In zekere zin ben ik een provo'
9
131
ZATERDAG 27 NOVEMBER 1999
Arnold Heertje stopten gaat door
Arnold Heertje (65) kwam als student naar de Universiteit van Amsterdam en stopt er
nu als hoogleraar economie aan de juridische faculteit. De beroemde vader van een
beroemde zoon over het verlies van een kind, de oorlog, de overlevingskracht van het
joodse volk, non-conformisme, het verval van het onderwijs en de eisen van
werknemers. „Ik behandel alles als econoom: hoe komt het dat de groei vair de
economie het altijd wint van het behoud van cultuur en natuur?"
Nie
I iemand zegt recht in mijn gezicht dat ik
me moet inhouden. Nee, stel je voor. Zou ook
niet helpen. Maar wie steunen mij het hardst?
Niet-Nix, de jongerenbeweging van de PvdA.
De jonge generatie ziet net als ik dat kwaliteit
in onze samenleving steeds minder belangrijk
wordt en dat het alleen nog maar gaat om
geld, groei en winst. Kwaliteit is het slachtof
fer. Kijk naar het onderwijs: ten hemel schrei
end, een puinhoop. Kijk naar boren in de
Waddenzee: groei en winst maken ten koste
van de natuur. Kijk naar het opofferen van
historische boerderijen voor de Betuwelijn.
Ik behandel alles als econoom: hoe komt
het dat de groei van de economie het altijd
wint van het behoud van cultuur en natuur?
De natuur, zie de Waddenzee, is al een con
sumptiegoed geworden. Voor cultuur geldt
dat ook steeds meer. Arbeid is onderdeel van
de cultuur, en je ziet dat naarmate arbeid
meer inkomen oplevert werknemers andere
eisen stellen. Ze willen bepalen wanneer ze
werken, waar, met wie, in welke ruimten, on
der welke omstandigheden. Ze gaan niet een
dag méér werken voor geld, nee, ze werken
liever een dag minder. Bij jongeren zie je dat
al sterk. Werkgevers zullen zich moeten reali
seren dat ze hun aanbod moeten modelleren
naar de wens van de werknemers. Als Neder
land doorgaat zoals nu, met meer wegen,
meer verplaatsingen, dan is er straks geen
werknemer meer die in Nederland wil wer
ken, met die files en die bedompte atmosfeer.
Onze kleinkinderen zullen Europese harten
hebben, zullen verder kijken dan de Neder
landse grenzen.
Arnold Heertje: „De jonge generatie ziet net als ik dat kwaliteit in onze samenleving steeds minder belangrijk wordt en dat het alleen nog maar
gaat om geld, groei en winst. Kwaliteit is het slachtoffer." foto gpd ronald de bruin
ook een volslagen mislukking. Onderwijs is:
uit mensen halen wat erin zit, leerlingen sti
muleren door aan te sluiten bij hun capacitei
ten en aanleg. Het idee van iedereen hetzelf
de' is volslagen absurd. Er is nu bijna nie
mand meer die wis- en natuurkunde gaat stu
deren en dat is desastreus voor de samenle-
Raoul en ik hebben er lang bewust
voor gezorgd dat niemand het ver-
band tussen ons zag. Blijkbaar zit-
ten we ook in zulke verschillende
sferen dat mensen zich toch al niet
konden voorstellen dat wij iets met elkaar te
maken hebben. Toch hebben wij gemeen dat
we volledig ongebonden zijn en kunnen zeg
gen wat we vinden zonder verantwoording te
hoeven af te leggen. Raoul zegt als stand-up
comedian alleen veel ergere dingen dan ik -
maar hij komt er makkelijker mee weg. Ik heb
zo langzamerhand een achtergrondpositie. Ik
ben nu de vader van een beroemde zoon; hij
is niet meer de zoon van een beroemde vader.
Dat vind ik prima, het is de natuur der din
gen.
Grappig dat uit één gezin twee mensen ko
men die een publiek figuur zijn geworden,
uiteenlopend, maar toch bijdragend aan het
publieke debat. Ik heb het vanaf het begin in
hem zien zitten, hoewel hij door diepe dalen
is gegaan. Optredens in cafés waar hij werd
weg gejoeld. Maar dat zocht hij bewust op, hij
vond dat-ie door het moeras moest, en is er
bijna in weg gezakt. Maar door die ervaring is
hij een blijvertje. Succes is mede de vrucht
van diepe dalen. Je komt alleen tot bijzondere
prestaties als je door diepe ellende, diep ver
driet bent gegaan.
Raoul heeft pas een boek geschreven waar
in hij een gesprek voert met zijn nog niet ge
boren kind. Maar het gaat ook over de dood
van zijn broer Patrick, onze jongste zoon. Hij
is acht jaar geleden overleden en het is nog al
tijd of het gisteren is gebeurd. Het verliezen
van een kind is het ergste dat je kan gebeuren,
en we hadden niet gedacht dat we het zouden
overleven. Je komt er oök niet overheen, wel
doorheen. Het is een dagelijks leed, je draagt
het met je mee, maar de gevoelens fluctueren.
Er zijn dagen dat het heel dichtbij is, dat het
verdriet zwaar weegt, en er zijn dagen dat het
wat lichter is. Mijn vrouw en ik hebben het
verlies niet verdrongen, maar geprobeerd het
een plaats te geven. Wij proberen te functio
neren alsof hij er nog is. Onbewust is dat mis
schien de ervaring van de oorlog.
Ik weet niet... eh... het is geen moeilijk on
derwerp, ik heb alles klaar liggen om er een
boek over te schrijven, maar... die oorlog... ik
vraag me af of ik dat wel adequaat kan ver
woorden. ïk kan zeggen dat ik het op een ma
nier heb verwerkt, maar ook dat het nooit
echt tot me is doorgedrongen. Zoals bijna alle
joden heb ik de ervaringen uit de oorlog lang
verdrongen. Het is een menselijke neiging om
negatieve, onaangename ervaringen weg te
stoppen, anders kun je niet functioneren.
Pas na zo'n vijftig jaar wilde, durfde ik de
confrontatie met mijn verleden wel aan en
heb ik in kaart gebracht waar ik allemaal was
geweest. Ik ben al die plekken langs gegaan.
Het werkt goed, maar je moet wel bijna uit je
zelf treden om het te analyseren. Toen ik die
film terugdraaide, heeft het een plek in mijn
leven gekregen. Het heeft bevrijdend gewerkt,
de kwaliteit van mijn bestaan is erdoor verbe
terd. En als je er afstand van hebt genomen,
ben je ook meer waard voor anderen, omdat
je minder remmingen hebt. Ik realiseer me nu
dat mijn leven een aantal keer aan een zijden
draadje heeft gehangen. Ik heb van mijn acht
ste tot mijn elfde jaar op verschillende adres
sen ondergedoken gezeten. Mijn ouders wis
ten niét eens waar ik was, en dat gold ook
voor mijn broer en zusje. Als je je probeert te
realiseren wat dat is, al die jaren met de angst
leven dat je kan worden opgepakt, dat men
sen naar je op jacht waren, op jécht!
Dat is dé vraag: hoe is het mogelijk dat het
joodse volk toch nog steeds bestaat en een
heel belangrijke rol speelt, als staat en als in
dividu. De hele inbreng van het joodse volk in
de geschiedenis, de wetenschap, kunst en po
litiek, valt niet te verklaren uit de omvang,
want die is niet groot. Dus moet in de loop
van de tijd sprake zijn geweest van een enor
me overlevingsdrang en overlevingskracht.
Die kracht heb ik als het ware van nature
meegekregen.
De oorlog heeft zeker bijgedragen aan mijn
non-conformistisch gedrag; onderduiken is
een verzetsdaad. Als je je goed bewust bent
van de enorme bedreiging die je hebt meege
kregen, als je daar doorheen bent gekomen,
dan krijg je zoiets van: wat kan mij nog gebeu
ren? Maar tegelijk realiseer ik me dat een
oma, een oom en tante, en een nichtje van
drie zijn omgekomen in de gaskamer. Ik be
hoor tot de ontsnapten aan de gaskamers, zo
is het. En het is niet prettig om met dat besef
te leven.
O ns gezin is na de oorlog weer volledig bij
elkaar gekomen, dat was uitzonderlijk. Maar
over de oorlog, over de ervaringen en de ver
schrikkingen, werd niet gesproken. Het was
geen thema. Evenmin als het dat voor mij la
ter als vader was, omdat ik mijn drie kinde
ren, Eric, Raoul en Patrick, er niet mee wilde
belasten. Mijn ouders hebben geprobeerd er
met ons het beste van te maken, ook om te la
ten zien dat we er nog waren. Wij hadden de
oorlog overleefd, en hoe wreed is het dan dat
later mijn zusje overleed, op haar 37e. Mijn
ouders waren door de oorlog gekomen en
verloren tóch een kind.
In zekere zin geldt dat met vertraging ook
voor mijn vrouw en mij. Ik heb gezien hoe
mijn ouders dat verlies hebben doorgemaakt,
hoe hard ze hebben gewerkt om het te ver
werken, hoe groot hun doorzettingsvermogen
was, hun wilskracht en ook hun harmonie.
Ondanks alle tegenslagen in hun leven heb
ben ze altijd weer de draad opgepakt, samen,
in liefde voor elkaar. Dat is voor mij een groot
voorbeeld geweest.
Ik heb vanuit mijn opvoeding wel het een
en ander meegekregen. Mijn familie stamt uit
het joodse proletariaat, mijn overgrootvader
ging nog met een kar vol sinaasappelen door
de straten. Mijn vader had al hbs, maar er was
geen geld voor de universiteit, dus ging hij
naar de mts en deed daar scheikunde. Zijn
kinderen moesten wèl naar de universiteit, en
daar zat ik al op mijn zeventiende. Ik haalde
in vijf jaar de hbs, terwijl ik ook veel aan sport
deed, handbal vooral, en in organisaties zat,
zoals de joodse jeugdfederatie. Achteraf be
grijp ik daar niets van. Je moet toch over ca
paciteiten beschikken om dat allemaal bij el
kaar te fietsen. Een groot voordeel was dat ik
een goed stel leraren heb gehad.
Ik begrijp niet dat leraren afbranden, verzu
ren. Het is toch prachtig als je leraar Frans
bent en je krijgt een klas waar niemand een
woord Frans spreekt, en een paar weken later
zie je dat ze al een beetje die taal beginnen te
praten. Dat geeft zo veel voldoening. Ik ben
een geboren docent. Op de universiteit vond
ik het heerlijk, en nu ik afscheid van de juridi
sche faculteit heb genomen, geef ik onbezol
digd les op het Vossius Gymnasium in Am
sterdam. Ik hoop dat het een uitstraling heeft,
naar de ouders en naar andere scholen, dat
professor Heertje daar les geeft. Dat het beter
is om mensen met kwaliteit voor de klas te
hebben dan leraren die havo hebben met een
beetje pedagogiek en dan vwo'ers les moeten
geven.
Mijn eigen partij, de PvdA, heeft enorm veel
pakjes boter op het hoofd als het over onder
wijs gaat. Juist de PvdA is in hoge mate schul
dig aan het verval van het onderwijs. De ellen
de is begonnen met de middenschool van
Van Kemenade. Alle leerlingen door dezelfde
poort, in plaats van naar eigen aanleg en be
langstelling. Wallage met de basisvorming,
ving.
De lerarenopleiding is een opleiding voor
leeuwentemmers geworden. Ze leren hoe ze
kinderen moeten opvangen, hoe ze met seks
moeten omgaan. Het is sociale begeleiding en
niet: hoe leer ik ze goed Frans lezen en schrij
ven. Leraren van nu kennen nauwelijks de
stof, de leerlingen weten het soms beter. Je
krijgt alleen betere leraren door de opleiding
radicaal om te gooien. Op de middelbare
school moeten mensen voor de klas komen
die hun doctoraal hebben, dus zijn afgestu
deerd. Als ik Frans geef, moet Frans mijn lief
de zijn en mijn expertise.
Over de hele linie stellen beroepen hogere
eisen dan vroeger, maar daar zijn we niet voor
opgeleid. Er is een enorm tekort aan gekwali
ficeerde arbeidskrachten. Wat wil je als op het
ministerie van economische zaken een minis
ter zit die niets van economie weet. De WD
heeft echt wel betere kandidaten dan Jorrits-
ma, die totaal geen gesprekspartner is voor
haar ambtenaren. Netelenbos idem dito.
Weet niets van verkeer en waterstaat. Alsof je
in het Nederlands elftal Van der Sar in de spits
zet en Kluivert in het doel. Een goede mana
ger is iemand die weet wat-ie niet weet; hij
zorgt ervoor dat mensen die er wel iets van
weten worden gemobiliseerd.
Boeken die ik niet ken, maar waar iemand
mij op attendeert, dat vind ik prachtig. Maar
wat zie ik bij studenten? Die werken met rea
ders, dus ze leren wat de docent heeft opge
schreven. Als je dat nu maar goed leert, dan
vraag ik je dat en dan slaag je. Ja kom! Ik moet
niet bepalen wat ze lezen, ik moet een verge
zicht voor ze openen en dan moeten ze het
verder zelf doen, naar hun eigen aard, inzicht
en belangstelling. Maar op de universiteit
gaan de studenten niet meer naar de biblio
theek, ze weten de weg naar boeken niet
meer. Onlangs raadpleegde een van mijn stu
denten een boek van Samuelson, de grootste
nog levende econoom. Daar moet je als stu
dent economie kennis van nemen, niet? Blijkt
dat boek in 1993 voor het laatst door een stu
dent te zijn opgevraagd!
Ik krijg veelal pas laat gelijk, maar dat weer
houdt mij er niet van te zeggen wat ik vind. Ik
wacht niet op wat anderen vinden. Twintig
jaar geleden zei ik tegen Wim Duisenberg,
toen minister van financiën in het kabinet
Den Uyl, dat er een zwart circuit is waarin
veel geld omgaat zonder dat we dat terug zien
in ons nationaal inkomen. Daar werd heel la
coniek over gedaan, maar nu blijkt dat ik het
eerder heb onderschat dan overschat.
Tegenwoordig zullen veranderingen wel
iets sneller gaan, ik schat zes, zeven jaar, om
dat we veel eerder en beter zijn geïnformeerd.
We kunnen veel sneller kennis vergaren, via
de media, maar zeker ook via internet. Het
paradoxale is dat ik de ontwikkeling van de
techniek geweldig vind, maar er totaal niet
mee om kan gaan. Mijn vrouw doet de e-mail
en internet, zij heeft les gehad van onze oud
ste zoon die een automatiseringsbedrijf heeft
opgebouwd dat hij onlangs heeft verkocht.
Ik ga binnenkort trouwens opschudding
veroorzaken met internet. De boeken voor de
tweede fase, het studiehuis, zijn erg duur. Dat
is een groot probleem. Ik heb samen met en
kele medewerkers een studieboek economie
voor die groep geschreven en dat wordt over
enkele weken via uitgeverij Thieme in Nijme
gen te koop aangeboden op internet. Dat
boek kun je dus alleen maar kopen via de
computer en het kost de helft van wat die
boeken nu kosten. Boekhandels kunnen het
ook via internet kopen, maar dan zul je zien
dat de één er een tientje bovenop doet, de an
der vijftien gulden, en weer een ander mis
schien maar zes gulden. Dan is het dus ge
beurd met de vaste boekenprijs! Daarmee zal
ik veel weerstand oproepen, maar ik weet dat
het een gewonnen race is. In zekere zin ben ik
een provo, ik lok uit. Niet om het uitlokken
zelf, maar om dingen te veranderen.
Gek eigenlijk, dat ik dit nog allemaal doe,
als ik me realiseer wat ik in mijn leven heb
meegemaakt. Alles bij elkaar lijkt het te veel
voor een mensenleven. Maar wij hebben een
half jaar geleden ons eerste kleinkind, een
meisje gekregen, het kind met wie Raoul in
zijn boek een gesprek voerde toen het nog
niet was geboren. Ik geniet ongelooflijk van
dat kleinkind. Ze is misschien wel extra kost
baar voor ons, dat merk ik ook aan mijn
vrouw. Dat kleine meisje is een heel bijzonder
cadeau; zij helpt bij het verwerken
van het verlies van Patrick, ze ver
mindert de versombering.
DICK HOFLAND