Fredriksson geeft vrouwelijke visie op Jezus! Wijneigen: groteske roman van Gjelt de Graaf Boeken Connelly's thrillers ernstig verslavend Verzameld Werk van Theo Thijssen afgerond 'Geleende tijd' van Jean Pierre Rawie echte poëzie of namaak? t/RIJDAG 17 SEPTEMBER 1999 THRILLER RECENSIE ARNO RUITENBEEK/GPD Michael Connelly. Tunnelrat. Uitgeverij De Boekerij. Prijs 34,90 Dit is een waarschuwing: de kans op een overdosis Michael Connelly is levensgroot. Vorige week is Tunnelrat, de Neder landse uitgave van zijn eerste spetterende thriller rond re chercheur Hieronymus Bosch verschenen. De film Blood work met Clint Eastwood, naar het ontroerende boek over ex-FB'er McCaleb (hier Bloedbeeld gehe ten), staat er aan te komen. Vergeten we iets? Ja. De aan staande tv-serie met Bosch- avonturen waarin Harrison Ford de titelrol op zich neemt. Tel daarbij op dat slechts een paar maanden geleden de zes de superBosch Spoordood) op de Nederlandse markt ver scheen. De vele Connelly-junks komen volledig aan hun trek ken. Wat de Amerikaanse journa list-auteur schrijft, is ernstig verslavend. Dat komt door de sappige intriges, de vette dialo gen, de harde actie, maar toch in de allereerste plaats door zijn held. Iedere lezer zal zich kun nen identificeren met deze Bosch, die de grote tragedies in zijn leven omzet in tomeloze energie om uiterst ingewikkelde zaken te ontwarren. Bosch vergelijkt zichzelf in Tunnelrat met de eenzame man in de nagenoeg verlaten bar op het wereldberoemde schilderij van Hopper, Night- hawks. Hij heeft de reproductie opgemerkt aan de wand van de flat van FBI-agente Eleanor Wish (van wie de Bosch-adep ten weten dat zij vaker voor komt), met wie hij samenwerkt in het onderzoek naar de moord op ene Meadows. Bosch kent het slachtoffer uit zijn Vietnamtijd; beiden waren ze tunnelratten, probeerden ze de Vietcong uit te roken in het on dergrondse gangenstelsel. Al lengs blijkt dat Meadows deel uitmaakte van een bende bank rovers - die zich via tunnels een weg baant naar de kluisjes ruimten van banken - en dat Vietnam het bindmiddel is. De strijd die Bosch vecht, is een ongelijke. Hij heeft de maten naaiers van Interne Zaken op zijn nek en zo goed als zeker zijn nog meer mensen in zijn directe omgeving er op uit hem pootje te haken. De liefde voor Eleanor komt vreselijk ongele gen. In één woord: schitterend. Onbekende verbalen en gedichten in laatste deel LITERATUUR RECENSIE NOP MAAS Theo Thijssen. Verzameld Werk deel IV, Uitgeverij Thomas Rap - Athenaeum-Po- lak Van Gennep. Prijs 51,50. De grootvader van Jan Blokker was schoolmeester in Amster dam. In zijn autobiografie In de ochtend van het leven schrijft Theo Thijssen heel positief over meester Blokker, omdat die zo intellectueel met de kinderen omsprong. In het boek neemt Thijssen zich voor een exem plaar van zijn herinneringen aan zijn nog levende meesters aan te bieden. En dat doet hij. Maar heel hartelijk wordt de vi site niet. Jan Blokker herinnert zich dat zijn grootmoeder het bezoek samenvatte in de for mule: Het was een vriende lijke man, maar het is geen heer. Het is meer een plebejer. Theo Thijssen was in middels sociaal- -democra tisch Twee de K merlid. Jan Blokker herinnerde zich ook dat hij geen boek van Thijssen op zijn literatuurlijst mocht zetten, omdat het niet literair genoeg was. Theo Thijssen (1879 - 1943) heeft in de loop van de afgelo pen halve eeuw een actieve club van bewonderaars gekre gen. Het ongekunstelde en pre tentieloze van zijn proza, dat hem verdacht maakte bij de 'hoge' literatuur, is steeds meer als een kwaliteit herkend. On der de bewonderaars van Thijs sen zitten mensen als Remco Campert, Henk Spaan, Drs P, Freek de Jonge en Simon Car- miggelt. Een boek als Kees de jongen - het klassieke boek over een Amsterdamse school jongen - inspireerde sommigen van hen in de eigen schrijverij. Er is een officiële fanclub, er is een museum en er is een Verza meld werk, waarvan zojuist het vierde en laatste deel ver scheen. Het belangrijkste onderdeel van dit vierde deel is de auto biografie In de ochtend van het leven uit 1941. Thijssen be schrijft daarin zijn eerste der tien levensjaren. Hij was de zoon van een schoenmaker in de Jordaan. Zijn vader overleed vroeg; zijn bewonderenswaar dige moeder moest het met een stoet kinderen verder rooien in een kruidenierswinkeltje. Thijs sen heeft ondanks de betrekke lijke armoede een gelukkige jeugd gehad. Hij was bepaald geen heilig boontje, maar uit eindelijk toch een echte, be trouwbare Hollandse jongen met het hart op de goede plaats. Het is ongelooflijk hoe 'Volgens Maria Magdalenaspiritueel portret van wijze vrouw ROMAN RECENSIE JAN-HENDRIK BAKKER/GPD Marianne Frednksson. Volgens Maria Magdalena Vertaling; Janny Middelbeek-Oortgiesen Uitgever De Geus. Prijs: 49,90. Rond de Bijbelse personage Maria Magdalena hangt een waas van geheimzinnigheid. Zij is de vrouwelijke discipel die door Jezus genezen werd van haar waanzin. Zoveel staat wel vast. Volgens een apocrief verhaal zou zij een prosti tuee zijn geweest. Velen menen dat zij voorts de geliefde van Jezus van Nazareth was, wat voor de rechtzinnige christenen van latere tijden uiter aard een vloek moet zijn geweest. Zij hebben el ke verwijzing in die richting uit de Bijbel geban nen. Ook zouden er aanwijzingen zijn dat zij de zuster van Lazarus, de door Jezus tot leven ge wekte man, zou zijn. Dat er over Maria Magdalena zo weinig met zekerheid bekend is, maakt haar als romanper sonage des te interessanter. Haar levensgeschie denis zit vol witte plekken waar de verbeelding haar werk kan gaan. Rond haar persoon heeft niet voor niets een hele cultus bestaan in het vroege christendom. Kortom: ideaal materiaal voor een romanschrijver. Uitgerekend Marianne Fredriksson, die zich niet zonder succes al eerder verdiepte in leven en psyche van een joodse man uit Zweden en een drievoudige vrouwengeschiedenis, heeft Maria Magdalena tot onderwerp van haar nieu we roman gemaakt. Ook voor dit boek zal zij een miljoenenpubliek vinden, valt te vermoeden, zo als zij dat eerder vond voor Simon en Anna, Hanna en Johanna. Deze roman is een spiritueel portret geworden van wat een 'wijze vrouw' heet binnen de mo derne opvattingen van de hedendaagse vrou wenbeweging. De aanhalingstekens zijn hier ze ker niet ironisch bedoeld, want dat het om een bijzondere vrouw gaat, maakt Fredriksson wel duidelijk. Tegelijk is dit boek, Volgens Maria Magdalena, een uitgesproken visie op het ont staan van het christendom zelf, een visie vanuit vrouwelijk perspectief, wel te verstaan. Fredriksson ziet Maria Magdalena als een ver lichte geest, een voorbeeld voor de beschaafde, humane wereld. Ze is verdraagzaam, gekant te gen dogmatische scherpslijperij, humanistisch en 'anti-kerks', wars van de kerk als instituut dus. De Zweedse schrijfster maakt van deze Maria van Magdala ondubbelzinnig de minnares van Jezus. Zij leren elkaar kennen in de wildernis van Galilea. Maria is dan een arm, verward meisje, dat na de gewelddadige dood van haar ouders (afgeslacht tijdens een Romeinse strafexpeditie) liefdevol wordt opgevangen door een Griekse bordeelhoudster. Deze ontwikkelde vrouw van de wereld wordt haar stiefmoeder. De ontmoeting met Jezus leidt tot een verhouding. Zij voegt zich bij het gezel schap rond de prediker en maakt zijn hele ver blijf op aarde mee, inclusief de wonderdoenin- gen, gevangenneming, kruisdood en opstanding. Na de dood van Jezus stort zij volledig in. Een oudere Griekse man, Leonidas, ontfermt zich over haar. Hoewel zelf homoseksueel, trouwt hij haar en neemt hij haar mee naar Antiochië in Syrië, waar een internationale sfeer - 'multicul tureel', zouden wij nu zeggen - het klimaat be paalt. Tussen haar en Leonidas bestaat een die pe vriendschap, Maria kan zich in alle rust her stellen en ontwikkelt zich tot een ruimdenkende geest. Dan krijgt zij in Antiochië twee joodse man nen aan de deur, ene Simon Petrus, een robuus te man die zij nog van vroeger kent, en een zie kelijk, gebogen type dat Paulus heet. De twee willen met haar praten over wat zij zich nog herinnert van haar samenzijn met Je zus, zijn uitspraken, zijn daden. Petrus en Paulus zijn bezig de fundamenten te leggen voor een nieuwe godsdienst. Daarvoor hebben zij Maria Magdalena nodig. Wat zij echter niet kunnen ge bruiken zijn de details rond de relatie tussen Maria en Jezus. Daar hebben zij het liever niet over. Fredriksson laat zo heel aannemelijk zien hoe de vrouw- en seksvijandige obsessies van Paulus hun blijvend stempel zouden zetten op het groeiende christendom. Het verhaal over Maria Magdalena en Jezus is geschreven door Maria zelf. Het heeft de \u Jederla van een anamnese: Maria staat toe dat de lehoor langrijke periode in haar leven met Jezus la haar to zaam weer in haar herinnering terugkeert ooito kleurt en filtert tegelijk de belangrijke mo® aar wei ten, daarmee de waarde van Jezus' leer lalvan haar zelf bepalend. idslag Die waarde is niet zozeer dat Jezus een leer niet n presenteerd heeft aan zijn volgelingen. Dat dient ii den Paulus en Petrus er van maken. Zij heri® Paulus er meermalen aan dat Jezus in haarc ,ncfv een levenswijze predikte, een wijze van or staan voor de ander. 'Het koninkrijk der he mam len is onder u!' Ook herinnert zij aan het feit uieren Jezus niet wilde dan de mensen zich opni deren wetten gingen stellen. Het joodse geloof in® was al 'wettisch' genoeg. Maria neigt naar vvi jdie in de christelijke traditie de gnosis is gaan heteo rangt d overtuiging dat God diep in ons zelf zit. qoO gu Het siert Fredriksson dat zij Paulus niet a Je in R schilderd als de kwade genius van het chris n zow dom, maar heel genuanceerd schets wat er gens haar is gebeurd. Zij maakt van Paulus i karikatuur en houdt daarmee de ontstaan I1S6I schiedenis van het christendom open. Daan schept zij de sfeer van een tijd vol veranderir -'CHT. en onzekerheden. n" Volgens Maria Magdalena heeft als roman het niveau van een naturalistische histon te[ roman van Flaubert of Couperus. Daarover] ^laasf' misverstand. De roman mist teveel 'couleu a!s,te cal'; Fredriksson laat hier en daar zelfs erg; veel te raden over naar decor en leven van dag in het Midden-Oosten van de eerste o ilp**! Het is wel de makkelijkste weg. De roman ook een pakkend dramatische lijn. Meeslej NCeles is de vertelling niet en men krijgt de indrui ie Vari Fredriksson ook hier haar gebrek aan vertelt ia Jebl niek verbergt achter de zogenoemde 'kunsl het weglaten'. Maar deze bezwaren wegen niet op tegen het overtuigende bespiegel karakter van de vertelling. gedetailleerd hij zich de dingen van vroeger voor de geest kan halen. Het afschuwelijke slik ken van levertraan, de kinderlij ke angsten, maar vooral de kin derspelen en het onderwijs. Ook al is er veel veranderd, ie dereen zal bij het lezen van dit boek enkele malen een schok van herkenning krijgen. Op sommige plaatsen is het een ontroerend boek, bijvoorbeeld als grootmoeder met de der tienjarige Theo over de gods dienst discussieert en dan zegt: 'Ongelovig of gelovig, dat komt er bij jouw moeder geen steek op aan, want zoals zij, met jul lie, leeft, da's toch alle dagen godsdienst.' Ik ben een groot liefhebber van de laatste delen van Verza melde Werken. De belang rijkste boeken van een schrijver ken je vaak wel en je bezit ze al in an dere edities. Maar het laatste deel van een Verzameld Werk worden doorgaans allerlei tek sten afgedrukt die moeilijk be reikbaar zijn of waarvan je het bestaan niet eens vermoedde. Zo ook hier. Ruim 150 bladzij den onbekende verhalen, ge dichten en columns worden de Thijssen-liefhebber hier in de schoot geworpen. Het begint met bijdragen aan Baknieuws, het orgaan van de Haarlemse kweekschool waaraan Thijssen studeerde; verder bijdragen aan onderwijstijdschriften en de oer-versie van Kees de jongen. In dit 'kleingoed' blijft Thijssen evenzeer zichzelf als in zijn ro mans. Hij toont zich een sociaal bewogen mens en een school meester die zichzelf weet te re lativeren. Met instemming ver telt hij over een leerling die met pijn en moeite de eindstreep haalde. Als hij hem later nog eens tegenkomt, vraagt Thijs sen of hij nu minder taalfouten maakt. Waarop de oud-leerling zegt: 'Och, wat zal ik u zeggen: 'k maak tegenwoordig geen taaloefeningen meer.' In enkele columns schrijft Thijssen over zijn eigen kinde ren. Zo beschrijft hij een bezoek met zijn dochtertje aan de bio scoop. Als zij angstig wordt, probeert hij haar te troosten, maar achteraf ziet hij in dat hij haar angst verkeerd begreep. Hij neemt het zichzelf kwalijk dat hij niet met haar mee kon voelen. Hier moet een deel van Thijssens geheim in schuilen. Hij slaagde erin een jongen te blijven. Het frisse en ongekun stelde van de Amsterdamse jongen heeft hij naar vorm en inhoud voor ons vastgelegd in prachtboeken als Kees de Jon gen, Het grijze kind en School land. POËZIE RECENSIE Jean Pierre Rawie: handige na-aper of consciëntieus auteur? FOTO GPD HAN DE GRAAF Er is bijna geen mens meer die de poëzie van P.C. Boutens leest. Haast niemand is nog geïnteresseerd in het werk van A. Roland Holst. En je moet lang zoeken om een bewonderaar van Karei van de Woestijne te vinden. Gek genoeg is hun late na volger Jean Pierre Rawie (50) tegenwoordig de meest gelezen dichter van Neder land. Vorige week werd zijn nieuwe bundel ten doop gehouden: Geleende tijd. Heel wat van zijn dichtregels lijken ook geleend te zijn. Boutens schreef: 'Hoe over 't brandend blind bazalt/ Vind ik den weg naar Lethe?- O alles te vergeten/ Eer de avond valt!' Rawie komt nu met een nogal banale tegenhanger: 'Het kan niet sche len waar wij eten,/ zolang het maal wordt begeleid/ door donker water van de Le the,/ de wijn van de vergetelheid.' In Armzaligen had Roland Holst het over een ster die naar binnen keek om te zien wat 'daar nog om van te leven overschoot.' Bij Rawie klinkt in Kerkhof deze echo: 'Wat dreef ons om te zien wat hiervan zoveel leven overschoot?' En wat is diens gedicht dat opent met de regel 'Dit is de herfst, dit zijn de mooiste maanden' een slappe vertoning in vergelijking met Van de Woestijnes 'Weêr gaat het veege licht der asters bloeien;/ weer naêrt een herfst.' Deze en vele andere voorbeelden wekken de indruk dat de populaire Groningse dichter slechts pastiches maakt, na- maakverzen in plaats van échte poëzie. Niet helemaal terecht: er zijn namelijk ook dingen die op het tegendeel wijzen. Vooral het trage tempo waarin de gedichten van Rawie ontstaan, doet vermoeden dat hij geen handige na-aper maar juist een consciëntieus auteur is. Precies zeven jaar zijn voorbijgegaan sinds zijn vorige boek Onmogelijk geluk uitkwam. Het wa ren zeven magere jaren. Want naast een reeks welluidende vertalingen uit het Itali aans, Spaans en Russisch bevat de opvolger slechts zestien gedichten. In een van de verzen beweert de dichter dan ook: 'Het wonder overkomt mij nog maar zel den/ dat ik een zin op het bestaan bevecht.' Zijn geloof in de poëzie is kennelijk zeer beperkt, hij verzucht ergens: 'Ach welk gedicht is ooit bij machte/ zoveel van nu, zoveel van toen,/ zoveel dat voorgaande geslachten/ in ons verrichten recht te doen?' De fut is er kennelijk uit bij Rawie. Geleende tijd heeft de nieuwsgierige poëzie liefhebber, in vergelijking met zijn vorige bundels, dan ook betrekkelijk weinig te bieden. Het is poëzie zonder geheimen, ieder raadsel wordt meteen door de dich ter opgelost: 'Het stilstaand water in de sloot/ symboliseert de doodsrivier.' De toon is somber, de dichter lijkt helemaal verpletterd onder het besef van 'de mee dogenloze, mij nog veranderende tijd.' De dood is alom aanwezig, in minstens drie gedichten wordt een kerkhof bezocht. Geen al te interessante dichtkunst dus, maar deze bundel roept wel degelijk inte ressante vragen op. Vragen als: waar ligt de grens tussen kunst en kitsch? Waarom zou de literatuur of welke kunstvorm ook zich steeds moeten vernieuwen? Wat is de reden dat je tegenwoordig niet meer als Rembrandt kunt schilderen? Jean Pierre Rawie heeft zelf in voortreffelijke gedichten als No Second Troy bewezen dat tradi tionele vorm en moderne inhoud elkaar niet hoeven uit te sluiten. Maar nu is het of hij alleen nog zijn best doet om ouderwets te lijken. Hij schrijft 'october' in plaats van 'oktober', en komt met versleten wendingen als 'bij elke bete'. Zo is de stemming in deze bundel: 'Maar wat vergleed, wat mag verglijden/ ik weet diegenen om mij heen,/ van wie ik zonder tranen scheidde,/ en die ik tranen- loos beween.' Dat deden Boutens, Roland Holst en Van de Woestijne veel beter. Onbegrijpelijk dat zij vrijwel zijn vergeten en hun literaire achterkleinzoon triom fen viert. Een Grand Cru uit Friesland ROMAN RECENSIE WIM VOGEL Gjelt de Graaf Wijneigen 287 blz. Uitgeverij Querido. Prijs 39,90 Nooit geweten dat ons land meer dan honderd wijngaarden telt. Een kaartje in de Volkskrant van zaterdag 11 september laat" zien waar de twintig beste zich bevin den. Ik mis echter Terpdorp, het Friese plaatsje waar sinds een paar jaar onze enige Grand Cru vandaan komt. Op de blauwe zee klei, die generaties lang weinig anders voortbracht dan aardap pels, weet wijnboer Eige de Braaf via zijn Portugese druiven een fa belachtige wijn te produceren die binnen twee jaar op een veiling bij Christie's driehonderdzestig pond per fles deed. Althans, als we Gjeltde Graaf moeten geloven die in zijn roman Wijneigen de onweerstaanbare opkomst van deze Friese superwijn analyseert. Terpdorp is zo'n kleine, beslo ten gemeenschap waarvan ons 1-ar.H ar maar fplf flan WP dpnkpH. De grote stad is er onbekend en zeker onbemind. De rangen, stan den en lagen liggen vast en denk maar niet dat jij er in je eentje in zal slagen daaraan iets te veran deren. Waar de buitenwereld ont breekt, daar broeit en gist het van binnen. Roddel, achterklap, alles wordt doorverteld en niets ont gaat iemand. Hoofdpersoon Eige de Braaf is zo'n echte Friese dorpsloser. Vijf endertig, mislukt huwelijk, een uitkerinkje, krantenbezorger, wel een paar jaar weggeweest uit het dorp maar echt afstand nemen is er niet van gekomen. Hij wil er ook wel bij horen, bij het 'goeie' zeggen en bij het praatje dat dan onvermijdelijk moet volgen, bij die clan van bijna mythologische dorpsfiguren als Klipke de Vrouw, Melle-Huiske, Eamele met de Lep, Klapdubbel de Tong die er wel op toezien dat Terpdorp Terpdorp blijft. Het is die overvloed van pagi nalange beschrijvingen van dat kleine, besloten, negentiende eeuws aandoende conservatieve binnenwereldje met zijn onver mijdelijke familieruzietjes, zijn verenigingetjes en kinnesinne die van Wijneigen zo'n wonderlijke en grillige literaire streekroman maakt. Het is allemaal vermake lijk en onderhoudend, maar echt gegrepen word je toch niet. Vol verbazing kijkje naar die poppen kast, blij dat je buitenstaander bent en dat moet ook maar zo blijven. Een voordeel is dat de wapens die Eige aanwendt om zich waar te maken en zich geaccepteerd te weten subtiel zijn gekozen. Tegen de zware zeeklei, tegen de aard appel die in de grond groeit, han teert hij zijn geurgevoelige neus en de druif die aan diezelfde grond ontstijgt. In plaats van de dorpse gewoonte om alles met een paar woorden af te doen, hanteert de schrijver een uitbun dige, bourgondische stijl. Midden in het dorp, in de tuin van de pas torie die een vriend van hem koopt, bouwt hij zijn druivenkas en werkt hij gestaag aan zijn over winning op zijn omgeving en zet hij zijn onnavolgbare, lyrische er varingen als wijnproever op pa pier. Wat ontbreekt is de definitieve doodklap die onze romantische held zou moeten uitdelen aan de roddelzieke en jaloerse behoeders van 'de schijn en het heil.' De strijd tussen het sensitieve indivi du en de gevoelloze massa eindigt onbevredigend. Eige, de ik-vertel- ler, de dorpeling die tegen alle verwachtingen in toch boven het maaiveld uitkomt, wordt in de laatste hoofdstukken plotseling een afstandelijke hij, en daarna toch weer een ik die vlucht uit het dorp waaruit geen ontsnappen mogelijk lijkt. Een gek boek dus, vol wonder lijke gebeurtenissen, afzichtelijke opvattingen en kleingeestige dorpsroddel. Jammer dat De Graaf er niet ingeslaagd is deze queeste naar succes, erkenning en acceptatie bevredigend af te ronden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 20