Opvoeding te water Een koopavond is meer waard dan een voetbalwedstrijd' eldstromen ■n MimUXimiUUyyy eleji fie zich met een plezierboot op Fries vaarwater waagt, hoort geen haast te hebben. Hoe hard it mag gaan op de gemiddelde waterplas? Het tempo van een maandagochtendfietser met windkracht 5 tegen. Zo legt brigadier Ben Dijksterhuis (52) van de waterpolitie het tenminste uit aan watersporters die wat al te scheutig zijn met paardenkrachten. \letzijn transactieboekje, met alle waterregels en een stapel blanco bekeuringen, zou Hjksterhuis zijn loon dubbel en dwars kunnen erugverdienen. Maarzo werkteen wateragent liet. De brigadier in Lemmer spreekt schippers weraan op hun gezonde verstand en de regels van het goede zeemanschap. De schoolbus. Zo noemen Dijks terhuis' collega's de nagelnieu- we P132, waarmee de brigadier is uitgevaren. Die schertsnaam dankt het platte vaartuig aan de hoog uitgevallen stuurhut met zijschuifraampjes. Waterspor ters weten het scheepje wel op waarde te schatten, bezweert Dijksterhuis: „Voorheen keken vrouwen met ontzag naar ons op. Nu zijn het de mannen. Alleen wijzen die naar onze motoren." Achter Rijksvolgboot 132 hangen twee glimmende krachtbronnen van ieder 200 pk. Daarmee kun je een olifant leren waterskiën. Als hij de beide gashendels losgooit, schiet hij met meer dan 80 kilometer per uur door het groenbruinige water. Heit manoeuvreren vergt dan al zijn aandacht. Het is dus maar goed dat de marifoon, de telefoon en de mo bilofoon bij zoveel geweld niet te horen zijn. Volgens Dijksterhuis zijn de 400 pk's geen overbodige luxe. „Er is wel eens berekend dat er op deze zomerse topdagen in Fries land dertigduizend bootjes van wal steken. Als op al die boten drie mensen zitten, dan zijn er dus negentigduizend mensen onder weg. Daar kun je een serieuze stad mee be volken. Alleen beslaat die stad in ons geval wel een hele provincie. Als je daar met twee of drie schepen toezicht op moet houden, kan een beetje snelheid geen kwaad." Op het Heegermeer, waar de helft van de horizon schuilgaat achter driehoekjes van wit zeildoek, legt Dijksterhuis uit hoe hij hardvaarders betrapt: Heel voorzichtig. „Rustig varen, dat is de truc. Als wij met veel geweld komen aanvliegen, hebben zulke jongens al lang de gaskraan dicht", doceert hij op precies het goede moment. Een stukje verderop, demonstreert Johan de Haas uit Emmen juist zijn vriendin Mariëtte hoe snel zijn open bootje wel wil varen. „Die haalt vlot 35 kilometer per uur. En dat is een voorzichtige schatting", bromt Dijksterhuis. Hij laat de motoren van de P132 ook even loeien. De Haas verschiet van Ben Dijksterhuis schrijft een bon uit voor Johan de Haas die op het Heegermeer zo'n 35 kilometer per uur voer, ofwel 151 'Het is vooral een gedragskwestie' De 'schoolbus' op patrouille. kleur als Dijksterhuis opduikt uit zijn kielzog en losjes opsomt waarvoor hij wel niet be keuringen zou kunnen uitschrijven. Het vaarbewijs en de bootregistratie van de man liggen n'og in Heeg. Twee keer ƒ.70. Geen zwemvesten: ƒ.70. De schipper draagt het touwtje van de dodemansknop niet rond zijn pols: ƒ.180. En 15 tot 25 kilometer per uur te snel: ƒ.130. Dat hij het bij een snelheidsboete van f 90 laat, zegt Dijksterhuis nog niet als hij de ge gevens noteert. De dertigjarige man uit Em men is van de schrik zijn geboortedatum vergeten. Zijn vriendin brengt uitkomst. Dijksterhuis wijst het duo de weg naar de zo ne achter de gele tonnetjes, waar jakkeren wel mag. De brigadier geniet na: „De beste jongen was helemaal van slag. Die doet het niet weer. En anders trapt zijn vriendin wel op de rem." 'Horzels' Horzels. Zo noemt de waterpolitie de gemo toriseerde rubberbootjes die in de late mid dag en de vroege avond uitzwermen rond de havens in druldce recreatieplaatsen. Aan het roer zitten doorgaans kinderen. De bijbeho rende ouders blazen op hun achterdekken en bungalowterrassen uit van weer een drukke vakantiedag. Brigadier Dijksterhuis is al lang uitgekeken op de 'horzels'. „Een ergernis is het. Wij krij gen de ene na de andere klacht. De mensen op de wal storen zich aan het lawaai, terwijl de andere pleziervaarders de grootste moeite moeten doen om ze te ontwijken. Want het liefst varen ze tussen de grote boten door, er vlak voor of achterlangs." De brommende rubberbootjes mogen dan te boek staan als typische kinderscheepjes, officieel en voor de wet zijn het gewoon speedboten. „Zo'n bootje met een motor van 4 pk en een knaapje van elf aan het roer, haalt zo 27 of 28 kilometer per uur. Wie zo hard wil varen, hoort achttien jaar te zijn en moet een vaarbewijs en een geregistreerde boot hebben. Kinderen tot twaalf jaar mogen zelfs helemaal geen boot besturen." Als de varende agenten de nurkse brom snor wilden uithangen, zouden zij iedere dag een kleurige sleep van in beslag genomen rubberbootjes kunnen afmeren in hun thuis haven Sneek. Dat is echter niet de bedoeling. „Zo lang ze zich aan de spelregels houden en geen overlast veroorzaken, laten wij ze echt wel varen. En als het te gek wordt, dan spre ken wij het liefst de ouders aan." Volgens Dijksterhuis klagen vooral de eige naren van jachthavens over de rubberboot jes. „Maar ze halen ons er pas bij als er weer twee klanten van een paar duizend gulden per jaar zijn vertrokken. Ze zouden beter moeten weten. Als zij zoveel last hebben van die kinderen, moeten ze zelf ingrijpen. Ga naar de ouders en waarschuw ze dat ze mo gen opkrassen als de kinderen het nog een keer te bont maken. Het geldt voor meer mensen, dat ze beter moeten bedenken wanneer de waterpolitie hoort te worden ingeschakeld. Wij zijn te vaak te veel tijd kwijt aan onbenullige wisse wasjes. Dan laten ze ons met een bloedgang van Gaastmeer naar Terherne racen voor een aanvaring van niets. Kom je daar, blijkt er een krasje van 2 centimeter op een schip te zitten. Dan kunnen wij wel gaan uitzoeken wiens schuld het was, maar als ze hun pa pieren goed invullen komen de verzekeraars daar ook echt wel uit." Grote ergernis In de categorie ergernissen scoren volgens Dijksterhuis de schippers van skütsjes ook hoog. „Daarover worden we in ieder haven aangeklampt. Ik ken mensen die niet meer in de buurt van Earnewald willen varen omdat het daar barst van de skütsjes. Skütsjes zijn geen grote schepen van lan ger dan 20 meter. Ze hebben dus ook geen voorrang, maar ze vloeken wel iedereen aan de kant of jagen met uitslaande gieken over kruisertjes en complete zeilschoolklassen heen. Ik trof vorige week een Duits gezin, van wie drie kinderen zo van boord waren geveegd. Het is vooral een gedragskwestie." De Kroonduikersvaart, die Lemmer met de Grote Brekken verbindt, is populair onder de bezitters van kleine speedboten. De roergan gers minderen ogenblikkelijk vaart als ze de PI32 opmerken. Met wapperende handge baren seinen ze naar elkaar. Even braaf zijn. Maar zelfs als ze in roeitempo door de vaart ploegen, is er nog wel iets aan te merken op het vaargedrag van de Duitsers. Die zitten namelijk niet in de kunstleren kuipstoeltjes, maar hebben plaatsgenomen op de rugleu ning, met de voeten op de zitting. „Auf die Sitze". roept Dijksterhuis tegen een varensgast die nog snel even zijn hand door de lus van het dodemanskoord wurmt. „Als u in een flinke golf per ongeluk de gas hendel opengooit, kukelt u achterover en ligt u overboord. Dan mogen wij twee weken naar u zoeken." Mokkend laat de Duitser zich in zijn zetel zakken. Dijksterhuis heeft in de meer dan 25 jaar waarin hij de waterpolitie dient het Friese binnenwater steeds bootrijker zien worden. Het is druk, maar nog niet vol, vindt hij. „Qua ruimte kunnen er best meer boten bij. Maar dan moeten ze niet allemaal blijven hangen op de volste stukken water. Op de Burgumermar, het Tjeukemeer en de plassen achter Oudega en Gaastmeer is nog volop ruimte." Voor de waterpolitie is de grens trouwens al wel bereikt, merkt Dijksterhuis op. „Wij moeten niet nog eens drie of vier man kwijt raken in een reorganisatie. Wij zijn nu nog met achttien mensen in Sneek. Daarmee moeten wij alle Friese binnenwateren bewa ken. Iedere burgemeester ziet ons het liefst elke dag in zijn gemeente langskomen, maar dat is in de praktijk niet te doen. Wij kunnen eigenlijk alleen maar reageren op incidenten. Ik neem mij al weken voor dat ik naar Gaast meer zal gaan, maar het komt er niet van." Snelvaarders Rudi en Barbara Paul zijn een stip aan de ho rizon. De twee passen maar net in de rub berboot waarmee zij de Grote Brekken over steken. De witte hekgolf die het vaartuigje produceert, is echter van een paar honderd meter te zien. Ben Dijksterhuis weet genoeg: snelvaarders. Binnen een minuut ligt hij langszij. Het Duitse echtpaar kijkt hem met grote ogen aan. „Wij? Te Snel? Maar meneer, kijk dan toch eens naar ons bootje. Hier, maar 5 pk." De verbaasde blikken van het stel brengen Dijksterhuis niet van de wijs. „U mag hier maar 9 kilometer per uur varen. Weet u wel hoe hard dat is? Bijna niks. Het is de snelheid die u hebt als u op maandagochtend naar uw werk fietst. Met windkracht 5 tegen." Onverstoorbaar somt Dijksterhuis zijn boete-assortiment weer op. Hij zou moeite loos een fikse bekeuring kunnen compone ren, maar Rudi Paul komt weg met een waar schuwing. Daarop had de Duitse veertiger al gehoopt. Paul: „Ik vind het heel goed dat er waterpolitie is. Maar het is toch 'verrückt', dat ik op zo'n bootje een brandblusser en zwemvesten moet meenemen. Dan pas ik er zelf niet eens meer bij." Dijksterhuis knikt begrijpend: „Ik heb dit niet bedacht. Zo wil onze koningin het." C0R DE BOER Economische waardestijging van topsport overschat de SpOït in "ten commercie omarmen elkaar inniger dan tevoren. Televisiemaatschappijen bieden oenen om wedstrijden uit te zenden, multina- •als hebben er kapitalen voor over om hun m te verbinden aan een wereld die garant it voor massale belangstelling en sporters zijn erende eenmansbedrijven met een schaars duet in de aanbieding. serie artikelen over geldstromen in de sport, ïvering 1: de economische betekenis van sport in Nederland. Ronald Frisart en Frank Hendrickx rank van den Wall Bake heeft de I commercialisering van de sport op de voet gevolgd en zekere ge noegdoening voelt hij inmiddels wel. De di recteur van het sportmarketingbureau Tref punt was 21 jaar geleden één van de eerste zakenmannen in sport, maar kon destijds op weinig bewondering rekenen. Zijn betogen over het enorme zakelijke potentieel van sportsponsoring, waren veelal aan dove mansoren gericht. „Ik werd voor gek ver klaard. Ik werd gezien als iemand die een beetje met zijn hobby bezig was." Sport was gezond en leuk om te doen, maar ook niet meer dan dat. Nu behartigt Van den Wall Bake de belan gen van bedrijven als Heineken en Rabo bank, die er vele miljoenen voor over hebben om zich te associëren met sport. „Sport is een pilaar geworden in een onze samenle ving. Sport staat op nummer twee van de prioriteitenlijst van Nederlanders, na het ge zin. Het staat boven milieu, het staat boven godsdienst, het staat boven carrière. Twintig jaar geleden was dat onvoorstelbaar." Het is volgens de sportmarketeer de ver wende maatschappij die de behoefte aan strijd, drama en saamhorigheid heeft opge roepen. Sport heeft de uitzonderlijke kwali teit massa's mensen te beroeren. Dat het de commercie is die sport in het centrum van het bestaan heeft geduwd, werpt Van den Wall Bake verre van zich. Het bedrijfsleven heeft de sport omarmd, omdat daar nu een maal het hart van de consument ligt. „De ko mende jaren zullen de bedragen nog schrik barend toenemen." Van den Wall Bake vertolkt de opvatting van de hele sector. Sport is booming. Als bewijs dienen steevast de kijkcijfers van sportpro gramma's op televisie, de bedragen die voor voetballers betaald worden, de miljarden die er in sponsoring omgaan en de almaar stij gende publieke belangstelling bij sporteve- Geldstromen in de sport In 1993 werd de totale omvang van professionele topsport op 360 miljoen gulden geschat. In 1999 is de totale omvang van topsport 600 miljoen gulden. Topsport in Nederland, inclusief opleiding talenten: Tennis Toernooien 15 milj. gld KNLTB 4,8 milj. gld Sponsoren 4,5 milj. gld Prijzengeld, startgeld Nederlandse spelers 11,3 milj. gld r~ Wielrennen Profploegen 25 milj. gld Wedstrijden 10 milj. gld KNSB ploegen 4,2 milj. gld KNSB wedstrijden 1,3 milj. gld Zelfstandige Profploe- gen, incl. marathon 9 milj. gld 4 topclubs totaal 250 milj. gld andere eredivisieclubs 160 milj. gld eerste divisieclubs 60 milj. gld KNVB 30 milj. gld gaat naar betaald voetbal is DagbladNGNMngrid Vogelesang\8r nementen. Er zijn ook hardere cijfers voor handen die de stellige overtuiging van de sector tot op zekere hoogte onderbouwen, maar tevens nuanceren. In 1996 publiceerde de Stichting voor Economisch onderzoek (SEO) van de Universiteit van Amsterdam in opdracht van de sportkoepel NOC'NSF het rapport De Nationale Bestedingen aan Sport. Economen proberen daarin een beeld te ge ven van de economische betekenis van sport in Nederland. In dat rapport schatten onderzoekers van SEO de omvang van 'beroepssport' in 1993 op 360 miljoen. Navraag bij verschillende bonden, sponsors en onderzoekers leert dat er nu jaarlijks ruim 600 miljoen gulden naar topsport vloeit. In beide gevallen gaat het om ruwe cijfers. Hoewel de commercieel ont wikkelde sporten steeds zakelijker opereren, blijft de neiging bestaan geheimzinnig te doen over de exacte bedragen die sporters ontvangen, die sponsoren uitgeven en die te levisiemaatschappijen neertellen voor de uit zendrechten. Het commerciële belang van topsport groeit onmiskenbaar, maar de sector over schat de economische waardestijging. Zo verklaart Van den Wall Bake dat het geld in het betaald voetbal - veruit de grootste be drijfstak op het gebied van sport - de afgelo pen jaren is vervijfvoudigd, maar daar is geen sprake van. In 1993 ging er volgens het rapport van SEO 216 miljoen gulden om in voetbal. Nu is dat bedrag 'slechts' verdub beld tot ongeveer 500 miljoen gulden. Jan Willem Velthuijsen, econometrist en direc teur van SEO, denkt dat de sensationele transferbedragen die nu worden betaald voor voetballers als Hasselbaink een vertroe beld beeld oproepen. „Het lijkt alsof er veel meer geld in omgaat, maar er is vooral spra ke van een herverdeling van kapitaal. De speler is er sterk op vooruit gegaan, de clubs zijn er eerder op achteruit gegaan." De in komsten van clubs houden geen gelijke tred met de waardestijging van spelers. Velthuijsen is niet onder de indruk van de economische groei van topsport in Neder land. „Ga naar een willekeurig andere sector en ook daar krijg je te horen dat hun sector de belangrijkste en beste is. Topsport is in Nederland een amusement-sectortje op mi- croschaal, niet meer dan dat." De weten schapper denkt niet dat de economische be tekenis de komende jaren nog enorm zal aantrekken. „Het is een sector die de sterkste groei achter de rug heeft." De cijfers geven Velthuijsen gelijk. In de periode van 1985 tot 1993 stegen de geldstro men in beroepssport jaarlijks met gemiddeld 17,5 procent. In de periode 1993 tot 1999 is het groeitempo teruggevallen tot jaarlijks 10 procent. „De gentechnologie - om maar wat te noemen - is een sector die veel sterker groeit. Daar hebben we als economie veel meer aan." Velthuijsen ontkent niet dat sport hoog staat op het prioriteitenlijst van de consu ment. „In de beleving van de mensen zal dat zeker zo zijn, maar dat betekent niet dat ze er ook het meeste geld aan besteden." Zelfs als entreegeld, contributie, kleding, lessen en artikelen, worden meegerekend, is sport geen prominente economische factor. Velt huijsen schat dat de gehele sportmarkt in Nederland momenteel zo'n 16 miljard be draagt. „Dat is ongeveer het bedrag dat Ne derlanders jaarlijks aan hun energierekening kwijt zijn", aldus Velthuijsen. Consumenten geven vele malen meer uit aan vakanties. Maar ook audiovisuele apparatuur genereert meer geld. Zelfs de meubelindustrie is een grotere sector. Sinds de jaren tachtig beste den Nederlandse consumenten wel meer aan sport dan aan roken (jaarlijks rond de 10 miljard). Velthuijsen zegt dan ook dat 'de belangrijk ste' economische betekenis van sport on meetbaar is. „Sport is goed voor het imago van je land. Sport bevordert bovendien de sociale cohesie en door te bewegen wordt onze jeugd gezonder en productiever. Idolen hebben een wervend effect op de jeugd en daarmee is topsport goed voor de samenle ving." Toch hoeft de sector niet te rekenen op veel steun van de overheid. „Het ministerie van VWS geeft al jaren ongeveer 60 miljoen gulden uit aan sport. Dat is helemaal niets." Vooral de voetbalsport kost de gemeenschap veel geld aan politiekosten, maar ook daarbij trapt de politiek regelmatig op de rem. Be grijpelijk, vindt Velthuijsen „Als de burge meester van Rotterdam een wedstrijd van Feyenoord verbiedt, kiest hij in feite voor zijn middenstand. Economisch heeft hij daar ook gelijk in. Een koopavond is meer waard dan een voetbalwedstrijd." De volgende afleveringen van deze serie worden vanaf maandag dagelijks gepubli ceerd op de sportpagina's.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 41