde
aard: men vindt er heel nette bij, niet boos,
maar aardig en bedeesd, die vriendelijk,
zachtjes en bedaard de juffers volgen, totdat
zij hun huis, hun kamer binnengaan. Pas op
voor wolven: van de zachte kan men het
grootst gevaar verwachten!' Wat Charles Per
rault maar wilde zeggen: meisjes, kijk uit
voor hitsige mannen.
Niet alleen de gebroeders Grimm, ook Per
rault heeft een ouder verhaal voor eigen doel
bewerkt. Op het Franse platteland werden in
zijn tijd andere versies verteld. Varianten
waarin de wolf het meisje vraagt: 'Welke weg
wil je nemen, die van de spelden of die van
de naalden?'. Wat door folklore-kenners
wordt beschouwd als de keuze tussen puber
teit en huwbare leeftijd.
In de Oostenrijkse variant weet Roodkapje
door een list te ontsnappen. Als zij bij de
wolf in bed ligt, zegt ze dat ze naar de wc
moet. De wolf bindt haar eerst aan een touw
vast en Iaat haar dan gaan. Roodkapje bindt
het touw ergens aan vast en gaat er spoor
slags vandoor. In Frankrijk en Italië eet
Roodkapje, op uitnodiging van de wolf, het
vlees van grootmoeder en drinkt zij haar
bloed. Of consumeert zij haar lever en hart.
Of nuttigt zij bloedworst die van oma ge
maakt is.
Is Roodkapje dan een kannibaal? Nee
hoor, stellen deskundigen gerust: ook dat
moet je symbolisch zien. Aan de ene kant
heb je het meisje op weg naar de volwassen
vrouwelijkheid. Aan de andere kant de groot
moeder, die haar vrouwelijke kwaliteiten ver
liest. Een van de vele verklaringen: 'Op een
mythisch niveau vertelt het verhaal hoe de
generaties elkaar aflossen: de jonge vrouw
verslindt de oude, onvruchtbare en eigent
zich haar vruchtbaarheidsattributen (bor
sten) toe'.
Deze creatieve uitleg past in de lange rij
symbolische verklaringen. Het verhaal is een
natuurmythe, vindt de een. Het gaat om de
strijd tussen morgenrood (Roodkapje), duis
ternis (de wolf) en de zon (de jager). Nee
hoor, meent de ander, Roodkapje is de maan
die door de wolf wordt opgegeten. En dan is
er ook nog een uitleg die uitkomt op de strijd
tussen het voorjaar in de gedaante van de
'meikoningin' (Roodkapje) en de winter (de
wolf).
Psycho-analytici zoeken het nog dieper.
Volgens Erich Fromm gaat het verhaal over
seksualiteit. Het rode kapje is een symbool
voor menstruatie, dat betekent dat het meis
je geslachtsrijp is. De wolf is de slechte man,
ruw en beestachtig, die wordt overwonnen
door de superieure vrouw. Een Amerikaanse
collega van Fromm, kinderpsycholoog Bruno
Bettelheim, houdt het op een conflict tussen
de verleider (wolf) en reddende vaderfiguur
(jager). En als Roodkapje uit de buik van het
dier komt, wordt zij volgens hem herboren,
is zij geen kind meer.
Allemaal prachtig bedacht, maar de goede
afloop - waarop deze deskundigen zich base
ren - werd dus pas later door de gebroeders
Grimm aan het verhaal toegevoegd. De won
derbaarlijke redding uit de buik van de wolf
is slechts een literaire truc, geen herinnering
aan een eeuwenlang doorverteld verhaal.
Waar de gebroeders Grimm zich baseer
den op Perrault, speelde die op zijn beurt
weer leentjebuur op het Franse platteland.
En vandaaruit gaat het nog verder terug in
het verleden: de elfde eeuw om precies te
zijn. Toen tekende Egbert van Luik in zijn Fe-
cunda ratis een verhaal op 'Over een meisje
dat van de jonge wolven gered werd'. Dat be
gint zo: 'Iemand nam uit de heilige doopvont
een meisje op en gaf haar een manteltje ge
weven uit rode wol. Het was de vijftigste zon
dag na haar doop. Het meisje was inmiddels
vijf jaar geworden. Bij zonsopgang dwaalde
ze rond, en lette niet op zichzelf en het ge
vaar. Een wolf overviel haar, zocht vervol
gens zijn nest in het bos op, nam haar mee
als prooi voor zijn welpen en liet haar daar
ILLUSTRATIES UIT SPROOKJESBOEKUITGEVERIJ DE GOUDVINK, SCHELLE
achter. De welpen vielen haar meteen aan,
maar konden haar niet verslinden'. De wel
pen laten hun woestheid varen en beginnen
haar te aaien. Het sprookje gaat dan verder
met: 'Het meisje zei: beestjes, verscheur niet
dit manteltje, dat mijn peetvader mij gaf
toen hij mij uit de doopvont ontving'. Egbert
van Luik besluit stichtend: 'Zo matigt God,
hun schepper, wrede zielen'. Het meisje, de
wolf, het bos, het rode kledingstuk: het zijn
opvallende overeenkomsten in de versies
waar zoveel eeuwen tussen zitten.
Alle fraaie symbolische verklaringen ten
spijt, ziet het ernaar uit dat het verhaal van
Roodkapje gewoon letterlijk genomen moet
worden: 'Pas op voor wolven!' Deze vlees
eters maakten namelijk, nog tot diep in de
achttiende eeuw, het Europese platteland
onveilig. Hardnekkige pogingen om de die
ren uit te roeien, hadden pas laat succes. In
Nederland werd het laatste exemplaar in
1885 geschoten! Een waarschuwing, verpakt
in een aansprekend verhaal, was een eeuw of
drie geleden geen overbodige luxe.
Anno 1999 zit de wolf evenwel veilig opge
borgen in dierentuin, tekenfilm, strip of pa
rodie. Van dat laatste genre is het boek De
pitbull en de zeven geitjes van Wim Meyles
een aardig voorbeeld. Roodkapje is bij hem
een knorrige puber, die eigenlijk geen zin
heeft om bij haar demente oma op bezoek te
gaan. Voorzien van cola en chips slentert ze
door het bos, waar ze wordt aangerand door
een jager. Een wolf bijt de jager de strot af.
Roodkapje -vertelt alles aan oma, maar die
schudt meewarig het hoofd over de over
spannen fantasie van de jeugd van tegen
woordig. "Wat jammer toch dat ze niet van
de drugs af willen blijven', verzucht groot
moeder.
In Rötkappchen mit Sturmhelm van Mar
garet Kassajeps beroven Roodkapje en haar
vriend Wolfi grootmoeder in het bejaarden
tehuis van haar geld. In een andere bewer- EDDIE DE PAEPE
king, van Tomi Ungerer, vraagt het meisje
aan de wolf waarom zijn enorme hoektan
den zo blinken. 'Omdat ik ze elke ochtend
poets met vim', kapt het kriegelige monster
haar 'stomme gevraag' af.
Ook in de berijmde versie van Roald Dahl
gaat het bij het vraag en antwoord spelletje
mis. Citaat: 'O wat 'n mooie bontjas heb jij!',
roept Roodkapje verrukt. 'Fout!' bijt Wolf
haar nijdig toe. 'Wat heb jij grote tanden,
grootmoe', dat moet je zeggen, ezelskop.
'Nou ja, dan eet ik je zo maar op', 't Kind
lacht en trekt in een wipje een revolver uit
haar slipje. Ze richt hem op het grote beest
en beng, beng... die is er geweest!' Roodkapje
houdt aan het avontuur een bontjas van wol-
venvel over.
Tien jaar geleden was in de Nederlandse
theaters 'Hoe Roodkapje wordt verteld en
opgegeten' te bewonderen. In dit stuk wer
den enkele uiteenlopende versies van het
verhaal op de planken gebracht, waaronder
een moderne 'omgekeerde'. Hierin wordt de
arme wolf bedreigd door een monsterachtig
Roodkapje, die op weg is om haar grootmoe
der op te peuzelen. 'Heb niet het wrong
rhythm in je lijf, vieze stinking wolf, to tell
this story aan wie dan ook, want in that case
stuur ik de jager op je af en he makes met
zijn bullets een big nice zeef van jou, piw,
paw, pow!'
Als de verontwaardigde wolf haar wil te
genhouden door in haar been te bijten, komt
net de jager langs. Het brave dier stort, ge
troffen door zeven kogels, ter aarde.
Zo is er wat afgeknutseld met het thema
Roodkapje. Tot in het schemergebied. Twee
stoute voorbeelden. In de ene is de wolf
joods en reageert boos op de opmerking
over zijn grote neus: 'Eh, Roodkapje... gaan
we katte?' In de andere ziet Roodkapje de
grote boze wolf in de bosjes zitten. "Wat heb
jij kleine oogjes', merkt zij op. Zegt de wolf
boos: 'Rot op, ik zit te schijten!'