Het leven
overleefd
7
Kiss Riemviss: 'Ik ben onbegrensd'
ils kind speelde ze met de dood, in het Jappenkamp zag ze de dood in de
ogen en na de oorlog wilde ze dood. Nu ze bijna tachtig is, zegt Kiss
Riemviss het leven prachtig te vinden en bovenal zinvol'. Het ontiverpen
van extravagante kleding, maskers en schilderijen werd haar nieuwe
levensvervulling. Op bezoek bij een paradijsvogel, „Ik ben onbegrensd.
rbeidi
premi
prett
ezig
nnen
van
larden
rtionei
<ketw
verg»
bent
e ontvangt in kleermakerszit op de
m bank. In zwarte suit barstenwol glitter-
tjes. Tooi op het hoofd, zwarte strepen
rond de Ogen. Een zelfgemaakte slang met vuur
rode tong om de nek. Blote voeten. „Ik ben vroe
ger wel eens zo naar buiten gegaan, maar toen
werd ik door jongens in elkaar geslagen en door
de stront gesleurd. Moest mijn hoofd worden ge
hecht." De politie zei nog: „Mevrouw, u moet niet
zo provoceren."
Ze wil haar eigen leventje hebben. Dus ggat ze
eens per maand met een grote bos bloemen naar
de zee. „Die gooi ik in het water, voor alle mensen
in nood en voor mijn kinderen. Ik zie die bloemen
gaan naar het eindeloze en dan heb ik het gevoel
dat mijn leider het accepteert" Dat stuk naar de
zee is een eind lopen. Soms regent het, stormt
het, sneeuwt het. „Maar dan voel ik mijn lichaam
niet, dat een wrak is. Ik heb veel operaties gehad,
mijn gal en milt zijn er uit, ik ben geopereerd aan
mijn maag en ik heb nog maar één long. De dok
ters stonden versteld, ik blijk tien jaar met een rib
door mijn long te hebben gelopen. Ie kunt pijn
vergeten, Door te scheppen, door te maken. Als ik
schilder, vergeet ik mijn pijn.
Aan de muur hangt James Dean aan het kruis.
„Helemaal met bordkrijt gemaakt" Aan de ande
re kant een meisje met twee zwanen. „Heb ik ge
schilderd met mijn duim en een tandenborstel."
Mensen vragen haar wel eens: „Hoe heb je dat ge
leerd?" Dan zegt ze: „Dat heb ik mezelf geleerd."
Dat gebeurt dan op haar shows, als mannequins
de sprookjesachtige, extravagante kleding tonen
die zij heeft ontworpen en Bewerkt, en zij er
prachtige verhalen bij vertelt. In dorpen komen ze
met bussen tegelijk, zijn ze bijna nog enthousias
ter dan in de grote stad. „Die vinden het echt niet
gek, terwijl ik best eigenaardige dingen maak. Als
ze me voor een show vragen, loop ik op wolken.
Dan heb ik het gevoel dat ik nog iemand ben."
Roekeloos
Ze is geboren op Java. Een Hollandse vader, een
Hagenaar, en een Javaanse moeder. „Een prach
tig land, een mooie jeugd. Hoewel.... Ik was dom,
erg dom, ik kon niets onthouden. Mijn broers en
mijn zusje konden goed leren, maar ik werd na
drie jaar van de lagere school gehaald. Toch vond
ik dat ik hoe dan ook in iéts moest uitblinken. Dat
was roekeloosheid. Ik ging op de rails staan,
wachtte tot er een trein aan kwam en dan sprong
ik op het laatste moment opzij. Ik speelde met de
dood. Mijn vriendjes en vriendinnetjes vonden
dat geweldig, maar mijn ouders maakten zich
grote zorgen."
Lucy heette ze. Licht. „Maar dat paste niet bij
me. Iedereen noemde me al snel Zusje." Zoals
Boebie, haar beste vriendje, die overleed toen-ie
nog maar zes, zeven jaar was. „Ik stond naast zijn
sterfbed, pakte zijn hand vast en voelde hoe hij
ontspande. 'Zusje, ik ga naar de hemel', zei hij,
terwijl hij daar lag, heel mooi, met van die roze
wangetjes. Op weg naar huis was de hemel prach
tig oranje gekleurd en toen zei mijn moeder dat er
in de hemel werd feestgevierd. Kijk, zei ze, ze heb
ben de ladder uitgerold, zodat Boebie er naar toe
kan klimmen. Ik vond het prachtig. Zo prachtig,
dat ik kort daarna gif innam. Ik baadde me, maak
te me mooi op, kamde mijn haar en ging op bed
liggen. Ik riep mijn vader en ntoeder en zei:
'Moesje, ik ga dood. Ik wil dat je mijn handje vast
pakt. Ze geloofden het eerst niet, maar toen ik zei
dat ik gif had geslikt omdat ik ook dood wilde
gaan met van die mooie roze wangetjes, ben ik
met vliegende vaart naar het ziekenhuis gebracht.
Ik dacht dat dood gaan een feestelijke gebeurtenis
was."
Ze woonden dan wel in Indonesië, maar ze wa
ren Nederlanders. „Mijn moeder zei altijd: 'Mijn
huid is zwart, maar mijn hart is oranje'. Dat heb
ben ze geweten, in de oorlog. Opgepakt door de
Japanners en in een kamp gezet. Zij net twintig,
kort na de aanval op Pearl Harbour getrouwd en
in verwachting. „Mijn dochtertje, Maity, is in het
kamp geboren. Mijn man heeft ze nooit gekend,
die was als krijgsgevangene naar de Birma-spoor-
lijn afgevoerd. Hij is daar door de Jappen levend
begraven. De Japanners waren wreed, ongeloof
lijk wreed. Mensen werden in varkenshokken ge
stopt en zo de rivier in gegooid. Mijn moeder en
ik kregen te horen dat we ter dood waren veroor
deeld en werden meegenomen. We werden neer
gezet om te worden geëxecuteerd. Mijn moeder
bleef kaarsrecht overeind staan en, zei: 'Heer, in
uw handen beveel ik mijn geest'. Maar ik scheet
mijn broek vol, kroop op mijn knieën naar een
soldaat, likte zijn laarzen en smeekte hem om me
te sparen. Hij lachte alleen maar, zette me weer
naast mijn moeder en toen schoten ze. Mét losse
flodders.
Mijn moeder was een sterke vrouw, ze vertelde
altijd verhalen. Over de hemel en het paradijs,
hoe mooi het daar was. In het kamp deed ik dat
ook tegen mijn dochtertje. Maar ik sliep wel altijd
met een mes onder mijn kussen. De Japanners
martelden zo vreselijk...zo verschrikkelijk... Ze ko
zen altijd tien mensen uit en de'rest moest dan
toekijken. Mannen van wie de geslachtsdelen
werden afgesneden en in hun mond gestopt Ik
ben nog met mijn voeten vastgebonden en on
dersteboven opgehesen aan een touw. Dat lieten
ze dan los zodat je naar beneden viel, maar vlak
boven de grond lieten ze het vieren, zodat je ha
ren over de grond scheerden. En als je dan om
hoog veerde lieten ze weer los, zodat je wist: zo
meteen sla ik met mijn hoofd op de grond en
spatten mijn hersens eruit. Maar dan hielden ze
het touw ineens strak, zodat je net boven de
grond bleef hangen.
Mensonterend. Mensonterend. En kinderen
werden niet gespaard. Ik heb altijd tegen mezelf
gezegd: als ze Maity kiezen, dan steek ik haar
dood. Dan hoeft ze die verschrikkingen niet mee
te maken. Je moet voorbereid zijn." Ze zingt
zachtjes een liedje dat iedereen in het kamp zong.
Over dood gaan, over mensen die altijd aan je zul
len blijven denken. Op de melodie van 'Als straks
de orchideeën weer in bloei zullen staan.' „Ik
hoor het mijn moeder nog zingen?"
Angstaanvallen
Wraakgevoelens, na de oorlog, ongelooflijke
wraakgevoelens. En haat. Intense haat. Tegen Ja
pan, tegen Japanners. „Ik wilde in dienst, meteen.
Ik wilde ze neerknallen. Ik wilde in een vliegtuig
om Japan te bombarderen, om alles plat te gooi
en. Maar ik werd afgekeurd voor het leger." Het
Nederlandse leger, want ze was na de Japanse ca
pitulatie -, die morgen wordt herdacht - snel naar
Nederland geëmigreerd. „Ik zou nooit meer terug
willen naar Indonesië. Ik ben er één keer geweest,
in 1975, zo'n sentimental journey, maar ik kreeg
ontzettende angstaanvallen, omdat de herinne
ring zo gruwelijk was. In Nederland heb ik dat
niet. Hier heb ik ook Japanners ontmoet die ont
zettend vriendelijk waren, heb ik geleerd dat er
ook goede Japanners zijn. Elk land heeft zijn
beesten, maar ook zijn goede mensen. Ik ben 't
kwijt, ik voel geen haat meer, ik heb het losgela
ten. Het is helemaal weg, en daar ben ik erg blij
om."
Dat is niet vanzelf gegaan. Na haar overtocht
zat ze in een opvangcentrum en daar vonden ze
dat ze vreemd deed, gek. „Als ze vroegen waar
mijn dochtertje was, dan zei ik: Ik heb Maity ver
dronken. Dat zijn inderdaad geen normale din
gen. Daaróm ben ik opgenomen geweest in het
Centrum '40-'45 in Oegstgeest, waar mensen met
een kampsyndroom werden behandeld. In het
begin kreeg ik shocks. Was ik een paar dagen he
lemaal buiten westen. Ik had het gevoel of ik weer
in de oorlog zat Ik deelde een kamer met een
joods meisje, dat een concentratiekamp had over
leefd en dat ook shocks kreeg. Zij zei tegen me:
'Zullen we een eind aan ons leven maken?' Ik zei:
Ja, oké, maar hoe? We besloten lakens aan elkaar
te binden, om onze nek te doen en dan uit het
raam te springen terwijl de ander het laken vast
hield. Zij wilde eerst, want het was haar idee. Ik
houd dat laken vast en zij springt. Ik zie haar han
gen en schrok daar zo van, dat ik haar weer wilde
optrekken. Maar ik woog maar 32 kilo, ik had er
de kracht niet voor.
Mijn psychiater stelde daarna voor om een
wandeling door het bos te maken om met mij te
praten. Komt er een vliegtuig over. Ik trek razend
snel mijn kleren uit en duik de struiken in. Dat
deden we in de oorlog ook, je uitkleden en met
modder insmeren, dan zagen ze je niet. Psychia-
trie-studenten die dat later hoorden, dachten dat
ik oversekst was, maar mijn psychiater begreep
dat het angst was, pure angst. Er waren ook men
sen in dat psychiatrisch centrum die er niet tegen
konden, die zeiden dat ze weer in krijgsgevangen
schap zaten. Die hebben zelfmoord gepleegd. Dat
zijn aangrijpende gebeurtenissen."
Met hongeroedeem werd ze met haar dochter en
haar moeder naar Zwitserland gestuurd. Om aan
te sterken. „Dat was wel een inrichting, maar
geen gevangenis. Daar ben ik goed opgeknapt."
Terug in Nederland, vier jaar later, leerde ze een
man kennen. Hij was lief voor haar dochtertje. „Ik
dacht: laat ik met hem trouwen, dan heeft Maity
weer een papa." Dat viel tegen. Ze kreeg kind na
kind van hein. Tien in totaal. „Hij werd razend als
er een meisje tussen zat. 'Daar blijven we dan
mooi mee zitten', zei hij." Twee kinderen overle
den, direct na de geboorte. „Ik heb mezelf altijd
voorgehouden: niet verdrietig zijn, want mijn kin
deren moeten een gelukkige moeder hebben."
Gek, zegt ze, katholiek opgevoed, maar sommi
ge dingen nooit begrepen. Als je biechtte, was in
eens alles weg en als je niet gedoopt was, kwam je
niet in de hemel. „Dat vond ik moeilijk om aan te
nemen. Maar in het kamp heb ik geleerd dat er
een God was. Er waren zoveel naamloze helden.
Mensen die de grootste verschrikkingen hebben
ondergaan, van wie we nooit meer iets hebben
gehoord, maar waardoor ik geloof heb gekregen.
Niet God veroorzaakt de verschrikkingen op deze
wereld, maar mensen doen het elkaar aan en
schuiven het op God. God, of beter: een leider,
dat is gevoelsmatig dichterbij, die geeft hoop. De
mens leeft op hoop.
Kinderen zijn hoop, en ik was gek op mijn kin
deren, één met mijn kinderen. Als zij Indiaantje
speelden, was ik een Indiaan, met alles er op en er
aan. Het was mijn mooiste tijd. En ik droomde er
van dat als ze groot waren, wij mooie reizen over
de wereld zouden n\aken. Maar ze werden al
vroeg verliefd, anderen werden snel belangrijker
in hun leven. Daar kreeg ik problemen mee. Ik
viel in een enorme leegte. Ik sliep in parken en op
stations, heb nog op een viaduct gestaan om voor
de trein te springen. Ik dacht: is dit het leven?
Maar toen kreeg ik een visioen: Ik zag mijn moe
der. En ik schaamde mij.
Ik ben me gaan realiseren: ik móet iets. Ik ben
andere mensen gaan helpen. Met praten, met
magnetiseren. Drugsverslaafden, alcoholisten.
Ben aan stervensbegeleiding gaan doen: ik breng
ze. ik begeleid ze naar de grens. En ik ben gaan
schilderen. Met een vriend ben ik naar Parijs ge
gaan, heb me een David-Bowie-kapsel laten aan
meten, mijn kinderen vonden het verschrikkelijk,
maar ik wilde ze juist laten zien dat je het onmo
gelijke mogelijk kunt maken. In het klein, maar
als de mens zijn ware wezen ontdekt, zijn schep
pende wezen, dan blijkt het leven, elk leven, posi
tief. Ik wilde laten zien dat het geen verhaal is,
maar werkelijkheid, dat wij allemaal scheppende
wezens zijn. Als je ziet wat ik allemaal heb ge
maakt met die twee handen, al die kralen, die dui
zenden kralen die ik er één voor één met de hand
heb opgenaaid, al die schilderijen, kleren, beel
den, hoeden, schoenen. Dat één persoon dat ma
ken kan..."
Ontspannen
Heeft ze al verteld waarom ze Kiss heet, of zoals
het op de voordeur staat, in grote letters: Kissje.
Tijdens haar eerste modeshow kwam er een jour
naliste naar haar toe die vroeg hoe ze heette. Ze
was zo zenuwachtig, dat ze het niet meteen kon
zeggen. „Toen riep een mevrouw uit het publiek,
een Hongaarse: ze heet Kiss. lahaaa, riep de hele
zaal, Kiss. In het Hongaars betekent dat: kleintje."
En heeft ze al verteld van die keer dat ze voor het
stoplicht naast een auto stond waarin een stel ru
zie had? Die man werd zo kwaad dat hij die vrouw
begon te slaan. „Ik kreeg ineens een ingeving. Ik
had een masker in de auto liggen, een monsterlijk
masker. Ik duik naar achteren, pak dat masker en
zet het op. Ik kijk naar die man...weg was-ie,
dwérs door rood."
Ze doet alles. „Ik ben onbegrensd. Als ik naar
de schouwburg ga, héb ik me toch een bekijks...
Pas hoorde ik een vrouw tegen haar man fluiste
ren: 'Wie is die gek?' Zegt die man: 'Ik wou dal jij
dat durfde'." Ze lacht, licht sissend door haar tan
den. Steekt weer een sigaret op. „Roken is mijn le
ven. Toen mijn ene long werd verwijderd, is er
een foto van mijn longen gemaakt. Ze zagen er
niet zo best uit. Zegt die dokter: 'Mevrouw, ik zou
in uw geval niet roken, want dat is dodelijk'. Maar
ik ben gewoon door blijven roken. Ik ben niet
bang, ik ben echt niet bang dat ik kanker krijg. Als
je bang bent, trek je het naér je toe. Je zult het niet
geloven, maar pas is er weer een foto gemaakt van
die ene long. Komt die dokter naar me toe en
zegt: 'Gefeliciteerd, hij is helemaal schoon'. Ik zeg:
U hebt vast de verkeerde foto. Maar nee hoor, het
klopte. Ik durfde niet te zeggen dat ik nog gewoon
rook. Je bent baas over je lichaam, over het in
strument dat vergankelijk is.
Dat moet je opbouwen, dat lukt niet ineens. Zo
heb ik nu ook geen nachtmerries meer. Ik slaap
ontspannen, altijd op mijn rechterzij, mijn arm in
een driehoek en mijn hoofd daar in. Ik slaap niet
meer dan drie uur, maar dat is genoeg. Ik heb een
enorme energie, omdat ik in evenwicht ben met
mijn lichaam. Ik vind het leven zo mooi, al begrijp
ik het niet, de een bulkt van het geld, de ander
slaapt onder een brug. Maar ik vind het leven bo
venal zinvol. Ik heb geboft."
DICK HOFLAND
ZATERDAG 14 AUGUSTUS 1999
Kiss Riemviss: „Als de mens zijn ware wezen ontdekt, zijn scheppende wezen, dan blijkt het leven, elk leven, positief.
FOTO GPD»CEES ZORN