ZATERDAGS BIJVOEGSEL De grote vergaarbak van het niks' ZATERDAG 28 AUGUSTUS 1999 idsch Dagblad Schrijver Geirit Komrij over zijn gastdocentschap in Leiden en de humorloze Nederlanders Keitjes van de afbrokkelende bergweg hagelen tegen de carrosserie. Het inhalen van voortkreunende boerenwagens eindigt nogal eens in een 'narrow escape'. Een tivee uur durende dodenrit door Portugal, die voert naar de lieflijke woonstee van de Nederlandse schrijver Gerrit Komrij. Hij zal vanaf september als gastdocent twee maanden college geven aan de Leidse universiteit. Verslag van een bliksembezoek. Gerrit Komrij en zijn vriend Charles Hofman voor hun Portugese optrekje. FOTO ANP/EPA errit Komrij en zijn vriend Charles Hofman wonen nu al zo'n twaalf jaar in Vila Pouca da Beira, een Portugees dorpje op zeventig kilo meter afstand^ van Coimbra. Als de Neder landse gast zich aandient, hijst Charles zich net met parelend bovenlijf uit het zwembad. Even later komt de schrijver zelf uit de aan genaam koele, door blinden behoede, duis ternis van zijn woning tevoorschijn. „Eerst even rustig wat drinken", zegt hij, „en dan gaan we aan het werk." Aan het werk. Ach ja, nimmer vindt de landman rust. Komrij is nu al zo'n maand of acht 'voor paginanieuws'. Elke maandag kan de lezer van het Algemeen Dagblad op de eerste pa gina van die krant een sonnet vinden over 'Het verglijden van deze eeuw'. In het goede gezelschap van aardschokken, bloedige moordpartijen en berichten over 's lands dieven en diefjesmaten, die - evenals wij - de weg van alle vlees zullen gaan, die hoe dan ook alles weer zullen verliezen, want, zoals Komrij schreef: 'Het goud dat zij beheren op hun banken/ is ijzer in hun woning van zes planken.' Het nog halfvolle flesje bier wordt meege nomen naar de werkkamer, een smaakvol ingericht vertrek met prachtige gravures en tekeningen. Een anderhalf uur lang betoog volgt, slechts onderbroken door een maca ber aandoend luchtalarm dat waarschuwt voor bosbrand. Een alarm waarbij Komrij even de luiken opent en naar buiten kijkt. „Ja, zeg, ik wil toch wel even weten of straks de vlammen niet door mijn achtertuin ra zen." - Van u mag er wel een atoombom op Neder land vallen? Op Urk tenminste. „Ach, dat moet je natuurlijk in zijn context zien. Ik schreef dat in een AD-sonnet, naar aanleiding van dat volksgericht daar, dat ge val waarbij de Urkers de ramen van een pe dofiel hebben ingekegeld. Maar dat neemt niet weg dat ik wel eens aan iets dergelijks heb gedacht. Aan selectieve inundatie bij voorbeeld. Aan gerichte dijkdoorsteking, zo dat enkele rechtvaardigen en een paar goede vrienden worden gespaard. Ik heb wel eens gedacht: land, verzink alsjeblieft! Nederlan ders hebben geen humor. Neem nu zo'n ontsnapte slang in Enkhuizen. Enig toch! Er glijden er hier zo'n zes door de tuin. Ik zou zeggen: doe er je voordeel mee. Shake it up! Dan gebeurt er tenminste eens iets in Neder land. Maar nu zit iedereen weer te bibberen en te klagen. Terwijl zo'n slang echt geen mensen aanvalt, hooguit een muisje. Wat zeuren ze toch? Een kind is gevaarlijker. Zo'n volksgericht in Urk vind ik hoogst be denkelijk. Dat daar lieden rondlopen van het achterlijkste soort staat buiten kijf. Als je zo iets leest, denk je: op hoop van zegen, hier spreekt de Vissersstem. Je moet oppassen dat er geen heksenjacht gaat ontstaan. Neem die affaire rond dat meisje Chanel. Pedofiel, pedofiel? Iemand die een klein kind ver moordt, is een moordenaar. Pedofilie bete kent toch niet automatisch dat je elkaar ver moordt? Je moet met dit soort dingen uitkij ken dat allerlei taboes weer niet gaan toe slaan. Het wordt allemaal zwaar overdreven. Maar dat is een eigenschap van de Nederlan ders. Soms zijn kinderen zelf uit op het seksuele contact met ouderen. Ga dat in vredesnaam niet afschermen. Wat is er mooier dan die geslachtelijke nieuwsgierigheid? Het is niet meer de dader zelf die wordt aangepakt, maar een hele groep mensen. Je mag bij wij ze van spreken nog irl je handen wrijven dat zo'n Dutroux bijvoorbeeld niet een jongetje heeft vermoord. Want dan waren voor de goegemeente echt alle grenzen vervaagd! Dan hadden ook meteen de homoseksuelen weer onderuit de zak gehad. Het is gek dat het om dezelfde mensen gaat als degenen die geen kritiek hebben op het programma van Menno Büch. Zo'n man zou door de minister van volksgezondheid aan de hoogste boom moeten worden opge knoopt. Er wringt iets: je zou zeggen, als de ouders seksualiteit zo verschrikkelijk vinden, dan kunnen kinderen er niet vroeg genoeg achter komen hoe verschrikkelijk het is. Ach, er moet een zondebok worden gevonden. Maar al sinds de vroegste oudheid hebben jonge mensen aandacht gehad voor oudere. Die erotische ervaringen kunnen heel waar devol zijn. Kijk maar eens hoe je eigen voor land was. Een dichter als Jan Hanlo heeft destijds een Marokkaantje onder zijn hoede genomen. Uit de biografie van Hans Renders blijkt dat die man, die nu op leeftijd is, daar de tederste herinneringen aan bewaart." - Dat wekelijkse sonnet op de voorpagina van het Algemeen Dagblad is toch wel heel bij zonder. Ik ken geen krant in de wereld die zo iets doet. Hoe is dat plan eigenlijk ontstaan? „Met de poëzie is het niet zo datje denkt: ha, nu ga ik eens lekker een gedicht schrijven. Ik had de laatste twintig jaar niet echt veel nieuws meer gemaakt. Je gaat je dan toch een beetje zorgen maken en je afvragen of je je lier niet aan de wilgen moet hangen. Het enige dat je dan kunt doen, is wachten tot het terugkomt. Ik kreeg een tijdje geleden de opdracht om een bundeltje te schrijven. Als een Nieuwjaarsgeschenk. Ik merkte dat die dwang, die deadline, positief werkte. Terwijl ik met uitgever Mai Spijkers in de auto op weg ben naar de presentatie van die bundel, zeg ik tegen hem: 'Ik zou wel elke week een gedicht voor een krant willen schrijven.' Mai zegt tegen me: 'Dat regelen we dan toch.' En zo is het gekomen. Ik dacht dat het op de zesde pagina zou komen, op de kunstpagina. Ergens in een kadertje rechtsonder. Maar het kwam tot mijn schrik dus op de voorpagi- - Hoe verglijdt die eeuw volgens u? Glijdt hij weg als een rochel door het afuoerputje of ge beurt dat sierlijk? „Je kunt nu niet sp'reken van een fin de siècle in de gangbare betekenis van het woord. Als je deze tijd vergelijkt met het eind van de vo rige eeuw, komt hij er maar bekaaid vanaf. Dat was een periode waarin zich allerlei be langrijke maatschappelijke en esthetische ontwikkelingen voltrokken. Er ontstonden nieuwe kunstvormen, de boekverzorging be leefde een hoogtepunt en de ideeën bloeiden volop. Dat is nu dus uiterst afwezig. We le ven in de grote vergaarbak van het niks. Een heerlijke tijd om in te leven, maar een zinlo ze welvaart. We leven consumptief. In de he gemonie van de economie. Maar deze tijd zal niet als een gedenkwaardige tijd de ge schiedenis in gaan. Het is niet zo dat de slang zijn vel aan het afstropen is en dat de wereld hernieuwd terugkomt. Ze zeggen wel eens tegen me: kunt u niet wat positiever schrijven? Dat kan ik vast wel, maar daar gaat het niet om. Als we deze hon derd jaar bekijken, moeten we toch constate ren dat we in een lugubere eeuw leven. Liters bloed zijn er vergoten, er waren de concen tratiekampen, de ideologieën zijn stuk voor stuk failliet, de kerk is niet meer wat ze ge weest is, kortom: het perspectief is weg. Ik vind het dan ook nog een wonder dat die maatschappij niet volledig instort. Als ik me beperk tot Europa is die maatschappij te ver gelijken met een oud bouwwerk waar ze de ene na de andere steunbalk uit hebben weg gehaald. Je hebt er nog bewondering voor dat het gebouw niet met donderend geraas ineenstort." - Je zou denken dat de poëzie in zo'n situatie ook het loodje legt. Maar de belangstelling daarvoor is nog nooit zo groot geweest. „Gelukkig wel, ja. Alles wat de mens uit zijn verveling kan helpen, is meegenomen. Ken nelijk is er dus nog wat meer dan alleen Sto- nehenge en De Paardenfluisteraar. Je kunt geen overlijdensadvertentie zien of er staat wel een gedicht boven. Zonder bronvermel ding natuurlijk. Want dieven blijven het en van dichters mag ongelimiteerd worden ge stolen. Met de ene hand je tranen wegvegen en met je andere hand iets jatten. Zo zijn na bestaanden. Maar inderdaad, de poëzie bloeit. Je merkt dat aan de verkoop van de bloemlezingen en ook aan zo'n boek als In liefde bloeiende, waarin ik een aantal mooie gedichten behandel. De domste vraag die je bij moderne kunst kunt stellen is: wat stelt het voor? Zo moet je ook de poëzie niet be oordelen. Misschien dat ik eraan heb bijge dragen om die poëzie toch wat toegankelij ker te maken voor de mensen. Een beetje mijn schuld dus dat de doden ook nog eens worden bedolven onder gedichten." - U gaat binnenkort gastcolleges geven aan de Leidse universiteit. Kent u Leiden een beetje? „Ik had bijna in Leiden gewoond. We heb ben er een tijdje gelogeerd in een pension aan de Witte Singel en zijn toen eens om ons heen gaan kijken. Er stond een prachtig huis op de Apothekersdijk. Daar waren we ver liefd op. We hebben serieus onderhandeld, maar het is niet doorgegaan. We zijn toen maar naar Portugal vertrokken." - Waarover gaan uw colleges in Leiden? „Over de Zuid-Afrikaanse poëzie. Ik heb daar een bloemlezing over samengesteld. Toen ik klaar was met de bloemlezingen die ik tot nu toe heb gemaakt, dacht ik: zo, nu is het op. Ik kende natuurlijk wel het werk van Elisabeth Eijbers. En er waren nog wel wat andere dichters. Ik besefte dat je dat niet alllemaal vanuit een post-koloniale arrogantie op één hoop kan gooien, maar waar begin je? Ik ben bij een vriend in Kaapstad gaan zitten en heb alles gelezen wat er voorhanden was. Eén van de grootste dichters is C. Louis Leipoldt, die leefde van 1880 tot 1947. Hij was arts en heeft Slauerhoff nog behandeld toen die in Zuid-Afrika was. Slauerhoff wist niet dat de man ook dichter was. En Hazeu maakt er in zijn biografie ook nauwelijks melding van. Leipoldt heeft een prachtig gedicht geschre ven over de erbarmelijke duitsgezindheid van Zuid-Afrika ten tijde van de inval in Ne derland. En hij is een van de weinigen die een sonnet heeft geschreven over Multatuli. Ze hebben het altijd over de lieflijkheid van het Zuid-Afrikaans. Met veel verklein woordjes en zo. Het zou een soort grappig Nederlands zijn. Maar als je echt goed gaat lezen, zie je dat dat onzin is. Je ziet dat veel poëzie in dat land een tot op het bot uitge Gerrit Komrij laat in zijn bibliotheek zijn gedachten gaan over de pedofiliezaken die Nederland in de ban houden: „Iemand die een klein kind vermoordt, is een moordenaar. Pedofilie betekent toch niet automatisch dat je elkaar vermoordt?" klede poëzie is. Scherp, vol nieuwe vondsten. Dan blijft er ook van die lieflijkheid weinig over. Het had een voordeel dat ik geheel on voorbereid aan het lezen sloeg: ik was totaal onbesmet. En ik moest alles lezen. Er was wel een Groot Verzenboek voorhanden, dus ik begon als een soort opvolger van Victor van Vriesland. De Zuid-Afrikaanse poëzie is een jonge poëzie. Als je haar vergelijkt met de Nederlandse poëzie en dan kijkt naar Eli sabeth Eijbers is het alsof Maria Tesselscha- de nog levend en wel in Amsterdam rond- De nekslag voor de Zuid-Afrikaanse poëzie is de culturele boycot geweest, die volslagen onzin was. Wie boycot er nu een dichter? Ik heb alles gelezen wat er is en ik heb niet één pro-apartheidsgedicht kunnen vinden. Ja, van een halve zool die Watermeijer heet en die Urinemeijer wordt genoemd. Hij heeft het in zijn verzen over het Duizendjarig Rijk. Maar Nederland en de andere landen heb ben zich gedragen alsof het in dat land vol zat met regimenten Gele Rijders. Alsof al die dichters 'rooinekken' waren. Die boycot was echt misplaatst puritanisme. Maar ook nu het ANC aan de macht is, heb je natuurlijk altijd mensen die bij zo'n bloemlezing zullen zeggen: 'Moet dat nu? Het blijft toch verdacht Daarom ben ik zon der enige subsidie aan deze klus begonnen. Ik dacht: in dit wespennest ga ik mijn neus niet steken. Nu zullen er achteraf natuurlijk toch figuren zijn die zeggen: er staan geen tachtig procent zwarte dichters in. Maar ik ga toch niet om de lieve vrede te bewaren 'een evenredige verdeling maken. Het aan bod van zwarte dichters is heel mager. Lo gisch, want het grootste deel van de zwarte bevolking was analfabeet. En zoals u weet is analfabetisme niet direct bevorderlijk voor poëzie." - U woont hier nu al een hele tijd. Nooit een terugkeer naar Nederland overwogen? „O, ja, zeker wel. Ik heb altijd gezegd dat ik op den duur terug zou gaan naar Nederland. Maar als je daar nu een huis van enige allure wilt kopen, moet je echt verschrikkelijk veel geld neerleggen. En dat is wel jammer. Ik ben vaak in Nederland en dan voel je je toch een beetje een zwerver zonder vast onder dak. Maar goed, voor die tussenin-heid heb ik gekozen. Als ik hier ben, denk ik aan hoe een regenachtig Delft eruit ziet in december. En in Nederland denk ik aan een zonnig Lis sabon in mei. Als je zo leeft als ik wordt een land een herinnering. Ongewild word je tot een soort banneling gemaakt door mensen die nooit ergens komen. Wat is een land? Is dat streek en taal, zijn dat de gebouwen, de dingen? Voor mij zijn het de mensen. Mijn vrienden. Voor mij zijn zij nog steeds zo jong als toen ik ben weggegaan. En ik heb zelf ook niet het gevoel dat ik ben veranderd. Lo gisch. Ik heb geen kinderen gehad die mij met de neus op het gevoel van ouder worden konden drukken. Als ik in Holland ben, neem ik gewoon de draad weer op. Dan drink ik een glas in café De Zwart en dan fungeer ik daar een beetje als vrederechter. Omdat ik zoveel weg ben, denken ze, geloof ik, dat ik boven de partijen sta. En die schrij vers vechten achter je rug altijd maar door." FOTO ANP/EPA CEES VAN H00RE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 41