DE BEEMSTER: een creatief meesterstuk GOUD ONDER GOLVEN 'TT 131 ZATERDAG 4 DECEMBER 1999 droogmakerij is een creatief meesterstuk waarbij de zeventiende eeuwse idealen nog steeds goed waarneembaar zijn'. Met onder meer deze toelichting, kende een Unes- co-commissie afgelopen week het predikaat "Werelderfgoed" toe aan de Beemster. Aan het monument is onlosmakelijk de naam verbonden van een timmermanszoon uit De Rijp, Jan Adriaanszoon. Hij werd overigens niet beroemd onder die naam, maar onder de ere-titel die hij verwierf met zijn inspanningen voor de droogmakerij: Leeghwater. Jan Adriaanszoon was meer een actievoerder dan een bouwer. Hij kreeg het voor elkaar dat er rond de polder een ringdijk van 32 kilometer werd aangelegd. De droogmakerij die drie miljoen gulden kostte) leverde 7.185 hectare uiterst vruchtbare klei op. Wat de Beemster uniek maakt, is dat de verkaveling daarvan nog steeds duidelijk zichtbaar is. Het zijn vierkante blokken van een Engelse zeemijl: 1,8 bij 1,8 kilometer. Zo'n vierkant bestaat weer uit vier vierkanten van 900 meter lang en breed. En al die vierkan ten zijn weer verdeeld in vijf rechthoekige kavels land van 180 bij 900 meter. De verdeling zou zijn gebaseerd op de oorspronkelijk ideeën van de Romeinen over ver kaveling. In de renaissance werd dezelfde maatvoering gebruikt om platteland en steden in te delen. De droom van 'Leeghwater' is uitgekomen, want de polder bleef compleet agrarisch. Een stuk Hollands Welvaren dat werelderkenning kreeg. 'l JLk haat dat water', barst Aaltje Willemsdochter uit tegen Jan Adriaanszoon (Leeghwa ter). „Het zit vol onheil. Als ik nog langer in dit waterland blijf, word ik stapelzot, dat voel ik. Je weet niet wat het zeggen wil. altijd dat geruis te horen, immer te weten dat vlakbij dat grote graf ligt. Twee broers van me zijn dood aangespoeld, ik heb 't met m'n eigen ogen gezien. En rpijn moeder is van narigheid gestorven, ze had zo'n verdriet dat ze niet eens meer huilen kon. Daarom ga ik weg en kom hier nooit weer terug." In het geromantiseerde verhaal van Jan Mens 'Goud onder golven' over de inpoldering van de Beemster in 1608 is Jan Adriaanszoon tot over zijn oren verliefd op Aaltje, 'de jon ge Pinksterblom uit Schermerhom'. Hij zweert dat hij de hoge heren in Amsterdam net zo lang zal bewerken tot zij geld stoppen in het droogmalen van de woeste, levensbedreigen de plas water middenin Noord-Holland. Jan Adriaanszoon kent de Beemster als zijn broekzak. Ooit is dit land overstroomd door de zee en niet eens zo heel diep onder het wateropervlak ligt de bodem van moddervette klei. Hij dagdroomt en ziet 'gouden banen van kostelijk graan. Rogge en tarwe wedijveren met boekweit en haver. Het malse gras dient als voedsel voor het zware vee. De melk zal sissend spuiten in de blankgeschrobde emmers. De wagens zullen zwaarbeladen met bo ter en kaas ter marktplaats bolderen'. De timmerman rent de benen uit zijn lijf, praat als Brugman en krijgt voor elkaar dat de inpoldering begint. In 1612 wijkt het water definitief voor het land. TEKST: THEO VAN DER KAAU FOTO'S: HANS VAN WEEL Middenbeemster, het grootste dorp in de Beemster, is gegroeid op een kruispunt van v Kaarsrechte wegen, omlijst door iepen, doorsnijden de Beemster. Zij markeren de oorspronkelijke verkaveling in vierkanten. Een van de vele fraaie stolpboerderijen langs de Middenweg in de Beemster. Ze worden de Noord-Hollandse piramiden genoemd. In deze voormalige pastorie uit 1665 is in Middenbeemster het muse um Betje Wolff gehuisvest Jgaaf bewaard gebleven stolpboerderij 'De Eenhoorn' aan de enweg in de Beemster hangt de vlag in top vanwege het eervolle to-besluit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 43