Een formidabele paardenfluisteraar v„, De kabeljauw heeft heel wat op z'n geweten Nr. 18: Pahud de Mortanges door RUUD PAAUW Charles Ferdinand Pahud de Mortanges, ge boren op 13 mei 1896 in Den Haag, overleden op 7 april 1971 in Den Haag. De grootste Ne derlandse ruiter van deze eeuw. Won tijdens de Olympische Spelen van 1924, 1928 en 1932 in de uiterst zware military vier keer goud en een keer zilver. Was na zijn sportieve loop baan voorzitter van het Nederlands Olym pisch Comité (1946-1951 en 1959-1961) en lid van het Internationaal Olympisch Comité (1946-1964). Charles Pahud de Mortanges had iets met paarden en paarden hadden iets met hem. Dieren die voor anderen moeilijk te hanteren waren, aten bij hem uit de hand. Wat dat was, viel niet precies te definiëren of uit te leggen. Als cavalerie-officier in de jaren twintig trok hij natuurlijk bij na dagelijks met paarden op, maar daarmee was die spe ciale band niet verklaard. Anderen verkeerden in dezelfde omstandigheid en bezaten toch niet dat aparte gevoel voor het dier en dat inzicht. „Ik heb", zei hij eens in een interview, „een paard altijd goed kunnen zien, dus aanvoelen. Dat heb je of dat heb je niet. Anderen moeten er eerst absoluut opzitten voordat ze weten waar ze aan toe zijn. Maar als een paard me inte resseerde, dan keek ik ernaar, noemde zijn eigenschappen op en dan vergiste ik me maar hoogst zelden". Over zijn grote triomfen in drie Olympische arena's was Pahud bijna onthutsend bescheiden. In 1948 liet hij zich daarover als volgt uit: „Ach, ik ben natuurlijk wel blij dat ik zoveel succes heb gehad. Je vindt het fijn voor je land. Maar trots, nee trots ben ik er nooit op geweest. Ik be schouw de kunst om goed te kunnen paardrijden als een gave die je hebt meegekregen, zoals een schilder en een musicus op hun gebied ook hebben. Want zonder een na tuurlijke aanleg, zonder die gave, kun je het toch nooit tot zulke successen brengen. Ik ben min of meer fatalist, het heeft nu eenmaal op mijn weg gelegen om dit goed te kunnen. Maar daarom mag je er nog niet trots op zijn". Het citaat is typerend voor het hele leven van deze latere luitenant-generaal: hij liet zich nooit ergens op voorstaan. Pahud was het voorbeeld van een veelzijdig ruiter. Daar om trok het zwaarste onderdeel van de paardensport, de military, hem ook zo. Daar kwam alles aan te pas: dres suur, cross-country en springconcours. Zijn doorbraak als internationaal ruiter kwam op de Olympische Spelen van 1924 met Johnny Walker, door Pahud getypeerd als 'een eigenzinnige Ier met vrij veel bloed'. Hij had het dier van zijn spaargeld gekocht en zelf afgericht. In het persoonlijk klassement werd Pahud vierde: samen met Van der Voort van Zijp, De Kruyff en Colenbrander won hij goud in de landenwedstrijd. Een fantastische combinatie: Charles Pahud de Mortanges en de halfbloedruin Marcroix, een Anglo-Normand. Deze op name werd gemaakt tijdens de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam. fotoarchief- Twee jaar later kocht hij het paard dat hem wereldfaam zou bezorgen: de halfbloedruin Marcroix, een Anglo-Nor- mand. Zijn vorige eigenaar kon niet met hem overweg, met Pahud (en niet te vergeten diens oppasser Feddema) klikte het direct. Ze hadden hetzelfde gevoel voor humor, is wel eens jolig beweerd. Het werd een uitzonderlijk hechte combinatie, niet te verslaan. In het boek 'Olympi sche Sporen' hebben de auteurs, Claartje van Andel en Dirk Willem Rosie, de anatomie van Marcroix belicht: sterke benen en gewrichten, korte rug, stugge mond, een rustig, taai, bijna niet te vermoeien paard met eert wat nurks karakter, maar volkomen eerlijk en betrouwbaar. Om hem aan te moedigen dreef Pahud hem niet met de benen aan, maar riep als dat nodig was steeds op ietwat boze toon 'Mar'. Magistraal wonnen Pahud en Marcroix de military bij de Spelen van 1928, waarbij de dressuur in Hilversum, de cross-country bij de Lage Vuursche en het springconcours in het Amsterdamse stadion werden gehouden. Aange voerd door Pahud en Marcroix zegevierde Nederland ook royaal in het landenklassement. Hij kreeg zijn gouden me dailles uit handen van koningin Wilhelmina. (Markant de tail: 34 jaar later zou hij als chef van het Militaire Huis van de Koningin haar uitvaart leiden). Hoe uitzonderlijk goed Pahud was in het africhten van paarden voor de military bleek wel uit het feit dat Gerard de Kruyff, wiens eigen paard tijdens de training kreupel was geworden, met het reserve-paard van Pahud in het persoonlijk klassement de tweede plaats bezette. Vier jaar later toog Pahud met Marcroix naar Los Angles om zijn Olympische titel te verdedigen. Ze gingen er vrij vroeg heen om aan het klimaat te wennen. De reis ging per schip. In een tredmolen werd de conditie van Marcro ix zo goed en zo kwaad als het ging op peil gehouden. In Los Angeles werd Marcroix aangereden bij het vervoer naar de stallen. Daarbij liep het dier een zware blessure op. Pahud stelde alles in het werk om hem nog op tijd fit voor de wedstrijd te krijgen. Hij sliep zelfs in de nabijheid van het paard! Marcroix stond er toen hij er moest staan. Met zijn aangeboren hoffelijkheid was Pahud altijd terug houdend met kritiek, maar het cross-country parcours in Los Angeles wekte zijn ongenoegen op. Hij trof er stenen, glas, puin. Op zeker moment kwam Marcroix ten val en sloeg Pahud over de kop. Maar aan het eind van drie lood zware dagen stond het tweetal toch fier aan de kop van de ranglijst. Voor de equipe was er dit keer zilver, waarbij weer een reserve-paard van Pahud een grote rol speelde. Daarna nam hij met Marcroix. die overigens ook diende als legerpaard, gas terug. Hij weigerde hem te verkopen, 'want een vriend doe je niet van de hand'. Menigmaal ging hij nog met hem 'controleren' bij wedstrijden. „Als hij dan de roodwitte startvlag zag, gingen zijn oren recht overeind staan alsof hij wilde zeggen: baas, zullen we nog even?", vertelde Pahud in 1938. Pahud was een moedig man. In de Tweede Wereldoorlog ontsnapte hij als militair aan krijgsgevangenschap door uit een rijdende trein te springen. Na een wekenlange tocht vol ontberingen bereikte hij Gibraltar waar hij overs tak naar Engeland. Met de Prinses Irene Brigade vocht hij zich in 1944 via Normandië een weg terug naar Neder land. Pioniersarbeid verrichtte Pahud in Nederland waar het de revalidatie van in de oorlog zwaar gewonde en verminkte militairen betrof. Met artsen richtte hij daarvoor het land huis Kareol in Aerdenhout in. Zijn kennis op dit gebied deed hij in 1937 op toen hij zich op advies van prins Bern- hard voor een zwaar verwonde hand door legerartsen in een Duits revalidatiecentrum liet behandelen. Marcroix bracht zijn laatste jaren rustig door in Friesland, waar Pahud hem nog menigmaal bezocht. Het paard stierf op hoge leeftijd in 1947. Het slot van het leven van Pahud was dramatisch. Hevig gekweld door reumatische pijnen belandde hij in een rolstoel. Hard vóór zichzelf als hij al tijd was geweest, aanvaardde hij het gelaten. Pahud over leed in 1971. Zijn buurman in Den Haag, J.PA van Bal- legoijen de Jong, die in '83 een korte biografie over hem schreef ('Man en Paard'), karakteriseerde hem als 'een no bel, maar gesloten mens'. r/ jsjroi deze ee -? M Honderd jaar sport, hi jaar prestaties van Tijd voor het maken van verbiddelijke ranglijst, de beste Nederlandse top van deze eeuw Gedurende het hele jaa elke week op deze plai sportfiguur geportretu van de redactie een pU gekregen in de to\ la tr 16. 17. 18. Pahud de Mortal 19. Ada Kok 20. TomOkker 21. Marco van Bastei 22. Atje Keulen-Deel 23. Reinier Paping 24. Arie van Vliet 25. Faas Wilkes 26. Bettine Vriesekoi^; 27. Floris Jan Bovel 28. Nelli Cooman 29. Ron Zwerver 30. Gerrit Schulte 31. Marianne Timme 32. Jan Timman 33. Beb Bakhuys 34. Zus Braun 35. Leontien van Moe 36. Willem van Hanej 37. Tinus Osendarp 38. Ties Kruize 39. Jan Raas 40. Rik Smits 41. Piet Roozenburg 42. Kees Verkerk 43. Piet van de Pol (la hee 44. Ellen van Langen 45. Gianni Romme 46. Marcel Wouda 47. Bok de Korver 48. Rein de Waal 49. Bep van Klaveren 50. Just Göbel oorjaar 1995. In Castelo de Vi de, in het binnenland van Portu gal, raak ik tijdens een diner ver wikkeld in een heftige discussie met een Portugese diplomaat. De aanleiding ligt, verscholen onder een laagje room, uien en aardap pelen, voor ons op tafel: kabel jauw. Opgevist uit de wateren voor de kusten van Canada, dat juist de oorlog heeft verklaard aan Portu gese en Spaanse vissers, die al eeuwen de ondiepten van de Grand Banks met steeds groot schaliger technieken leegvissen. Emotie wint het van ratio bij de Portugees, want de bacalhau is een nationaal gerecht - ondanks het feit dat de vis in Iberië uit heems is. Het vissen voor de kus ten van Canada beschouwen de Portugezen als hun historisch recht. Punt uit. Oktober 1996. In de haven van Lu nenburg, Nova Scotia (Canada), ligt glanzend in de najaarszon de Bluenose, een oude schoener die herinnert aan de tijd dat deze snelle zeilboten grote hoeveelhe den kabeljauw aan land brachten. De schoener is een toeristische at tractie geworden, net als de kabel jauw die hier mondjesmaat aan wal wordt gebracht en geen schim meer is van de reusachtige veel vraat die hier eeuwenlang voor de kusten naar boven werd gehaald. „We kweken nu maar kreeft", zegt John Reese, een voormalig kabel jauwvisser die nauwelijks zijn minachting voor het schaaldier kan verbergen. Met weemoed denkt hij terug aan de jaren dat hij met zijn maten, in de ijskoude mist of de stormachtige golven, met de beuglijnen de ene na de andere cod aan boord slingerde. Dat was voordat de reusachtige trawlers en de fabrieksschepen de vissen met tonnen tegelijk weg schepten. Kabeljauw dus. En dan niet die zielige kleine kabeljauwtjes, die hier in de Noordzee zwemmen en hooguit tien pond worden, maar de echte Atlantische kabeljauw, die vooral in de wateren rond IJs land, Groenland en voor de kusten van Canada rondzwemt. Die ka Boek over de vis die de wereld veranderde Kabeljauw, cod, bacalau, cabilkiud, skrei: voor hele volksstammen is deze vis sinds mensenheugenis van levensbelang geweest. De stokvis diende als voedsel voor ontdekkingsreizigers, er zijn oorlogen om gevoerd en nationale gerechten van gemaakt. Maar overbevissing heeft de zeeën steeds leger gemaakt. beljauw - Latijn: Gadus Morrhua - is het onderwerp van een fascine rend boek dat onlangs is versche nen: De kabeljauw - biografie van een vis die de wereld heeft veran derd van de Amerikaanse (culi nair) journalist en voormalige vis ser Mark Kurlansky. Het is het ver haal van een vraatzuchtige, wat lompe bodemvis, die in koud wa ter leeft en alles eet wat voor zijn bek komt: haring, lodde, jonge ka beljauw, schaaldieren, plastic be kertjes en ander afval: van een vis die in de 20 tot 30 jaar van zijn le ven - er zijn er nog maar weinig die tegenwoordig die levensduur bereiken - de lengte en het ge wicht van een volwassen man kan krijgen: van een vis die het witste vlees van alle vissen heeft, vetarm en boordevol proteïnen - dus zeer gezond. Maar het boek is vooral het verhaal van 1000 jaar kabel jauwvangst, de concurrentie tus sen steeds meer en steeds grotere vissersvloten en de oorlogen en revoluties die de vis op zijn gewe ten heeft. Een boek vol grote ver halen en kleine weetjes, gelar deerd met oude recepten en lite raire citaten, waarin de Gadus Morrhua de hoofdrol speelt. Het begon allemaal met de Vikin gen, het eerste volk dat 'commer cieel' op kabeljauw viste. In hun kleine zeilschepen trokken ze ach ter de enorme scholen skrei aan, die in de voedselrijke, koude wate ren van IJsland en Groenland leef den. In hun jacht op de kabeljauw waren het de Vikingen - en niet Columbus, zoals velen nog steeds abusievelijk menen - die de noor delijke kusten van Amerika ont dekten. Al rond het jaar 1000 land den ze op de kusten van New foundland. De Vikingen leefden op een dieet van gedroogde kabel jauw: in IJsland werden de vissen van hun kop en ruggengraat ont daan, in twee helften gesplitst en gedroogd in de vrieswind. Gedu rende het droogproces verloren ze bijna alle vocht, waarna een ge concentreerde 'stok' gedroogd vlees overbleef, met een percenta ge van tachtig procent proteïne. De stokvis was het ideale voedsel voor lange reizen. Het probleem van de Vikingen was, dat ze geen zout hadden om de stokvis voor nog langere reizen en in andere klimaten te gebrui ken. De Basken hadden dat wel. Dat mysterieuze volk van de noordkust van Spanje was de vol gende grootmacht in de kabel jauwvisserij en zij waren degenen die de rijkste visgrond in de hele geschiedenis ontdekten: de Grand Banks voor de kust van New foundland. Zij zoutten de vis - waardoor ze net zolang door kon den vissen tot hun schepen vol geladen waren - en maakten de Europese markt rijp voor kabel jauw. De Basken waren de grond leggers van de enorme commerci ële visserij van vandaag. Overal in Europa zocht men naar stig naar de geheime visgronden van de Basken, maar pas na de 'ontdekking' van Columbus voe ren ook de Engelsen en Fransen - en Nederlanders - naar die noor delijke regio's. Het waren de Pil grim Fathers die Cape Cod in Massachussetts zijn naam gaven en die het begin vormden van de 'kabeljauwaristocratie' die in later eeuwen in Boston en Gloucester kapitalen vergaarden. Zowel de Fransen als de Engelsen ruilden hun stokvis - ideaal voedsel voor de slaven op de plantages; nog in onze tijd is bakkeljauw een ver maard Surinaams gerecht - in het Caraïbisch gebied voor rum en rietsuiker. Nog meer rijkdom wachtte hen. In de"negentiende eeuw begon de neergang van de visstand, die tot dan toe schier onuitputtelijk had geleken. Het begon met de uitvin ding van het sleepnet, een instru ment dat vernietigend effectief werd toen de de schepen op stoom begonnen te varen. Samen met de uitvinding van vriessyste- men en het snel groeiende distri butienetwerk begon de visindu- strie te veranderen, juist op het moment dat de visstand drastisch begon terug te lopen. Terwijl ook de vissers in de kleine kustplaat sen al door hadden dat er nog waar weinig echt grote kabeljauw werd gevangen, beweerde de in vloedrijke Britse politicus T.H. Huxley nog in 1862 dat er nimmer sprake kon zijn van overbevissing, omdat de natuur onverslaanbaar was. Terwijl de commissie waarin Noorse vissers vingen in de jaren twintig flinke kabeljauwen. hij zitting had juist ingesteld was om te onderzoeken waarom de haringstand in de Noordzee was teruggelopen. Zijn redeneertrant wordt nog heden ten dage door vele vissers tegen beter weten in omarmd. Gedurende de Tweede Wereldoor log werden de nieuwe technieken samengevoegd in wat de eerste va rende visfabrieken zouden wor den. Met de uitvinding van tech nieken als sonar, om de kabel- jauwscholen op te sporen, werd de hele operatie verder gestroom lijnd tot de hedendaagse high tech oceanische oogstmachine. En dat in een moordend competitieve markt. We hebben er de kabel- jauwoorlogen van deze eeuw aan te danken. Zoals die tussen IJsland en Groot-Brittannië in de jaren ze ventig, toen IJslandse marinesche pen de netten van Britse trawlers, die zich binnen de zojuist uitge roepen 200-mijlszone bevonden, doorsneden. Een botsing zonder doden, maar een botsing tussen twee volken die de kabeljauw als nationaal volksvoedsel eren - het zij als stokvis die zelfs wordt ge bruikt als boterham (IJsland), het zij als onvervreembaar onderdeel van de in kranten gewikkelde fish chips. Gelukkig bleef ook de oorlog tus sen de Canadese regering en de Spaanse en Portugese vissers in 1995 beperkt tot een paar ge scheurde netten en gezwollen taal. Maar slachtoffers zijn er echter wel gevallen in de kabeljauwoorlo- gen: de vissen zelf. Nog maar zel den tref je op de markten een exemplaar dat de paar kilo's te bo ven gaat. Nergens meer zijn de vreselijke monsters te vinden die die paar Noorse vissers trots in de armen houden en waarvan een af beelding de Amerikaanse versie van Kurlanski's boek siert. JACQUES HERMUS Mark Kurlansky, De Kabeljauw - biografie van een vis die de wereld veranderde. Uitgeverij de Arbeiders pers. Prijs 39,90 gulden. )eTw kema D), Va rondr Meri torste heeft °g.g< ieder n bij letvoi tnerl leer a van i "gen >nh

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 42