c Dingen naar de gunst van glastuinders 49 Een zes voor aanleg, een vijf voor speltechniek.... Nr.20: Tom Okker Toi door WILLEM SPIERDIJK Hij praatte niet graag, was enigszins verlegen: Tom Samuel Okker (22 februari 1944). In de ja ren zestig en zeventig hoog geklommen op de we reld-tennisladder. Hij was de eerste Nederlander die de finale van een Grand-Slamtoernooi haal de, hij won in totaal 30 Grand-Prixtitels in het enkelspel en 78 in het dubbel. En hij was de eer ste Nederlandse individuele sporter die bepalen de bedragen met zijn sport verdiende. Dat Tom Okker uiteindelijk de top haalde, heeft de Jeugd- commisie van de Koninklijke Nederlandse Lawn- en Tennis- bond (KNLTB) nooit voorspeld. Op 15-jarige leeftijd kreeg de leerling van het Kennemer Lyceum in Haarlem een 'zes' voor aanleg en een 'vijf voor speltechniek. Jaarlijks reikt de KNLTB de zogenaamde Van Swolbeker uit, bestemd voor een tennistalent. Die kwam nooit bij Okker terecht. Dat had ech ter niets met zijn spel te maken. De jonge Okker gedroeg zich soms zo verwend op de baan dat hij niet voor die onder scheiding in aanmerking kwam en de bond besloot de beker dat jaar maar niet uit te reiken. Twee jaar later (in 1961) onderkende de tennisbond de kwali teiten van Okker wél. Hij werd uitgezonden naar het jeugd- toernooi van Wimbledon en mocht aan toernooien in de Ver enigde Staten deelnemen. In Nederland won hij regelmatig toernooien. Soms keek hij meer op tegen het praatje, waarin hij de toernooileiding namens alle deelnemers moest bedan ken, dan tegen zijn tegenstander. In zijn boek Tennis, dat in 1966 verscheen, schreef hij: „lk had bij voorbaat al buikpijn door de speech die ik zou moeten houden. Zo werd het voor mij een dubbele strijd, maar ook een dubbele overwinning. Ik won de finale en kreeg m'n vader zover de speech voor z'n rekening te nemen." Op 17-jarige leeftijd mocht Okker op de centrale trainingen van de tennisbond meedoen met de 'grote jongens' als Jan Hajer en Evert Schneider. „Hij was bescheiden, maar aan al les kon ik merken dat Tom het in zich had", herinnert zich Jan Hajer, Okkers concurrent in Nederland in de jaren zestig. „Hij beschikte over alle eigenschappen die nodig zijn om in een individuele sport de top te bereiken." Die bestorming van de wereldtop ging eigenlijk zonder hor ten of stoten. De tennisbond en Philips maakten trips naar Zuid-Afrika en Australië mogelijk. Als vanzelf kwamen de eer ste overwinningen op topspelers Fred Stolle en John New- combe. Okkers opkomst werd alleen onderbroken toen hij in 1966 in dienst moest. Daarna pakte hij de draad snel weer op. In 1968 haalde hij zijn eerste grote titel, hij won de open Itali aanse kampioenschappen. Een paar maanden later zou hij voor het eerst van Rod Laver winnen. Zijn grootste succes boekte Okker ook in 1*968. Hij haalde, als achtste geplaatst, de eindstrijd van de US Open. De Hazers- woudenaar noemt die prestatie de belangrijkste uit z'n loop baan. „Die finaleplaats betekende eigenlijk m'n internationa le doorbraak en leverde een aantal goede contracten op." In Tom Okker: Nederlands eerste tennismiljonair. die finale verloor Okker in vijf sets van Arthur Ashe: 14-12, 5- 7,6-3,3-6, 6-3. De Nederlander had vooral problemen met de ijzersterke opslag van de Amerikaan, die hij later met Becker en Edberg vergeleek. In New York toonde Okker aan alle facetten van het spel te beheersen. Hij beschikte over een enorme snelheid, die hem de bijnaam 'Vliegende Hollander' opleverde. De Nederlander had maar één zwak punt, oordeelde Arthur Ashe na de finale van de US Open. „Hij komt kracht te kort." Het meest bekend is Okker om zijn halve-finaleplaats op Wimbledon in 1978. Hij verkeerde toen al in de nadagen van zijn carrière. Op de wereldranglijst nam hij de 104e positie in. Drie weken voor het toernooi op de All England Club verloor foto'archief hij op een nationaal toernooi in de halve finale van Wouter Fok. In dat jaar was hij negen keer in de eerste ronde van een internationaal toernooi uitgeschakeld. Maar Okker kwam op 34-jarige leeftijd nog één keer in vorm en won van onder anderen Guillermo Vilas, Yannick Noah en Ilie Nastase en moest het in de halve eindstrijd opnemen te gen Björn Borg. Zou Okker aan het einde van zijn loopbaan Wimbledon-finalist worden? Nederland veerde op, het ten- nispubliek reageerde verheugd toen de NOS aankondigde de wedstrijd rechtstreeks op het scherm te brengen. Maar Okker had nooit een kans tegen de Zweed die dat jaar z'n vierde op eenvolgende titel zou binnenhalen. Borg won gemakkelijk in drie sets: 6-4, 6-4, 6-4. Later kreeg Okker de kritiek dat hij zelf nooit heeft geloofd van Borg te kunnen winnen. Hij gaf dat zelf ook toe. „Borg was in die tijd heer en meester. Pijlsnel, gewoon beter. Daar kwam nog bij dat ik die wedstrijd slecht begon en mijn servi- cegame inleverde. Sinds dat moment achtte ik mij helemaal kansloos. Ik heb de wedstrijd saai gespeeld." Hoewel de afwisselend in Hazerswoude en het Zwitserse En gelberg wonende tennisser steeds minder aansprekende re sultaten boekte in het internationale circuit, bleef hij ook de jaren daarna nog opvallen op Wimbledon: een kwartfinale plaats in 1979 (nederlaag tegen Borg) en een plek bij de laat ste 16 in 1980 (uitgeschakeld door McEnroe). Op 37-jarige leeftijd leed hij in 1980 zijn laatste nederlaag in Londen (eer ste ronde tegen Tim Wilkinson), waar hij nu nog jaarlijks te rugkeert voor deelname aan het veteranentoernooi. Okker kan terugkijken op een glanzende loopbaan, waarin hij ooit tot de derde plaats op de wereldranglijst reikte. Boven dien mag hij zich Nederlands eerste tennismiljonair noemen. De ontwikkeling van het professionalisme in zijn sport hield ongeveer gelijke tred met zijn sportieve loopbaan. Okker ver diende echter met zijn tennisprestaties lang niet die bedra gen die nu aan spelers worden uitgekeerd. Voor zijn finale plaats in New York ontving hij 14.000 dollar (toen ongeveer 50.000 gulden) en dat omdat zijn tegenstander Athur Ashe nog amateur was en de premie voor de eerste plaats daarom bij Okker terechtkwam. Dergelijke verdiensten met een paar partijtjes tennis waren voor journalisten toen zo bijzonder, dat de Nederlander werd gevraagd wat hij met het geld ging doen. Totaal verdiende hij in zijn loopbaan ruim 1,2 miljoen dollar, een bedrag dat een speler uit de top twintig tegenwoordig in één jaar bijeen slaat. Proftennis was in die tijd niet altijd een vetpot. In 1974 haalde Okker de kwartfinale en verdiende 4.000 gulden (in 1999 leverde dat bijna twee ton op). „Nau welijks genoeg om reis- en verblijfskosten voor m'n vrouw en kinderen te betalen", concludeerde de tennisser zuur. Toch heeft Okker geen reden zich te beklagen. „De generatie die aan mij voorafging, vedetten van het kaliber Vic Seixas en Jaroslav Drobny, hebben nooit een cent gezien. Ik ging niet tennissen voor het geld, dat was er toen nog niet. Ik raakte gefascineerd door het spelletje. Het ging me goed af en steeds iets beter." Na zijn loopbaan was Okker door velen een functie in het tennis bedacht. Hij zou de ideale Davis-Cupcaptain zijn. Zelf voelde hij echter weinig voor de functie. Een keer was hij een paar weken adviseur van de Davis-Cupploeg, maar daar bleef het bij. Veel liever vermaakte hij zich op de 35-plus toernooi en op Wimbledon of elders in de wereld. Hij legde zich ver der toe op de kunsthandel. Tom Okker had zich altijd voor kunst geïnteresseerd en trof in Wojtek Fibak een dubbelspelpartner die die interesse ver der aanwakkerde. Samen bezochten ze exposities en galeries overal in de wereld. Met de voormalig Telegraaf-fotograaf Ni co Koster runt Okker inmiddels de Jaski Art Gallery in de Nieuwe Spiegelstraat in Amsterdam, gespecialiseerd in kunst van de Cobra-groep. Lange tijd zag het ernaar uit dat Okker als beste Nederlandse tennisser ooit de nieuwe eeuw zou ingaan. Het moet hem pijn doen dat die eer nu voor Richard Krajicek is weggelegd. Niet omdat hij Krajicek zijn Wimbledontitel van 1996 mis gunt, maar omdat de man die zijn tennisprestaties nog altijd trots met zich meedraagt, zichzelf vast en zeker als een betere tennisser beschouwt. WILLEM SPIERDIJK psporte s' dezeee Honderd jaar sport W jaar prestaties van Tijd voor het maken i S verbiddelijke ranglij - de beste Nederlandse van deze eeu Gedurende het hele j gj elke week op deze p sportjigu u r gepo rtreI van de redactie e gekregen in de r<fl 1. 17. 18. 19. 20. Tom Okker 21. Marco van Ba 22. Atje Keulen -1 23. Reinier Papil 24. Arie van Vliet 25. Faas Wilkes d 26. Bettine Vriese) 27. Floris Jan Bovi 28. NelliCooman 29. Ron Zwerver 30. Gerrit Schulte 31. Marianne Tim 32. fan Timman 33. Beb Bakhuys 34. Zus Braun 35. Leontien van IV -i 36. Willem van Hai j 37. Tinus Osendar 38. Ties Kruize f 39. )an Raas Le 40. Rik Smits en 41. Piet Roozenbu|| r 42. Kees Verkerk mt 43. Piet van de Pol"-'1' 44. Ellen van Langi^ 45. Gianni Romme te 46. Marcel Wouda' c 47. Bok de Korver Ur 48. Rein de Waal 49. Bep van Klavei 50. fust Göbel 'In het Noorden is volop groeipotentie' Schone lucht, rust, ruimte en geen files. De bekende punten waarmee de drie noordelijke provincies Drenthe, Groningen en Friesland zich profileren worden ook in de strijd gegooid om de in het gedrang gekomen glastuinders uit het Westen te porren noordwaarts te verkassen. Er is plaats zat en de regio kan de werkgelegenheid goed gebruiken. inds het 'lokken van tuinders' en- i kele jaren geleden tot officieel be- leid is verheven zijn al diverse kandidaten over de streep getrokken. Om precies te zijn 25, telt Adri Kuyper van de Stichting Acquisitie Glastuinbouw Noord Nederland (SAGNN). Deze stichting werd ruim twee jaar geleden opgericht. Kuyper is sindsdien druk bezig het Noorden te promo ten als hét glastuinbouwgebied bij uitstek. „We waren er twee jaar geleden op tijd bij en kunnen nu de vruchten plukken. Je kon de ontwikkeling, dat tuinders in het Westen vanwege schaalvergroting op termijn moe ten verhuizen, zien aankomen. Daar is in een aantal gebieden op ingespeeld. We kunnen ze nu verschillende locaties aanbieden. Bij het Friese Berlikum ligt 100 hectare klaar, in HoogezandSappemeer 20 hectare en in Kla- zienaveen ruim 150 hectare. Bovendien zit er in HoogezandSappemeer nog 70 hectare in de pijplijn en wordt ook de Eemsmond ge schikt gemaakt voor glastuinbouw. Het is Het Westland, Nederlands 'glazen stad'. Vooralsnog blijven de tuinders liever hier zitten dan dat ze verhuizen naar het Noorden. foto*archief De glastuinbouw is belangrijk voor de Nederlandse economie. De waarde van onder glas geteelde groenten, fruit, planten en bloemen bedraagt ruim ze ven miljard gulden. Een kleine 80 pro cent daarvan wordt geëxporteerd. To taal staat er in Nederland een opper vlakte van ongeveer 10.000 hectare aan kassen, verdeeld over ruim 13.000 bedrijven. De glastuinbouw biedt di rect werk aan zeker 40.000 mensen. niet meer trekken aan een dood paard. Er zit nu echt beweging in." Dat er intussen 25 tuinders van het Westen naar het Noorden zijn verhuisd, is volgens Kuyper een aardig resultaat van zijn inspan ningen. Er zit echter nog veel meer in het vat. „Het ziet er naar uit dat de minister een streep zet door de potentiële locatie Cromstrijen in het Westen. En veel tuinders hebben haast want in het Westen zijn nau welijks» expansiemogelijkheden. We zijn op dit moment in gesprek met een zestigtal tuinders. Ik verwacht dat er tussen nu en over een jaar flink wat knopen worden door gehakt. De bedrijven, ook de bestaande, worden steeds grootschaliger en groeipoten tie is er volop in het Noorden." Twee jaar geleden opende de stichting een 'loket' in het Westen, waar tuinders terecht kunnen voor informatie over de mogelijkhe den in het Noorden. De stichting gaat ook zelf de boer op en onderscheidt zich daar mee van andere gebieden als bijvoorbeeld zuidoost Nederland. Sprake van een echte concurrentiestrijd is er volgens Kuyper niet. En dat is maar goed ook, want onstuimige groei van het glasareaal in het Noorden moet in izijn visie worden voorkomen. Het voor deel van voldoende arbeidskrachten, wordt dan immers al snel teniet gedaan. Zover zal het volgens Kuyper voorlopig niet komen omdat de investeringen in de glastuinbouw onder druk staan. Ten opzichte van de 'concurrenten' heeft het Noorden toch wel iets meer te bieden, zegt Kuyper. „Qua milieuvergunningen zijn alle gebieden natuurlijk gebonden aan de zelfde landelijke regelgeving, maar hier in het Noorden is men bereid wat meer met de tuinder mee te denken. Er is daardoor meer mogelijk en de procedures verlopen soepe ler. Problemen met het milieu door de in richting van nieuwe glastuinbouwgebieden verwacht ik niet. Er wordt de laatste jaren veel milieuvriendelijker gewerkt door recy cling en biologische teeltmethoden. De emissie is heel klein omdat het in feite geslo ten bedrijven zijn." Bedrijfseconomisch gezien is de verplaat sing van een glastuinbouwbedrijf naar een van de noordelijke locaties veelal aantrekke lijk, zegt Kuyper. „We merken echter wel vaak dat mensen hun geboortegrond niet graag verlaten. Ze zien vaak veel beren op de weg. Aan ons de taak die vooroordelen weg te nemen. Daarom nemen we de kandidaten een dagje mee naar het Noorden om bij col lega's rond te kijken. En we hebben een vi deofilm laten maken over enkele tuindersge zinnen die de stap al hebben gemaakt. Daar op zijn nuchtere verhalen te zien en te horen over hun ervaringen na de verhuizing. We zijn er intussen wel achter dat maatwerk no dig is. Je moet zorgen voor opvang en goede begeleiding, de nieuwkomers moeten op weg worden geholpen voor het creëren van een zakelijk en sociaal netwerk. Zo zijn er bijvoorbeeld gastvrouwen die de tuindersge zinnen op weg helpen. Je speelt ook in op in dividuele wensen. Al die stappen zijn erg be langrijk. Er is een omslag in het denken no dig en vaak blijkt als er één over de dam is, dat er meer volgen." Eén van de tuinders die heeft gekozen voor het Noorden, is Emiel Ammerlaan uit Rijsenhout. Hij had samen met zijn broer een rozenkwekerij, die ze wilden uitbreiden. De mogelijkheden voor de gebroeders waren echter zeer beperkt, zodat Emiel Ammerlaan naar het 'loket' van de SAGNN stapte. De bal kwam aan het rollen, hij kocht ruim twee hectare grond bij Klazienaveen en is op dit moment bezig een nieuwe rozenkwekerij op te zetten. Z'n broer heeft zijn deel van de kwekerij in Rijsenhout overgenomen. Belangrijkste overweging voor Ammerlaan om naar Zuidoost Drenthe te komen, was dat in het Westen zeer lastig aan personeel is te komen. In zijn nieuwe woonplaats zijn volgens hem voldoende arbeidskrachten be schikbaar. „Bedrijfseconomisch zie ik niet zoveel voordelen. Je zit met hogere kosten »g' voor het vervoer naar de veiling li: Westen. Het verkopen van mijn op de bloemenveiling in Eelde is natief. Deze veiling is te klein, de plat er over het algemeen ook lager. Ne ïu opzetten van nevenvestigingen vaiid gen in het Westen biedt volgens soelaas. Versnippering is niet verst: Ammerlaan had het geluk daioi grond vorig jaar nog voor een prijsje van 13,50 gulden per vierkafcta kon kopen. Intussen is de prijs ju bouwgrond in Klazienaveen bijnen beid tot 25 gulden. Het is volgens e kweker zaak dat de prijs niet opgeschroefd. „Dat zou veel tuinAic kunnen weerhouden zich hier te waarschuwt hij. Problemen om te aarden merlaan niet. „Als je verkast, kun jeijei verder weg gaan. Dan kun je beti e nemen. Je hebt hier rust en ruimt:A toch geen dooie boel. Het bevalt m 1 maar er zijn toch ook minpunten er weg N37 moet snel helemaal wo la dubbeld, want op dit moment is I binding een crime. Het openbaar ook verre van optimaal. En waar ik ui lijk het meeste aan stoor, is het g infrastructuur en recreatieve voor in dit tuinbouwgebied. Drenthe sta >je om zijn vele fietspaden, maar hi at nauwelijks." Het Noorden heeft een flinke zal ki beschikbaar voor het ontwikkele v glastuinbouw sinds het ministerie e bouw twee jaar geleden de por t trok. Na stevige discussies met de n Groningen, Drenthe en Frieslan rij Tweede Kamer stelde voormalig 1: ?d minister Van Aartsen tien miljoen g >e schikbaar, onder voorwaarde dad provincies er eenzelfde bedrag naa 'ei Met dit geld werd een aantal projec rails gezet, zoals het loket van d< Belangrijk is volgens de provinci ui wordt geïnvesteerd in zaken als rr en scholing, voorzieningen voor ecu water en afeetfaciliteiten. GERT DUINKERKEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 38