IINGEN '"VOORBIJGAAN <3omendieven, de ondergrondse en vrijende Duitsers Leiden Regio STADSGEZICHT ERDAG 6 NOVEMBER 1999 972 CHEF WIM WEGMAN. 071-5356414. PLV -CHEF ANNET VAN AARSEN. 071-5356436 ft van Gent werd op 5 oktober 1913 (oren in Willemstad, Noord-Brabant, eenp verdedigingswerk aan het Hollands n fp". Daar werkte hij in Fort Sabina, i, v r hij oorlogsmateriaal, zoals bommen, ïaten en mitrailleurpatronen erhield voor het Nederlandse leger, n de oorlog uitbrak, werd al het ioneel daar overbodig en kreeg hij cht dat hij in Leiden kon gaan werken, als suppoost bij het Legermuseum, in het pand van het Pesthuis. Hij kwam te wonen aan de Pesthuislaan en is nooit meer uit Leiden weggegaan. Samen met zijn vrouw Co woont hij nu in Robijnzicht. In deze aflevering van 'De dingen die voorbijgaan' vertelt hij over de oorlogsjaren in en om het afgelegen Legermuseum. Leidenaars blikken terug op hun verleden dei at nog maar net in het Le- ïuseum toen de Duitsers J"z< nen, kort na de capitulatie. e zolder van het museum ied en schoenmakerij van het Met Volendamse schoen- diners om de een of andere re- De zolder was bezaaid met reli els legerschoenen, rubber In en en pakjes met afgepaste en hakken met ijzerbe- Een paar dagen achter el- stond de laan voor het Le- mseum vol met Duitse le- dai agens, die werden volgela den met al die schoenen. Dat -bi n er behoorlijk wat, want t m jlder was een meter of 7aa tig lang en zo'n elf, twaalf >be ;r breed. trei aan buiten het Legermuse- dat was een stil plekje, streken ze geregeld neer, uitsers, om met hun Ne- indse meisjes te vrijen. Wat an uit het museum allemaal •n hebben... vreselijk. Dan e zo'n dikke Duitser die zijn koppelriem afdeed en jeweer weglegde. We be en niet dat die Hollandse meisjes zich gaven aan die ke rels. En wat ook onbegrijpelijk was: na afloop gingen die Duit sers soms achter een boom staan om zich weer aan te kle den. Om hun broek aan te trek ken. Dan mocht ineens nie mand ze meer in hun nakie zien. Verder hebben we niet zoveel Duitsers gezien bij het Leger museum. De Duitse generaal Christiansen had een bord voor het museum geplaatst dat de Duitsers daar niet mochten worden ondergebracht. Het was te gevaarlijk voor ze, ze wa ren er te kwetsbaar. Het muse um lag natuurlijk een tikkeltje afgelegen. Bovendien mocht het materiaal dat hier was op geslagen niet in beslag worden genomen. Om de een of andere reden was Christiansen nogal gesteld op het museum. Maar in al het bruikbare materiaal - het spul dat schietklaar was - werd in de loop een gat ge boord. Van kanonnen en derge lijke. Voor alle zekerheid, want de ondergrondse had die wa pens natuurlijk kunnen gebrui ken. Op een avond kwam mijn buurman me waarschuwen: het hek bij het museum stond open, het stond te klapperen. Ik er naartoe. Een man versperde mij de doorgang, hij wilde niet dat ik doorliep. Hij bleef maar voor me heen en weerschuiven. Toen kwamen er ineens een paar mensen naar buiten. Vreemd hoor. Eentje vroeg hoe laat het was. Ik dacht nog dat hij dat vroeg in verband met de spertijd, Dat hij dus voor acht uur thuis wilde zijn. Maar wat ze daar nou moesten in het Le germuseum was ons op dat moment onduidelijk. Ja, ze hadden daar willen bellen, maar de telefoon deed het niet goed. Nou wilde het geval dat er een telefoonlijn over mijn hoofd liep, van het Legermuseum naar het ziekenhuis. Maar ik tapte stroom af, via wat draad jes door mijn dakraam, want in die tijd hadden we geen stroom 's avonds. Zo had had ik stroom Gent: „Het bleef natuurlijk uitkijken met die Duitsers. Met die razzia's, hè." foto henk bouwman voor een lampje. Heel weinig maar hoor, het was maar een klein lampje dat ik bij de fiet senmaker had gehaald. Als ik belde ging het lichtje flikkeren. Die avond dus, vlak voordat mijn buurman mij was komen waarschuwen, had ik gezien dat het lichtje was gaan flikkeren. Terwijl ik de telefoon niet ge bruikte! Dus ik dacht dat er sto ring was. Wist ik toen veel dat die man in het Legermuseum aan de telefoon zat. Maar goed, doordat ik stroom aftapte voor het lampje kon die man in het museum dus niet goed bellen. Pas later hoorde ik dat het alle maal mensen van de onder grondse waren geweest. Die hadden van iemand gehoord dat er nog bruikbare wapens waren opgeslagen in het leger museum. Dat klopte ook, we hadden namelijk nog twee gro te kisten met revolvers en pisto len verborgen. Maar omdat we op dat moment niet wisten dat ze van de ondergrondse waren, verklapten we niets. Ook al om dat ze een man bij zich hadden die Duits praatte. Misschien dat ze die als dekmantel wilden ge bruiken. Maar wij waren daar door op onze hoede. Want het bleef natuurlijk uitkij ken met die Duitsers. Met die razzia's, hè. We hadden natuur lijk geen zin om naar Duitsland gestuurd te worden om te wer ken. We kregen altijd een tip van iemand, van de onder grondse, wanneer die razzia's werden gehouden. Dan sliepen mijn collega, Dirk van den Burgh, en ik op zolder. Met een klewang. Met een klewang! Als of we ze daar mee hadden kun nen tegenhouden. Maar wat nog veel vervelender was: er zaten overal tralies voor de ramen, het gebouw had vroeger dienst gedaan als ge vangenis. Als de Duitsers dus werkelijk waren binnengeval len, hadden we er nooit uit ge kund. Hadden we als ratten in de val gezeten. Daar hebben we op een gegeven moment ook tegen geprotesteerd, maar er gebeurde niets. Daarom zijn wij in het vervolg bij die razzia's ook gewoon thuisgebleven, en niet in het museum waar we hoorden op te passen. Pas jaren later heeft de Rijksgebouwen dienst draairamen in het muse um geplaatst, zonder tralies. Nou ja, van de Leidenaars had den we aan het eind van de oorlog nog meer last. Er werden geregeld bomen omgezaagd in de Pesthuislaan. Dan kwamen er 's nachts mensen uit de Hak- bijlenbuurt, uit Transvaal, om te zagen. De directeur van het Legermuseum zei steeds: 'Er is weer een boom omgezaagd, kunnen jullie dat niet tegen houden?' Maar zo leuk was dat niet. Ik weet nog dat we een keer een boom moesten gaan ophalen bij een oud mannetje, met een grote wagen. Die had met een heel klein zaagje dat ding omgezaagd. Daar had hij toch zo zijn best op gedaan. Wij hadden echt medelijden met hem. Een keer, om twee uur 's nachts, was het weer een keer zover. Het had gesneeuwd en Het Legermuseum. De Duitsers lieten zich er sporadisch zien tijdens de oorlog. tegen die witte ondergrond was het goed te zien: een paar men sen waren een boom aan het omzagen. Dus ik pak een stok en schiet naar buiten, de laan in. Nou, ze liepen meteen hard weg. Een endje verder kom ik er weer een stel tegen. Ook die lui holden weer weg. Zo ging dat. Ze hadden mij best met z'n al len kunnen molesteren. Maar het was spertijd. Ze mochten niet buiten zijn na achten. En misschien dachten ze ook wel dat ik een vuurwapen bij me had. Weer een andere avond komt een buurman me waarschuwen dat Everts, een tuinder uit de buurt, een boom aan het omza gen was, notabene vlak voor mijn huis. De buren waren soli dair niet mij, ze wisten dat ik op de bomen moest letten. Afijn, het ging om een esdoorn van veertig centimeter dik. Essen- hout is erg hard en blijft dus lang branden. Ik loop er naar toe en ik zeg tegen Everts: 'Waar ben je nou mee bezig?' Hij zegt: 'We moeten deze boom hebben'. Dus ik leg uit dat ik opdracht heb van mijn directeur om dat tegen te hou den en dat ik daarom de politie moet bellen. 'Ik heb schijt aan jullie directeur', schreeuwt-ie nog. Maar hij gaat wel op een afstandje staan wachten, achter een ligusterhaag, terwijl ik de politie bel. Komt er een agent die zegt: 'Laat die mensen toch zagen, gun die mensen het hout. Vraag zelf ook een zak joh'. Daar had ik dus niks aan. Ik breng de volgende morgen verslag uit aan de directeur. Kom ik daarna toevallig Everts tegen met zijn zoon. Die zoon laat zijn fiets vallen en geeft me een klap in mijn gezicht. Ik vechten met die knul. Hij al op de grond bij de eerste dreun. Ik er bovenop om nog een paar klappen te geven. Toen had ik dat niet zo in de gaten, maar achteraf heb ik gehoord dat hij helemaal bont en blauw zag. Zo erg dat je zijn ogen bijna niet meer zag. Maar goed, terwijl ik boven op die zoon zit, springt die vader op mijn nek. En dat zag mijn buurman weer die op het tumult was afgekomen. Hij trok de ouwe Everts er vanaf. En mijn woede was gekoeld. Ik loop daarna naar huis, roept mijn collega: 'Kijk uit'. Te laat, krijg ik toch een ongelooflijke klap op mijn voorhoofd van pa Everts, met een klomp. Ik weer vechten en hij valt achterover in het gras. Ik zie ineens zijn grijze haar, omdat zijn hoed van zijn hoofd was gevallen. Dus ik stop, want ik denk: 'Zo'n oude man kan ik niet aftuigen'. Ondertussen had Dirk de poli tie gebeld. Zegt die agent: 'Wat heb je nou gedaan, sus die ru zie nou maar'. Ia, die kreeg na tuurlijk hout van die Everts. Maar mijn overhemd en dienst- jas waren kapotgetrokken, dus ik vraag om een schadevergoe ding van tien gulden. De agent zou erover praten met Everts, maar ik heb er nooit meer iets van gehoord. En de directeur roept me na de knokpartij op het matje. Ik moest bomen beschermen en niet vechten. Word ik me toch kwaad. Ik roep 's ayonds deTlé'- le buurt bijelkaar eh ik zeg: 'Hebben jullie hakbijlen en za- foto archief gen? Ja? Zaag dan de hele rata plan maar om'. Iedereen dus zagen, vrouwen en al. Eén groot feest. En Everts, die tuinder, had in een schuur een geit staan en een paar hokken met konijnen. Lekker om op te eten natuurlijk. Breken een een paar buren die schuur open. De geit onstnapt, maar de konijnen niet. Wat een tumult! Loop ik de volgende dag door de Morsstraat, zie ik de politie die net een schuur aan het openbreken is bij een huiden- zaak. 'Ja, we zoeken huiden, want er zijn vannacht een stel konijnen gestolen'. En weer in het Legermuseum zegt de di recteur tegen me: 'Ze zijn me vannacht toch te keer gegaan*. Wist hij veel dat ik dat allemaal op mijn geweten had." HERMAN JOUSTRA lomburgerpark. FOTO HIELCO KUIPERS Leidsch DagbladAltCHIliVEiX ANNO 1899 Maandag 6 November FINANCIÉELE KRONIEK - Het heeft er veel van, of wij pas aan het begin van den oorlog staan. Ten minste, wanneer men de stemming der En- gelsche bladen nagaat, komt ment toch tot de conclusie, dat, hoe ongelukkiger de Engelsche wapenen zijn in Zuid-Afrika, hoe meer de oorlogs zuchtige geest bij de Engelschen in het moeder land toeneemt. Het wordt nu voor de Engelschen een eerequaestie, al moet het nog zooveel geld en menschenlevens kosten, ja, al zou de laatste Transvaler het leven moeten laten, Engeland moet en zal overwinnen. Deze redeneering klinkt onmenschelijk en zeer zeker is zij verre van hu maan, een woord, waarmede tegenwoordig heel wat geschermd wordt. Van het standpunt van En geland gezien, kunnen de Britsche Staatslieden bijna niet anders handelen. Want, en dit zullen velen met ons eens zijn, wanneer Engeland met de kous op den kop uit dezen strijd thuis komt, is het gedaan met de Britsche wereldheerschappij: het is voor Engeland een 'to be or not to be'. Zooals wij reeds vroeger zeiden zal er een tijd ko men, dat de Anglo-Saksische en Germaansche volkeren van het wereldtooneel zullen verdwijnen, doch wij meenen te mogen gelooven, dat dat tijd stip nog verre is. Op dit ogenblik verheugt de An glo-Saksische stam zich zonder twijfel in de sup- prematie over de heele beschaafde en onbe schaafde wereld, en zooals de verhouding tus- schen Engeland en Amerika nu is, zal zij deze po sitie nog wel geruimen tijd kunnen handhaven. De houding van de Vereenigde Staten evenwel verdient meer dan afkeuring. Zij, de republiek bij uitnemendheid, de vrijheidlievende natie, zij toch moest de eerste zfjn geweest, welke haar zusterrepublieken had moeten bijstaan. ANNO 1974 HAZERSWOUDE-RUN- DUK - Verontruste be woners van de Hazers- woudse Potgieterlaan 'smeken' automobilisten, die dagelijks in groten getale door hun straat rij den, toch vooral aan hun kinderen te denken en de snelheid te matigen. In alle tuinen zijn bordjes aangebracht met de tek sten 'Denk aan de kinde ren' en 'Matig uw snel heid'. Per dag rijden er volgens de bewoners zo'n achttienhonderd au to's door de laan, waar van tweehonderd vracht wagens. foto archief leidsch dagblad Donderdag 7 november LEIDEN - Op 8 november zal de nieuwe fabriek van J. J. Krantz en Zn. NV in Leiden (fabrikant van lakens en wollen stoffen) in Cumbernauld, in de buurt van Glasgow, officieel worden geopend. De nieuwe dochteronderneming 'Cumbernauld Woolen and Worsted Mills Ltd.' geheten, zal zich gaan specialiseren op de produktie van wollen en kamgaren stoffen. Volgens een woordvoerder van Krantz is de nieuwe fabriek inmiddels volop in produktie. Een andere woordvoerder deelde van morgen mee, dat de directie voor nader commen taar tot aanstaande maandag afwezig was en er op dit moment geen nadere mededelingen kon den worden gedaan over bijvoorbeeld de werkge legenheid. HAARLEM/LISSERBROEK - De rechtbank in Haarlem heeft vanmorgen een 55-jarige inwoner van Lisserbroek veroordeeld tot drie maanden ge vangenisstraf voorwaardelijk. De man had zich schuldig gemaakt aan bigamie. Op de burgerlijke stand in Lisse had hij, toen hij daar 27 april van het vorig jaar in het huwelijk trad met een 48-jari- ge weduwe, verzwegen, dat hij in 1966 in Duits land getrouwd was met een Nederlandse vrouw De man verklaarde aan de rechtbank in de veron derstelling verkeerd te hebben, dat dit huwelijk in 1968 ontbonden was. Hij was naar Nederland verhuisd tijdens de echtscheidingsprocedure; het resultaat had hij niet afgewacht. Wel had hij op gegeven van 1945 tot 1966 met een Russische vrouw getrouwd te zijn geweest. Dit huwelijk werd snel ontbonden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 15