Schaken met Thijm
Ode aan de verwondering en pleidooi
voor vermenselijking van de macht
Literair monument voor een hond
'Dubbelliefde' is een
onthutsende roman
Jk
Boeken
DONDERDAG 23 SEPTEMBER 1999
Op 19 september 1964 verscheen in Haarlems Dagblad een stukje van Godfried Bomans, getiteld Schaken met
Thijm. Het is opgenomen in het zevende en laatste deel van Bomans' Werken dat deze week verschijnt. De 'Thijm'
waar het hier over gaat is beter bekend als Lodewijk van Deyssel, de eigenzinnige en legendarische schrijver van on
der meer Een Liefde en de Heroisch-Individualistische dagbloekbladen, die lange tijd in Haarlem woonde en de Ne
derlandse literatuur verrijkte met talloze anekdotes.
Godfried Bomansindrukwekkende oeuvre compleet
Het omgaan met meneer Thijm
was niet eenvoudig. Hij was zo
geheel anders dan andere men
sen en dit niet alleen in de zin,
waarin elk groot man anders is.
Hij had ook een totaal van het
gewone afwijkende manier van
kijken, in de kamer zitten, iets
ter hand nemen, converseren
en zwijgen. Dit laatste 'beoe
fende' hij als het ware. Men
hoorde hem bijna zeggen:
'thans zwijgen wij.' Hij trachtte
het onaangename daarvan niet
te overbruggen door zo maar
wat te gaan zeggen, nee, hij
zweeg, zeer nadrukkelijk en
welbewust, omdat er op dat
moment blijkbaar niets te zeg
gen viel. Het eigenaardige daar
bij was, dat vanuit die houding
de gespreksstiltes hun enigszins
pijnlijk karakter gaandeweg ver
loren.
Men wende er aan, omdat
men vaag de opvatting begon te
vermoeden, van waaruit dit
zwijgen ontstond. Dit was de
mening, dat elke toestand van
de geest ten volle waard is om
doorleefd te worden. Er was
geen situatie denkbaar, die
Thijm niet in al zijn consequen
ties aanvaardde en dan ook met
een uiterste aan bewustheid
onderging. Hij deed niets
'vluchtig'. Ik ga even op dit
punt in, omdat deze gesteld
heid, die al zijn doen en laten
onafgebroken begeleidde, de
'gemaniëreerdheid' verklaart,
die men hem wel toeschreef.
Dit is een vergissing. Het was
natuurlijk een vreemde gewaar
wording om, wanneer men zei
dat het weer vandaag wel droog
zou blijven, Thijm met de
grootste aandacht naar die zin
te zien luisteren, om er daarna
nog over na te denken ook. Hij
speelde dit echter niet. Hij
vond, of had zich voorgenomen
te vinden, dat iemand, die zegt
dat het niet gaat regenen, een
mededeling over de kosmos
verstrekt, die de zorgvuldigste
overweging verdient. Zo was
het ook, wanneer hij een sigaar
aanstak. 'Thans steken wij een
sigaar aan.' Hij zei dit soms er
bij. Maar ook als hij het niet zei,
hoorde men het hem zeggen.
Wij schaakten samen, elke
week, op maandagmiddag. Zo
was er iets tussen ons, een vier
kant van abstract denken,
waardoor ik het uithield. Thijm
kon niet schaken en heeft ook
nooit een partij gewonnen. Hij
overzag de eenvoudigste com
binaties en dan herstelde ik de
blunder, door zijn stukken weer
terug te zetten in de stand, van
waaruit de fout begonnen was.
Hij ging dan rechtop zitten als
iemand, die door zoveel edel
moedigheid eenvoudig sprake
loos is. 'Meen je dit waarlijk?'
vroeg hij dan. Dit was de eerste
zin. 'Natuurlijk, meneer Thijm,
want anders is het uit.' Stilte.
'Maar je bent bijzonder gene
reus.' Ik mompelde weer wat.
'Neen, neen,' zei Thijm dan,
'dit is werkelijk in hoge mate te
gemoet komend. De vraag is
zelfs, of zulk een uiterste aan
hoffelijkheid wel aanvaard mag
worden.'
Hij bleef een ogenblik zitten na
denken en zei dan: 'Misschien
doet zich in de loop van het
spel de gelegenheid voor, dat ik
de geste mag reciproceren. Met
dit vooruitzicht accepteer ik de
oplossing, maar niet dan na
nogmaals mijn erkentelijkheid
ervoor uitgesproken te hebben.'
Hij werd dit ritueel nooit moe.
Telkens als ik de correctie aan
bracht, en dat gebeurde een
paar maal per partij, werd het
hele stuk weer opgevoerd. Eén
keer zei hij: 'Je kimt net zo goed
met een hond schaken.' Hij zei
dit echter zonder bitterheid,
maar- als de vaststelling van een
feit. Ik herinner mij die zin, om
dat ik niet wist wat er op te ant
woorden en er dus een lang
zwijgen viel. Eindelijk zei
Thijm: 'Men wordt geacht dit te
ontkennen' en zette toen de
stukken weer op voor een nieu
we partij.
Godfried Bomans
19 september 1964
VERZAMELD WERK RECENSIE
WIM VOGEL
Godfried Bomans. Werken VII. 774 blz.
Uitgeverij De Boekerij. Prijs 99,00
In oktober 1938, toen de wereld
zo langzamerhand wel wist, wat
ze aan Hitier, Goering en Göb-
bels had, schrijft Godfried Bo
mans dit trio een briefje. 'Mein
guter Adolf vraagt hij niet zo te
schreeuwen omdat wij ook
zonder die hysterie heus wel
geloven dat hij en zijn volk
'Kraftiger Willen, stark, arisch
(en) Kampfbereitet' zijn. De
führer adviseert hij wat meer te
lachen, 'das schwarze Ding-
schen' te 'rasieren' en 's avonds
wat meer te kaarten. Hermann
stuurt Bomans een paar wor
sten met zuurkool, een vet var
kentje en een ridderorde, verge
zeld van de vraag of het voor de
Duitsers zelf nu wel zo leuk zou
zijn als de hele wereld verwoest
maar wel Duits werd. Göbbels
krijgt een exemplaar- van Pieter
Portret van Thijm - Lodewijk van Deyssel - door Kees Verwey.
Godfried Bomans met schaakbord.
ARCHIEFFOTO
Bas en daarbij het verzoek zijn
landgenoten eens op te roepen
een groot feest te organiseren
met veel 'Bratwürste, gutes
Bier, Sang und Tanz. Keine Sp-
rich-Choren, ich bitte dich.'
Dertig jaar later houdt Bo
mans een preek. Aan zijn be
minde gelovigen openbaart hij
zijn twijfels en zijn niet-weten.
Hij haalt uit naar de kerkelijke
autoriteiten die er op toezien
dat gelovigen leven naar de let
ter van de wet en daarmee zo
veel 'tussen Hem en ons' schui
ven 'Dat we Hem nauwelijks
meer zien.' De moderne ont
wikkelingen in zijn kerk kwalifi
ceert Bomans dan ook als puin
ruimen, niet als afbraak.
Ik haal deze twee voorbeel
den van Bomans' strijd tegen
de autoriteit uit het laatste deel
van zijn verzameld werk. De ze
ven nu verschenen delen ma
ken met hun onthutsende om
vang van ruim vijfeneenhalf-
duizend bladzijden een eind
aan het onterechte beeld van
een flierefluitende, gemakzuch
tige en over het algemeen wat
luie schrijver. In een willekeurig
jaar, laat ik 1960 nemen, ver
schenen er van Bomans hon
derdachttien publicaties: kran
tenartikelen, inleidingen, lezin
gen, radio-optredens en gram-
mafoonplaten. De chronologi
sche bibliografie in dit laatste
deel opent met Bomans' de
buut (1929) in Tolle Lege, de
schoolkrant van het Triniteits,
besluit met Beste Godfried, beste
Simon uit 1999 maar dan ben je
wel vijfenvijftig dichtbedrukte
pagina's verder!
Het nu bijeengebrachte men
gelwerk (1932 - 1972) laat twee
constanten zien. Het verraste
mij vast te moeten stellen dat
Bomans in die wat grijze jaren
veertig, vijftig en zestig voort
durend bezig is met de ontmas
kering van de op niets gestoelde
autoriteit. Als een provo die zijn
'Mijn leven met Tikker' prachtig liefdesverhaal van Jan Siebelink
ROMAN INTERVIEW
RENEE DE BORST
Jan Siebelink. Mijn leven met Tikker. 192
blz. Uitgeverij Meulenhoff. Prijs 34,90
Tikker overleed op 19 april
1998. Zijn baas, de auteur Jan
Siebelink, herinnert zich tot in
de kleinste details hoe het ge
beurde. ,,Hij lag op de stoel
naast mijn bureau. Ik probeer
de te werken. Hij keek me op
een gegeven moment intens
aan. Ik heb hem op bed gelegd,
zijn oren gingen recht omhoog
staan, hij legde zijn pootjes bij
elkaar. En toen die laatste
zucht..."
Het gezin Siebelink moest
verder zonder de whippet, een
soort hazewind, die hen - tot
wederzijds genoegen, zoveel is
zeker - ruim veertien jaar had
vergezeld. Maar Tikker leeft
voort. In de literatuur. Het
nieuwe boek van Jan Siebelink,
Mijn leven met Tikker, ver
schijnt vandaag. Het is een
prachtig liefdesverhaal over een
man en een hond en tegelijk
een literair monument voor een
hond.
De schrijver vertelt in een te
lefonisch interview dat hij al vrij
snel wist dat hij een boek wilde
schrijven over Tikker. „Eerst
was er te veel verdriet. Pas na
de zomer - de eerste vakantie
zonder hond - was de afstand
groot genoeg. Maar ook weer
niet te groot.. Voor je het weet
is het allemaal juist weer te ver
weg. Ik ben op Allerheiligen, op
1 november - de herdenking
van de doden voor de
rooms-katholieken - begon
nen. Ik heb me afgesloten, las
geen krant meer en ben gaan
schrijven. Eind december was
het boek klaar."
Siebelink vertelt dat hij het
boek in een roes heeft geschre
ven: „Ik had wel wat aanteke
ningen, maar vooral over de af
takeling, over de medicijnen die
hij gebruikte. Ik had geen vast
plan, geen structuur. Ik wilde
een mooi boek schrijven. Ik
zocht naar spanning. Alleen
schrijven over hondje uitlaten
en hondje eten geven etcetera -
dat kan natuurlijk niet. Ik ben
maar van de ene scene naar de
andere gegaan. In een roes.
Vanuit de herinnering. Met de
gedachte in mijn achterhoofd
dat schrijven het her-
tijd ver vooruit is, morreli iali:
(vergelijk zijn generatiegt
Annie M.G.Schmidt) aan sjcht
turen die alleen maar
en die bijvoorbeeld religion*dt
laten verschralen tot lei lit n
angst. De gezagsdrager
allemaal zo zeker weet,
menselijkt Bomans tot eei
lijke die net zo goed als
ander om twaalf uur zijn b am]
hammen eet.
Bomans' oeuvre is
zang op de verwonderin
fantasie en op de twijfel
alleen omdat hij vindt d lioej
leen standbeelden stabiel
maar vooral omdat mense n tv
precies weten waar zij 'voi mdi
waar zij 'tegen' zijn, tot sei eerc
apostels verworden die
chen verleren en hun zek
den er bij ons het liefst zo
willen inrammen. Vandaj iswi
Bomans het in de late jarei ion<
tig moeilijker kreeg, toei
jongere generatie ook pnesc
dacht te weten hoe de san uyt
ving te verbeteren.
De andere constante biepe
mans is zijn ironie die
kanten heeft: een intelleu.
en een van verzet. Net alionc
grote liefdes Dickens
ge Beets maakt ook Bomai
belachelijke vooral rii fj
'door het als niet belachel
als een hoogst ernstige
voor te stellen.' Door het
naleerde euvel tot in het gen
de te vertekenen, krijgt di
zicht op de onbenullighe;
van, lacht en relativeert
mee die 'hoogst ernstige z ie v\
Bomans was een pi lede
seismograaf van zijn tijd inge
hij van cabaretier Jaap
Merwe schrijft, geldt ooi
hem. 'Als een cabaretier
hij de mensen van repi
wier voosheid ze wel onb
vermoed hadden, maa
door hem nu eerst als zi
ontmaskerd worden.' Mad pi
in stijl en natuurlijk nooit
Itinj
Flaneren langs de afgrond met Adriaan van Dis
iVi
d|se c
iber
lopi
bl
Ror
Jan Siebelink met Tikker.
stellen is van het contact met
dingen die weg zijn. Alles is
werkelijk gebeurd. Ik heb
het hondje inderdaad als
pup gekocht op de dag
dat mijn moeder werd
begraven. Ik heb in wer
kelijkheid ook vaak ge
sprekken met Tikker ge
voerd. Het boek is een
vreemde mengeling van
echtheid en fictie... Niet
echt verbeelding, maar
vooral reductie. Ik
heb veel
dingen weg gelaten. Terwijl ik
schreef werd het steeds kaler en
intiemer. De man
hpt
boek is bij voorbeeld niet ge
trouwd of verliefd. Tsja want
dan krijg je weer dat getut met
een vrouw. Die komt bijvoor
beeld thuis en heeft dan geen
zin om de hond uit te laten..."
„Ik wilde het over heel essen
tiële dingen hebben. Over ge
mis en de angst dat je dingen
dreigt kwijt te raken. Maar ook
over het eigen aftakelende li
chaam. Ik heb problemen met
mijn ogen - ben aan een oog
blind - en beschrijf dat ook in
het boek. En het gemeenbe-
stuur van Ede krijgt er flink van
langs. Hoe zo'n mooi oud dorp,
maar ook het prehistorische
landschap - waar ik duizenden
keren met Tikker heb gewan
deld - naar de verdoemenis
wordt geholpen. Ja het boek
gaat over vergankelijkheid en
over de vraag wat er met je ge
beurt als je er niet meer bent..."
„Ik heb wel voortdurend in
mijn achterhoofd gehouden dat
ik koel en afgewogen en met
droge ogen moest schrijven. Ik
PUBLICITEITSFOTO
wilde mij niet door mijn emo
ties op sleeptouw laten nemen.
Het ging er om dat die twee, die
extreem eenzame man en die
hond, op elkaar aangewezen
waren. Ik ben in werkelijkheid
veel socialer dan die man. Ik
geef ook nog steeds les op
school. Maar het incident dat ik
beschrijf, waarbij ik op dieren
dag ten overstaan van de hele
school door het lint ben gegaan
met een verhaal over Tikker,
dat is echt gebeurd. Dat gaf me
in het boek een goede aanlei
ding afscheid te nemen van
school. Een even dramatische
als marginale scene in het boek.
Maar in werkelijkheid sta ik nog
voor de klas." „Ik wilde maar
één ding met dit boek en dat
was het verhaal vertellen van de
hond en de man. Ik wilde dat
de lezer de hond, die aan het
eind sterft, ook echt mist. Zoals
je dat met echte romanhelden
vaker hebt. Ik denk dat dat ge
lukt is."
ROMAN RECENSIE
HANS WARREN/GPD
Adriaan van Dis. Dubbelliefde,. 366 pag.
Uitgeverij Meulenhoff Prijs 45,00.
Een van de opzienbarendste
boeken dit najaar is Dubbellief
de van Adriaan van Dis (geb.
1946). Waarschijnlijk zal een
deel van zijn lezers schrikken
van deze autobiografische ro
man waarin hij vertelt over zijn
wilde jaren. Een jongeman op
zoek naar de opperste schoon
heid en de uiterste verdorven
heid.
Wie is Adriaan van Dis? Ne
derland kent hem als de be
schaafdheid in persoon, keurig
verzorgd, onberispelijk spre
kend. Als schrijver beantwoordt
hij aan dat beeld: zijn proza is
verfijnd, zijn zinnen worden
fraai gepolijst, hij verkiest ele
gantie boven rauwheid. In Dub
belliefde verstoort hij de indruk
die menigeen van hem heeft.
De persoonlijke onthullingen
zullen sommigen schokken. We
krijgen in dit boek de zwarte
kanten van een smetteloze man
te zien.
Van Dis bekent in zijn relaas
onder meer een dief en een op
lichter te zijn, een hoerenloper
en zélf een hoer.
Het boek bevat volgens de
ondertitel de 'geschiedenis van
een jongeman'. Die jongeman
hoeft niet per se volledig met de
auteur samen te vallen. Van Dis
spreekt dan ook van een roman
en niet van een autobiografie.
Schrijven is altijd arrangeren.
Het lukt je nooit je diepste zelf
in woorden te vangen, reali
seert hij zich. Hij haalt in het
motto Louis Couperus aan: 'de
roman zou een roman blijven,
niet dan een roman, en zich
nooit realizeeren tot autobio
grafie.' We zien in Dubbelliefde
naast elkaar hoe de schrijver af
stand neemt én met zijn alter
ego versmelt. Dat maakt hier en
daar dat voor de lezer het ver
haal gaat wringen: Van Dis ont
glipt juist op het moment dat je
geloofde vat op hem te hebben.
Je denkt aan zijn weelderige
haardos, maar zijn tweede ik is
'nagenoeg kaal'. Ook met de
chronologie heeft de schrijver
flink geschoven, waardoor
vreemd genoeg de middelbare
schooltijd van de hoofdpersoon
pas in zijn drieëntwintigste le
vensjaar eindigt. Hoe dan ook,
in een boek over een jongeman
voor wie heel het leven theater
is, verwacht je niet anders dan
een reeks metamorfosen. Vol
gens een goede vriend heeft hij
'een hoofd vol mensen'. De ver
momming is zijn ware aard ge
worden.
Meen niet dat Van Dis, geca
moufleerd en wel, alsnog een
uitweg probeert te vinden. Hij
schetst zijn zelfportret, niet
meer met een kokette glimlach
maar met een grimmige grijns.
Deze roman laat zich soms le
zen als een compromisloze
confessie, als een eruptie van
iemand die schoon schip wil
maken. Zulke literatuur bete
kent voor een schrijver dat hij
een onbekende weg kiest, on
begaanbaar terrein betreedt
zelfs. De lezer moet hem willen
volgen in zijn waagstuk. Je
moet niet rekenen op een gaaf
boek, tot de laatste komma ge
redigeerd, waarin geen zin te
veel staat en alles perfect in de
hand wordt gehouden. Nee,
wanneer er zoveel risico's wor
den genomen, zal er onvermij
delijk het een en ander mislo
pen.
Dubbeliefde is eerder een gril
lig dan een evenwichtig boek
geworden, briljante stukken
worden door enkele doffe pas
sages afgewisseld. Maar de in
zet, de moed en vooral de poë
zie van dit werk maken dat
weer goed. Zo te zien heeft de
schrijver niet alleen geworsteld
met de inhoud, maar ook met
de vorm van zijn verhaal. Hij
besloot de memoires in te bed
den tussen een proloog en een
epiloog waarin zijn alter ego
veel ouder en een beetje wijzer
is geworden. Het is hem een
paar keer gelukt een rijk en suc
cesvol leven te leiden maar:
„Wat ik opbouwde, maakte ik
telkens kapot." Hij besluit zijn
leven anders in te richten. Dan
dient er echter eerst afgerekend
te worden met het verleden.
Vandaal- deze herinneringen.
En vandaar ook de harde toon
daarvan. Dat is het grote ver
schil met Verwoest Arcadië, de
autobiografie van Gerrit Komrij,
waarin net als hier een jongen
uit de provincie het ware leven
in de grote stad hoopt te vin
den. De verwondering van
Komrij over zijn vroegere ik
ging met liefde gepaard. In
Dubbelliefde gaat die verwon
dering samen met afkeer,
schaamte, regelrechte haat.
Ikilc
igve
Daarin - veel meer nog
de verhalen over de nat
van het bestaan - zit h
hutsende van de roman.
Op de middelbare schc 'c
de hoofdpersoon aan al
gelijke vormen van je
overmoed en overschatt
worden ironisch, haast
tisch beschreven. Hij vol
een begaafde toneelspe
waant zich een grote
De meisjes zien hem
'praat-jongen' in plaats
een 'vrij-jongen'. Hij
graag met hun moeders
schrikt wanneer een vanj
mes méér wil. Hij laat zi< |^e*
praten homoseksueel
Weliswaar wordt hij niet
der door jongens en n
aangetrokken, maar hi
een enorme behoefte
ders te zijn dan anderf
vallende kleding, een fee
levensstijl: daarom wil hi
homo's horen.
De theorie vindt hij p|
de praktijk bevalt een si
der. „Ik was voor fatsc
homoseksualiteit", laat
zijn hoofdpersoon bt
Maar erg fatsoenlijk bl
eerste erotische nacht
sterdam niet te zijn: ,,Pie
de me om en ik speelde
winding... tot ik een vei
kelijke pijn voelde en
schreeuwde. Ik dacht
net als bij de tandi
hoopte dat het allemaa
voorbij zou gaan."
De avonturen van de
persoon leiden tot even
terende als aangrijpend!
tuur. De toneelschool n
al snel verlaten, maar hi
in het bestaan de op
rendste rollen. Het enige
schuwt is het
met gelijken, een gemid
ven. Hij bestaat uit ee
boel gestaltes: de ovt
homo én de aanbidd
vrouwen. Hij streeft n
hoogste en het laagste,
zuivere en het gore, hi
en het tedere. Hij kan
decadentie en oprec
voeren tegen de militair
tuur in Griekenland. Hf^Tf
voor hoerenjongen en
gigolo optreden. Hij d
tussen de leernichten
diept zich in Plato. Hij 1 pr
weelde en heeft geen cei
Nieuwsgierig flanee
langs de dreigende afg
de zelfkant. Tot hij
een ander leven, voor -
tuur namelijk. Daarin b va^P
zijn verlangens uitleve
hij zijn wie hij wil. Wie
aan van Dis? Het anhvo
hij uiteindelijk in DiM j. er
geeft, luidt: een schrijv e x
ander woord voor eer n(^
met een masker voor. fS!
fn ha
blij
ireni
ange
Gua
onts
kiloi
de li
ïn hi
iden
jaarc
en tv
Ullr
drie,
iet w
Ide f
uitei