'Pensioen is verschrikkelijk' De uitvinder van de kunstnier kan niet stilzitten Modewoorden r ZATERDAG 4 DECEMBER 1999 'oor even terug in Nederland: prof. dr. Willem Kolff, uitvinder van de kunstnier. Hij ontivikkelde het apparaatdie tijdens de rlogsjaren in het ziekenhuis van Kampen. Op die plek keerde hij onlangs terug om zijn lutoriteit aan te wenden voor het behoud van het met sloop bedreigde gebouw waarin zijn carrière begon. In 1950 vertrok Kolff naar merika. Hij bouwde er een grote reputatie op, ion meer dan honderd prijzen en kwam vorig nar bij de top-100 van LIFE Magazine dat een overzicht maakte van de belangrijkste Amerikanen van deze eeuw. Willem Kolff even terug in het voormalige zie kenhuis van Kampen. Het is nog erg vroeg als prof. dr. Willem Kolff een plaatsje zoekt in de suite van hotel Van Dijk aan de IJssel in Kampen. Maar naar de me ning van de hoogbejaarde (88 jaar) medicus kan de dag niet vroeg genoeg beginnen, want in de korte tijd die hij in Kampen door brengt wil hij zoveel mogelijk mensen ont moeten. Hij is op de barricade geklommen voor het behoud van het gebouw waarin hij als jong specialist de eerste kunstnier ter wereld ont wikkelde. Kolff sloot zich aan bij de actie groep die de gemeente probeert af te bren gen van het plan om het voormalige Kamper ziekenhuis te slopen. Kolff: „Het is een stijl vol gebouw uit 1913, ontworpen door de ar chitect Willem Kromhout. Veel van zijn werk is op de monumentenlijst gezet, maar door een grote fout gebeurde dat niet met dit zie kenhuis. Ik hoop alle raadsleden te spreken en ze ervan te kunnen overtuigen dat slopen een nóg grotere fout is." Terwijl hij door de vervallen ziekenhuisza len schuifelt, roep Kolff: „Hier is geschiede nis geschreven." Hij wijst om zich heen: „In deze gang werden concerten gegeven. De zusters schoven de bedden rond het middel punt en daar lagen die zieke mensen dan te luisteren. En daar, in die kamer stond het dialyse-apparaat. Daar werden mensenle vens gered." In de suite van hotel Van Dijk commandeert hij zijn ear-and-eye lady (Kolff hoort en ziet slecht), een 81-jarige Amerikaanse die hem op zijn uitstapjes vergezelt. „Opschieten. Om tien uur is mijn volgende afspraak. Niet treu zelen." De medische carrière van de man die in Amerika de Father of the artificial organs (de vader van de kunstmatige organen) wordt genoemd, begint in 1938. Kolff, opgegroeid in het Gelderse Beekbergen waar zijn vader een sanatorium beheerde, studeert dan af aan de Rijksuniversiteit Leiden en wil pro moveren. „Omdat mijn vrouw een beetje geld had, hoefde ik na mijn afstuderen niet direct aan het werk. Ik kon terecht aan de universiteit in Groningen waar ik de joodse professor Polak Daniëls als supervisor had. Hij was erg geliefd onder de studenten, dus ik had geluk met mijn plaats in zijn groep. Ik kreeg vier patiënten toegewezen voor wie ik moest zorgen. Eén van hen was een jonge man die aan een chronische nierontsteking leed. Uiteindelijk is hij een miserabele dood gestorven. Ik vond dat verschrikkelijk, het zette mij aan het denken. Ieder mens met een normaal eetpatroon produceert per dag twintig gram ureum. Dat is een afvalstof die door de nieren uit het bloed wordt verwij derd. De nieren van die jongeman in Gro ningen konden dat niet meer. Ik wist: als ik dat ureum er uit kan halen, dan kan hij een normaal leven leiden. Waarom zou zijn bloed niet buiten zijn lichaam gespoeld kun nen worden? Al in 1911 waren er experimenten met dia lyse gedaan. Die toonden echter alleen maar aan dat cellofaanvliezen, zeg maar worstvel- len, uitermate geschikt waren om de afval stoffen van het bloed te scheiden. Ik ging verder waar de experimenten gestopt waren. Ik pakte een klein zakje van cellofaan, deed er wat bloed met één gram ureum in en be woog het op en neer in een bak met water. Binnen vijf minuten was al het ureum, de af valstof, uit het bloed verwijderd en in het water gelekt. Ik had het principe van de spoelmachine ontdekt: het bloed moest door een lange cellofaanbuis lopen en zowel het bloed als de spoelvloeistof moesten in bewe ging zijn." Als de Duitsers in 1940 een nationaal-socia- list als hoofd van het departement medicij nen benoemen, vertrekt Willem Kolff uit Groningen. „Ik ging daar weg, dus mijn on derzoek stond stil. Ik kon een plaats krijgen in verschillende academische ziekenhuizen, waaronder Leiden. Ik koos echter voor Kam pen. Daar ben ik zeer goed geholpen, al stel de ik hoge eisen. Ik wilde een modem labo ratorium met persoonlijke assistenten die dag en nacht in het ziekenhuis verbleven. Een luxe vergeleken met universitaire zie kenhuizen. Maar ik heb het gekregen en bén er de raadsleden en de burgemeester nog steeds erg dankbaar voor. Uiteindelijk heb ik toen in Kampen het eerste dialyse-apparaat voor nierpatiënten gebouwd." Ik was er zö stellig van overtuigd dat het wetenschappelijke principe achter de kunst nier klopte, dat ik ondanks teleurstellingen - de oveflijdensgevallen - door bleef gaan. De eerste patiënten die ik met het dialyseappa raat behandelde, gingen op één na allemaal dood. Maar de klinische verbetering die ik bij hen constateerde, maakte dat ik volhield. Zo kreeg ik eens een man die er ellendig aan toe was; comateus. Maar na de behan deling, de volgende morgen om zes uur, was hij klaarwakker. Hij vroeg om een ontbijt en wilde een wandelingetje maken. Hij heeft het overigens niet gered, maar de klinische ver betering - het verschil tussen een comateuze toestand en het vragen naar een ontbijt - die was er en dat stimuleerde me. Als er iemand dood giitg dan dacht ik altijd: 'De volgende of de daarop volgende patiënt zal het wèl ha len.' Op iedere patiënt die overleed, deed ik sectie. In Leiden had ik me twee jaar met pa thologische anatomie beziggehouden. Ik wist dus wat ik deed. Die secties waren meestal een troost. Als je ontdekt dat een pa tiënt aan een ongeneeslijke ziekte is overle den die je sowieso niet had kunnen verhel pen, dan slaap je toch beter. De eerste patiënt die door de dialyse gered werd, was patiënt nummer zeventien die aan de machine ging. Mijn collega's vonden ei genlijk dat ik haar niet moest helpen omdat ze de vrouw van een NSB'er was. Toch heb ik haar behandeld. Natuurlijk. Ik sloot haar aan en na een paar uur vroeg ik: 'Mevrouw, kunt u mij horen?' Ze deed haar ogen open en het eerste wat ze zei was: 'Ik ga me van m'n man laten scheiden'. En dat heeft ze gedaan." Tegenover de bezetter hield Willem Kolff zijn bevindingen verborgen. „Ik mocht van die Duitsers best mijn gang gaan, maar ik wilde niet dat zij uiteindelijk met de eer zou den gaan strijken. Daarom wilde ik niet dat ze ook maar iets van mijn onderzoek afwis ten." Kolff sloot zich aan bij het verzet. Toen de Kampense ondergrondse besloot de plaatse lijke NSB-politiecommisaris dood te schie ten, werd ook zijn medewerking gevraagd. „Die heb ik toegezegd, maar ik was doods bang. Gelukkig is de hele operatie afgeblazen anders was er van de kunstnier misschien niets meer terecht gekomen.... Meteen nadat Nederland bevrijd was, ben ik naar de British Information Service ge gaan. In de oorlog was het levensgevaarlijk om naar buitenlandse radiozenders te luiste ren. We waren dus niet goed ingelicht en ik wilde weten of er iemand in de vrije wereld zich met de kunstnier had beziggehouden. Maar er was niemand geweest. Ik had dus het dialyseapparaat voor nierpatiënten uit gevonden. Patent heb ik er niet op aange vraagd. In die tijd was het onethisch voor dokters om dat te doen. Ik ben er daarom niet rijk van geworden." De verdiensten van Willem Kolff hielden niet op bij de kunstnier. Hij stond ook aan de ba sis van een hart-longmachine. „Ik wilde kij ken of ik een machine kon ontwikkelen die vijf liter bloed per uur van zuurstof kon voor zien. Met hulp van Philips in Zwolle heb ik zo'n machine gebouwd. Het apparaat is in het plaatselijke slachthuis op een koe getest. Toen de behandeling een tijdje bezig was, werd die koe gek. Ze begon te steigeren; de keurmeester heeft het beest toen afgescho ten." Kolff vertrok in 1950 naar Amerika. „Kam pen was te klein voor mijn plannen. Ik had veel geld, mensen en apparatuur nodig om te kunnen doen wat ik wilde. De hart-long machine nam ik mee, maar in eerste instan tie wilde niemand hem gebruiken. Vijf jaar later is hij alsnog uit de kelder gehaald en be gon in de Cleveland Kliniek in Ohio het on derzoek naar een openhartoperatie, en met succes." In 1964 stapte Kolff over naar de Universi teit van Utah. Hij werd er directeur van het onderzoeksinstituut naar kunstmatige orga nen en werkte zijn afdeling op tot een van de voorlopers in onderzoek en ontwikkeling. Zo voltrok zich onder zijn leiding de eerste ope ratie ter wereld waarbij een kunsthart, bij pa tiënt Bamey Clark, werd aangebracht. In Amerika geniet de vader van de kunstor ganen een grote reputatie. Hij ontving voor zijn werk meer dan honderd prijzen; vorig jaar werd hij door het Amerikaanse LIFE- magazine op de lijst van honderd belangrijk ste Amerikanen van deze eeuw gezet. En: zijn naam raakte ook verbonden met de po pulaire Vietnamkomedie MASH. In een scè ne met ontploffende grananten en opstui vend zand, wordt een hevig bloedende sol daat in een geïmproviseerd veldhospitaal op de tafel van een hospik gelegd. De hospile „Deze moet geopereerd worden." Antwoord: „Maar dan is er een hart-longmachine nodig en die hebben we niet" Hospik: „Geeft niks. Als dokter Kolff zo'n ding in een klem schuurtje kan maken, dan kunnen wij het in de jungle ook." Pas twee jaar geleden, op 86-jarige leeftijd ging Kolff met pensioen. „Nu stop ik ermee", zei hij tegen zijn vrouw. Maar al snel werden die woorden holle frasen. Hij kan het niet la ten om zich te bemoeien met zaken die hem aan het hart gaan, zoals de dreigende sloop van het voormalige Kamper ziekenhuis. „Ik had beloofd niets meer te schrijven en niet meer op stap te gaan", zegt hij. „Maar begin dit jaar kon ik het niet meer houden. Pensi oen is verschrikkelijk. Ik moest weer iets doen. Ik kan niet stilzitten." REINY DE FIJTER NIEK STAM Prof. dr. Willem Kolff; „Begin dit jaar kon ik het niet meer houden. Pensioen is verschrikkelijk. Ik moest weer iets doen. Ik kan niet stilzitten." FOTO'S NIEK STAM Modewoorden, het woord zegt het al, komen en gaan. Alle andere woorden doen dat ook, maar niet zo snel. Modewoorden zie je en hoor je een paar jaar lang elke dag. tot vervelens toe, en dan zijn ze: weg. Soms zijn ze er maar zo kort. dat de woordenboeken niet eens de; tijd hebben om ze op te nemen Het ene moment zijn ze er nog niet en nog voordat de volgende editie uitkomt, zijn ze al weer weg. Juist door hun kortstondigheid zijn ze in het verleden vaak moeilijk te ach terhalen. Wat waren de modewoorden omstreeks 1950? Wat waren in de 19de of de 18de eeuw de modewoorden? Als je met de cd- -rom van het grote Woordenboek der Ne- derlandsche Taal (WNT) zoekt, vind je wel iets, maar het is weinig. Bijvoorbeeld dat in de 18de eeuw blijkbaar 'opdruischen'.'ga lant' en 'veldbewoner' populair waren. En in de 19de eeuw 'fameus'. Toch zullen er ook toen veel meer geweest zijn. Maar als de tijdgenoten ze niet zelf ergens genoteerd hebben, is er later meestal weinig meer van; te vinden. Af en toe, als het meezit, vinden we zo'n tijdgenoot. Multatuli bijvoorbeeld. Mul tatuli schrijft in zijn boek 'Over specialitei- ten' (1871): 'Van jongs af lette ik vry nauw keurig op eb en vloed van modewoorden. Ik herinner me den tyd toen 'bluf geboren werd. De lezer ziet hoe goedig ik hem gele genheid bied tot goedkope spottemy. Ik heb de woorden 'type', 'humor' en 'genie' in de kindsheid hunner populariteit ge kend. 'Bepaald' is jonger. Een der nog jon geren is 'intens' om nu van 'objectief en 'subjectief niet te spreken...' Ik heb die 'Duizend en eenige hoofdstuk ken over specialiteiten' al dertig jaar gele den gelezen, en even zo lang in de kast staan, maar 't is me destijds niet opgeval len. De passage staat trouwens ook geci teerd in de 'Multatuli-Encyclopedie' van K. ter Laan (bij: modewoorden), en dat boek heb ik ook al vier jaar geleden gekocht, maar ik heb het niet van kaft tot kaft gele zen. Het is pas door de bundel 'Achteraf (1999) van Karei van het Reve, zijn pos tuum uitgegeven krantenstukken, dat ik er nu met mijn neus op geduwd word. Zo vind je nog eens iets dat je al lang in huis blijkt te hebben. Karei van het Reve citeert daar precies de zinnen die ik hierboven ook citeer. Tot mijn stomme verbazing laat hij erop vol gen: 'Dat van die goedkope spotternij be grijp ik niet'. Begrijpt hij dat echt niet, of houdt hij zich van de domme? Wat 'bluf betreft heeft Multatuli het waarschijnlijk wel goed gezien. Ook in het WNT zijn de vroegste voorbeelden van 'bluf in dé he dendaagse betekenis afkomstig uit het mid den van de 19de eeuw. Karei van het Reve noemt als voorbeeld 'mieters', in de perio de 1930=1960. Men zou daar voor de voor oorlogse periode aan kunnen toevoegen: 'luizig' ('het was er luizig vol') en 'knal' ('een knalfuif; het was er knal'). Rond 1960 had je dat akelige 'zindelijk' ('zindelijk den ken; een onzindelijk voorstel') en kort daar na ook 'de ander' als een haast gewijde aanduiding voor andere mensen. Weer iets later had je 'een stuk' ('een stuk medemen selijkheid; een stuk geloofwaardigheid'). In tussen zijn al deze rtiodewoorden weer ver dwenen. Om plaats te maken voor nieuwe. Zoals: 'een x-aantal', en 'een hoog gehalte' ('een hoog Nederlandergehalte; een hoog moddergooigehalte'). Dankzij een van de lezers beschik ik over een enorme lijst met van die 'gehaltes'. En op dit moment mag 'fors' met ere genoemd worden ('fors bo ven het maximum, fors groter dan ver wacht, omdat zij fors lachen met zijn ambi ties'). Nu ik er nog eens over nadenk, geloof ik toch dat Karei van het Reve die zin van Multatuli werkelijk niet begreep. Moeilijk is het niet: Multatuli overweegt, niet zonder reden, dat lezers hem zouden kunnen be schuldigen van bluf, juist wegens zijn ge pronk met feiten en weetjes die niet zo ge- makkelijk op hun juistheid te controleren zijn. Waarom begrijpt Karei van het Reve niet wat ieder ander wel begrijpt? Ik denk dat het komt doordat juist Karei van het Reve altijd en overal kokeneerde met feiten en weetjes die soms verbazend lastig te controleren waren. Hij vond dat zo vanzelf sprekend, dat hij niet op het idee kwam dat iemand dat bluf zou kunnen noemen. Ove rigens beschouw ik dat als een van de char mes van zijn opstellen. Ondertussen gebruiken wij het woord 'bluf nog precies zoals Multatuli het ge bruikte, zodat je je kan afvragen of de grote leeddrager het terecht een modewoord noemde. JOOP VAN DER HORST universitair docent Nederlands

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 47