Tropenjaren en de heerschappij
'eener vreemde hemelstreek'
1
bij nacht
en
ontij
Zomer 1999
nn nn
UU uu
nn nn
UU uu
Zoeterwoude
Naam: Ian van Ispelen
Leeftijd: 60
Woonplaats: Voorschoten
Beroep: brugwachter bij de Wilhelminabrug in Lei
den
Altijd al brugwachter willen worden?
„Nee, helemaal niet. Ik was onderhoudstimmerman
bij de provincie Zuid-Holland, maar door een onge
val werd ik afgekeurd. Ik mocht niet meer timmeren
van de bedrijfsarts. Maar ik heb een vrouw en kinde
ren, ik laat me niet afkeuren! Dus ik zei tegen ze:
zoek maar iets anders voor me. En nu zit ik alweer
tien of elf jaar op de brug.
Dat was zeker wel wennen ln het begin?
„Had je aan m'n vrouw moeten vragen het eerste
jaar. Ik zai de woorden niet herhalen die ik toen ge
bruikte. Ik voelde me een lui, om het zo maar even te
zeggen. Mijn hele leven getimmerd en nu op de brug
een paar knoppen bedienen. Dat is hetzelfde als van
een dokter een straatveger maken. Maar nu zou ik
niet anders meer willen. Ik ben helemaal vrij, heb
met niemand wat te maken. Nooit ruzie. Het is een
heel rustig baantje, hier kun je makkelijk tachtig
worden.
Heb je onregelmatige diensten?
„Ik werk de ene week van zes uur 's ochtends tot twee
uur 's middags en de andere van twee uur 's middags
tot half tien 's avonds. Opstaan is nooit een pro
bleem geweest. Ik word 's ochtends vanzelf wakker
om kwart voor vijf. Als ik middagdienst heb ga ik
hooguit een uurtje later m'n bed uit. Ik heb het liefst
ochtenddienst. Na zessen komt er bijna niets meer
langs en dan duurt het lang voor het half tien is."
Hoe kom je de tijd door op de brug?
„Dit jaar zijn mijn vrouw en ik naar Canada op fa
miliebezoek geweest en daarom ben ik afgelopen
winter begonnen met Engelse les. In september ga ik
daarmee door. Ik luister vaak naar de scanner en de
radio. Twee jaar geleden heb ik kanaries gekweekt in
de winteren ik heb ook nog een poosje modelbouw
gedaan, tot ik kotsziek werd van dat priegelwerk. Als
er ijs ligt komt er natuurlijk helemaal geen boot
langs. Dan ga ik wel eens schaatsen.
Heb je veel contact met mensen?
„Met de beroepsvaart heb ik de leukste contacten. De
schipper van de rondvaartboot van Avifauna heeft
mij en mijn vrouw laatst een vijfmerentocht aange
boden. Dat contact is zo gegroeid. Toen hij hier in de
winter aanmeerde, ben ik wel eens een borreltje met
hem gaan drinken. En mensen die hier in de buurt
wonen zwaaien altijd. Ik ken ze allemaal van ge
zicht, maar niet van naam. Het is een eenzaam be
roep, ja, daar moet je tegen kunnen. Sommigen ha
ken daarom af na een paar maanden, maar ik ben
graag alleen.
MARIEKE DE WIT»
De tropen, waar, zo schreef de
dichter Slauerhoff, de zon
loodrecht op de kaden staat,
als 'een vracht gelost uit de
hel'. Waar het leven zich
tijdens de hitte in slowmotion
voltrekt. Op het kerkhof in
Batavia liggen tal van
Nederlandse ambtenaren en
Nederlandsch-Indiëgangers
die vroegtijdig zijn bezweken
onder de tirannie van de
koperen ploert. Mannen en
vrouwen die, zodra zij een
voet aan wal hadden gezet,
ten prooi vielen aan ziekten
als malaria en dysenterie.
Tropenjaren tellen dubbel, zo
luidt het gezegde. Daarom
mochten veel ambtenaren die
in de tropen werkten eerder
met pensioen. Maar was het
werkelijk zo zwaar in 'ons'
Indië? En bestaan die
tropenjaren ook nog voor
onze ambassade-mensen in
het buitenland of heeft de
koele bries van de air
conditioning ze weggeblazen?
'De grootste angst was op zijn
gelaat uitgedrukt, en het ge-
heele ligchaam was met koud
zweet bedekt. Door den groo-
ten angst en benaauwdheid ge
drongen, rigtte hij zich ieder
oogenblik in zijn bed zittende
op, overal naar grijpende, hij
gende, over benaauwdheid kla
gende en schreeuwende, en
viel na eenige seconden weder
achter over, hetwelk, terwijl zij
ne krachten aanhoudende af
namen, gedurende eenigen tijd
zoo aanhield, tot de dood een
einde aan zijn lijden maakte.'
Zo eindigt het verslag van een
arts die in het midden van de
vorige eeuw werkte in Neder-
landsch Indië. Zijn patiënt was
een van de velen die een dode
lijke koorts hadden opgelopen
in de moerassen rondom Bata
via. De meeste koortslijders
stierven. Slechts enkele konden
worden gered met grote doses
kinine of opium. Dat was voor
deze arts echter nog geen be
wijs dat westerlingen maar be
ter konden wegblijven uit oor
den waar de zon zo verzen
gend scheen, al had 'de natuur
op de aard-oppervlakte teeke
nen getrokken die de beschaaf
de mensch niet overschrijden
kan zonder zijne ligchaam- en
geestvermogens in gevaar te
brengen'
We kennen de wederwaardig
heden van de Europese tro-
penganger uit de Nederlandse
literatuur. Uit de boeken van
Louis Couperus, Madeion Szé-
kely Lulofs en Maria Dermout.
De stille kracht, de witte hadji
WOENSDAG 4 AUGUSTUS 1999
Een verkeersbord verwijst op de Uiterdijk naar Zoeterwoude,
de Weipoort en Gelderswoude. Alsof het om drie verschillen
de gemeenten gaat. In werkelijkheid vormen ze een drie-een
heid, die ongrijpbaar lijkt voor projectontwikkelaars ook al
hebben ze er al vaste voet gekregen. Zodra het licht, dat nu
nog voor hen op rood staat, verspringt verdwijnt het groen.
Als het aan hoofdbewoner Zoeterwoude ligt, zal dat nóóit het
geval zijn. En dus kun je vanaf de Uiterdijk onder meer rich
ting Gelderswoude blijven fietsen. Langs een hond, huis De
Hoek, een ligusterhaag en een smal pad naar een hoog brug
getje dat als een colletje van de zesde categorie plotseling
voor je opdoemt. Opzichtig blauw geverfd, de indruk wek
kend dat het water van de Noord Aa en de Weipoortse Vliet er
steeds overheen spoelt. Voor stedelingen die de top bereiken,
gaat een wereld open. Zij hebben plotseling uitzicht op een
veenweidegebied dat door koeien wordt bestierd. Soms leven
ze zich zodanig in in die rol dat ze voor het bruggetje gaan
liggen. Zoals de hond van De Hoek waakt over 'zijn' huis,
controleren zij het Gelderswoudse Kerkpad, waarover vroeger
de kerkgangers naar de Sint Jan in de Zuidbuurt liepen. Ook
Zoeterwoude. Die kerkgangers gaan nu vaak met de auto. Als
ze al gaan. Verder is heden hier een synoniem voor verleden.
of de vlijmscherpe kris konden
elk ogenblik toeslaan. Maar de
grootste vijand van de koloni
aal was toch het klimaat. Of be
ter gezegd: de moeite die hij
had om aan dat klimaat te
wennen. Wie de musical 'De
Jantjes' kent, weet dat menige
matroos, ijlend in zijn klam
boe, de geest heeft gegeven in
'de Oost'. Nou, tabeh dan,
moeder!
'Rond 1850 werd acclimatisatie
gedefinieerd als de verandering
van het chemisch-vitale proces
van zekere organische verrig-
tingen onder de heerschappij
eener vreemde hemelstreek, zo
schrijft Dr. Annemarie de
Knecht van Eekelen, die als
universitair docent medische
geschiedenis is verbonden aan
de Vrije Universiteit, in het tijd
schrift 'Synaps' van december
1996. Ze geeft in haar artikel
een smakelijk overzicht van de
negentiende-eeuwse opvattin
gen over acclimatisatie in de
tropen.
Door een van de medische offi
cieren in die tijd wordt het tro
pische klimaat botweg 'eene
vijandige macht' genoemd. Dat
gaat misschien wat te ver, maar
feit is dat veel blanken tijdens
die eerste jaren in de tropen
een bedroevende gezondheid
hadden. Veel gezondheidsoffi
cieren meenden dan ook dat
de blanke om constitutionele
redenen nooit zou kunnen
wennen aan het tropische kli
maat. Anderen waren van me
ning dat als een Europeaan zijn
leefwijze zou aanpassen aan
het leven in de tropen hij op
den duur wél zou acclimatise
ren.
De Duitser Franz Wilhelm
Junghuhn (1809-1864), die na
een duel met dodelijke afloop
was gevlucht naar Nederlands-
Indië, maakte als medisch offi
cier en natuurkundig onder
zoeker carrière in de tropen.
'Naar zijn mening was het al
leen mogelijk op Java gezond
te blijven als men op grote
hoogte ging wonen - zoals op
het Dieng Plateau, met een
hoogte van ca. 2000 meter en
een temperatuur van 12 graden
celsius', zo schrijft Annemarie
de Knecht van Eekelen. Vol
gens Junghuhn was het de
warmte die Europeanen ziek
maakte, die 'leverontstekingen,
dijsenterieën, spruw en de
gastrische-galachtige- en ze
nuwkoortsen teweeg bracht.'
Een Europeaan zou volgens de
Duitser nooit in de tropen kun
nen aarden.
Dr. Comelis Swaving (1814-
1881), die als officier van ge
zondheid in Java was gestatio
neerd, was dat niet met hem
eens. De Europeaan kon zijn
gezondheid naar lichaam en
ziel behouden, maar hij moest
dat wel willen. Swaving be
schouwde niet de warmte als
doorslaggevende factor in het
verlies van de gezondheid,
maar de leefwijze van de kolo
niaal. Hij noemde 'de luxe leef
stijl, brasserijen, luiheid, des
potisme, misbruik van opium,
en het ontberen van goede
voeding en verkwikkende
dranken' als oorzaak voor de
hoge sterfte. 'Wij lezen', zo
schrijft hij, 'dat in heete landen
geene bestendigheid, geene ge
matigdheid heerscht; dat be
schroomdheid in laagheid, de
stoutmoedigheid tot woest
heid, de inspanning des gees-
tes tot razernij, de jaloersheid
tot wreedheid overgaat. Helaas!
wanneer wij rondom ons zien
en den Inlander, den Chinees,
ja, den Europeaan van nader
bij beschouwen, dan moeten
wij bekennen dat er onder hen
velen als planten, als dieren,
als onbestendige schepselen
leven. Maar moeten wij dit aan
den aanhoudende warmte toe
schrijven? Bestaan er in dat be
schaafd, van alle zijden be-
voorregt Europa geene dieren
of planten in menschelijke ge
daante? Wij hebben aan meni-
gen Inlander meer gevoel en
oordeel dan aan den lompen
grasmaaijer toegeschreven en
wij hebben menigen Chinee-
schen handwerkman nauwge
zetter en vlugger zien werken
dan vele Hollandsche am
bachtslieden. Waarom schrijft
men toch in Europa ten onreg-
te zoo veel nadeel aan het kli
maat toe? Is het, omdat zij
gaarne aldaar voor de edelste
en geestrijkste menschen wil
len gehouden zijn?'
In het begin had Swaving zelf
ook moeite met het klimaat,
maar allengs voelde hij zich
beter en gezonder. Hij merkte
op dat hij geen last meer had
van 'miasma paludosum'
('moerasmiasma'), een ziekte
die hij had opgelopen in Zaan
dam, 'eene moerassige streek
in Noord-Holland'.
In 1945 verscheen er een ge
zaghebbende studie van Ba
rend Joseph Stokvis, waarin
werd gesteld dat de Europeaan
'hetzelfde, zoo niet een grooter
weerstandsvermogen heeft dan
de inboorlingen zelve. Dat
weerstandsvermogen begeeft
hem niet, zoolang hij zorg
draagt, de eenvoudige wetten
der gezondheidsleer niet in het
aangezicht te slaan, zoolang hij
begrijpt dat de mensch, om op
andere plaatsen dan waar hij
geboren en getogen is, gezond
te kunnen leven, zich naar de
heerschende invloeden te
schikken heeft.' Stokvis baseer
de zich daarbij op Christiaan
Eijkmans onderzoeken naar de
stofwisseling van de Europe
aan in de tropen, die niet van
die van de autochtoon ver
schilde.
Toch werd tot diep in de jaren
veertig van onze eeuw nog
steeds de opvatting gehuldigd
dat een verblijf in de tropen
voor een Europeaan niet gun
stig was. Dat zijn gezondheid
daaronder te lijden had.
Daarom werden voor de amb
tenaren in Indië tropenjaren
ingesteld. Iemand die zoveel
jaar onder de tropische zon
had gewerkt, mocht eerder met
pensioen.
Het betreft hier een regeling
die per district en per land kon
worden afgesproken, maar die
nooit officieel werd ingesteld,
zo laat de voorlichter van Bin
nenlandse Zaken weten. Ook
bij Sociale Zaken en Werkgele
genheid is niets bekend over
een algemene regeling inzake
tropenjaren. Maar Frank de
Bruin, voorlichter van Buiten
landse Zaken, weet dat die tro-
penjarenregeling zo'n twintig
jaar geleden, onder minister
Van der Klaauw, is afgeschaft.
„Er is nog tegen geprotesteerd,
want net op dat moment kwam
er een golf van sterfgevallen
van buitenlandse diplomaten.
Maar de minister bleef bij zijn
standpunt."
Het lijkt erop alsof bij de afzon
derlijke ministeries door de
hittegolf van de laatste dagen
de tropenkolder heeft toegesla
gen en men het allemaal niet
meer precies weet. Kassian,
mensen, kassian!
CEES VAN HOORE
Jan van Ispelen:
„Het is een een
zaam beroep, ja,
daar moet je te
gen kunnen.
Sommigen ha
ken daarom af
na een paar
maanden, maar
ik ben graag al
leen."
FOTO HENK
BOUWMAN
tekst: JAN PREENEN
foto: WIM DIJKMAN