Jan Si
en het
leven uit de sporttas
bij nacht
Zomer 1999
ontij
Sassenheim
ZATERDAG 31 JULI 1999
REDACTIE AD VAN KAAM, 071-5356429. ROB ONDERWATER. 071-5356323
De hotelkamers
zien er overal ter
wereld hetzelfde
uit en elke
tennisbaan die hij
betreedt heeft
exact dezelfde
afmetingen. Voor
Jan Siemerink is
het leven één lange
zakenreis. Als de
ene klus geklaard
is, wacht het
vliegtuig naar de
volgende
bestemming, naar
de volgende
tennisbaan, naar
de volgende
hotelkamer. „Mijn
leven is soms
dodelijk saai, maar
ik weet dat het
erbij hoort. Ik doe
het voor mijn sport
en dat doe ik met
heel veel plezier",
aldus de man die
zo vaak
omschreven wordt
als de mooiste
bloem van
Rijnsburg.
Eigenlijk zijn alle tennissers die
zich in de ATP-tour begeven,
artiesten in een rondtrekkend
circus. Ze doen hun kunstje en
daarmee vullen ze in alle uit
hoeken van de wereld de tribu
nes en de VIP-tenten. Een vor
stelijke beloning is hun deel.
Komt dat zien en betaal. Uiter
aard is het ook mooier om mil
jonairs te zien zwoegen en
zweten, dan wanneer ze langs
de rand van het zwembad lig
gen met in de ene hand een
cocktail en in de andere een
gsm-telefoon. Om a la minute
in te grijpen als de beurskoer
sen stijgen of dalen.
Achttien jaar oud was Jan Sie
merink toen hij besloot van
zijn sport zijn beroep te ma
ken. Als jeugdinternational
sloeg hij al regelmatig een bal
letje over de grens.Als ik voor
Nederland op jeugdcups moest
uitkomen, zaten we vaak in
schitterende hotels. Alles werd
betaald en alles was geregeld.
In Amerika sliepen we bij men
sen thuis. Grote huizen, grote
koelkasten. Een schitterende
ervaring", zegt hij.
Maar - zoals altijd - wat eerst
spannend is, kan later gewoon
worden. Nu hij aan zijn elfde
jaar bezig is als globetrotter kan
de 29-jarige Siemerink niet an
ders dan constateren, dat een
leven als circusartiest niet altijd
even leuk is. Ruim acht maan
den per jaar is hij onderweg.
De rest van de tijd brengt hij
door in zijn woonplaats Monte
Carlo en in Rijnsburg, waar het
ouderlijk huis staat. De liefde
voor de sport houdt hem op de
been.
Als ik tennis niet meer leuk
vind, houd ik dit leven niet
meer vol. In principe is het
rechttoe rechtaan, vrij saai en
er gebeuren weinig spectacu
laire dingen. Je traint elke dag,
elke keer heb je dezelfde spul
len bij je voor overdag en voor
's avonds. Als ze vuil zijn, laat
je die wassen en aan het eind
van de week ga je naar een vol
gend toernooi", aldus de Rijns
burger die in oktober vorig jaar
de veertiende plaats op de we
reldranglijst bezette en daar
mee zijn hoogste notering ooit
haalde.
Zijn leven is er een vanuit de
koffer, of beter gezegd vanuit
de sporttassen. De rackethoes
met daarin zijn belangrijkste
'wapens', tickets, paspoort,
agenda en wat boeken, gaat als
handbagage mee het vliegtuig
in. „Ik heb geen idee of ik
'licht' reis. Meestal ben ik vijf
of zes weken achtereen onder
weg, maar ik heb niet voor vijf
weken kleding bij me. Ik ben
geen viezerik die vijf dagen in
dezelfde kleren loopt, maar
douchen doe ik ook niet drie
keer per dag. Ik heb gewoon de
standaard dingen bij me, die
iedereen meeneemt als hij op
reis gaat. En uiteraard extra
grips, bespanningen en schoe
nen. Die dingen slijten of gaan
kapot. Maar het meeste kan je
zelf invullen."
Winnen op de baan went niet,
verliezen nog veel minder,
maar aan de voortdurende
tijdsverschillen waarmee Sie
merink te maken krijgt, went
het lichaam nooit. De moge
lijkheden om zich aan te pas
sen aan de omstandigheden
zijn schaars. Een tennisser
heeft zich maar te schikken
naar de plaatselijke tijd. Als dat
betekent dat het volgens de
klok dag is, dan maakt het niet
uit of het horloge aangeeft dat
het ergens anders op de wereld
nog nacht is.
„Elke keer weer heb je daar
mee te maken. Dan fig je in Au
stralië 's nachts wakker en als
de wekker gaat, begin je pas
moe te worden. Dat hou je al
tijd. Je moet bij aankomst dus
meteen je horloge goed zetten
en de biologische ldok in je kop
omschakelen. Het is de enige
keer dat je niet naar je lichaam
moet luisteren en gewoon
moet proberen zo snel moge
lijk het ritme op te pakken. Op
het moment dat je aan ver
moeidheid toegeeft en dus wilt
slapen, gaat het fout. Ik ga dus
altijd dezelfde dag nog tennis
sen."
Als vaste bespeler van de top
50 ligt het schema van Sie
merink voor het gehele jaar na
genoeg vast. De ATP, de vak
bond van beroepstennissers,
hanteert twee peildata: in
maart na het toernooi van Key
Biscayne en in september na
de US Open. Voor de beste vijf
tig spelers van de wereld zijn
een aantal toernooien ver
plicht, de zogenaamde desig
nations.
Siemerink zit in de luxepositie,
dat hij al vroeg kan bepalen
waar hij het komende jaar
speelt. Een lager geplaatste
speler laat zijn schema vaak af
hangen van de toernooien
waarvoor hij geen kwalificatie
wedstrijden hoeft te spelen,
een hoger geplaatste speler
wordt overal direct toegelaten.
„Tickets regel ik allemaal ruim
van tevoren in Amerika aan het
eind van het jaar. Dat is een
stuk goedkoper en zo kan ik
zonder zorgen businessclass
vliegen. Dat is wel lekker, want
als je op lange reizen tourist
class vliegt, kost het eerst een
week om uit de vouw te ko
men. Je gaat er toch heen voor
je werk en dan moet je zo goed
mogelijk geprepareerd zijn.
Binnen Europa is er vaak geen
business class, maar dat is niet
erg als je maar twee uur hoeft
te vliegen", zegt Siemerink.
Die moeiteloos het maximaal
aantal punten haalt bij het ver
zamelen van frequent flyer mi-
les en dus als royal wing te
boek staat bij Neerlands groot
ste vliegtuigmaatschappij. „Dat
is wel handig, want je mag al
tijd inchecken bij de busi-
nessclass-balie en je kan iets
eten en drinken in een speciale
lounge als je op je vliegtuig
wacht."
De tickets zijn uiteraard 'open',
maar ook al verliest Siemerink
ergens in de eerste ronde, op
zijn vroegst vliegt hij pas op za
terdag door naar de volgende
tussenstop. „Het liefst kom ik
natuurlijk ver in een toernooi.
Dat is fysiek minder belastend.
Het tennissen gaat dan lekker
en tussendoor kun je uitrusten.
Als ik verlies, betekent dat dat
een aantal dingen niet goed
gaat en dan moet ik veel trai
nen. Ik ben feitelijk drukker be
zig als ik eruit ligt, dan wan
neer ik doorga."
Hoewel zijn vaak oogstrelende
tennistechniek omschreven
kan worden als het achtste we
reldwonder, heeft hij weinig tot
geen tijd om de overige zeven
te aanschouwen. „Ik heb in de
loop der jaren veel gezien,
maar over algemeen zit ik in
mijn hotel. Ik ga niet naar toer
nooien toe om de stad te bekij-
ken en dus maak ik er niet veel
tijd voor vrij. Als wat uurtjes
over heb, ga ik het liefst golfen.
Om te ontspannen."
De drang naar het bezoeken
van cultuurobjecten is er nog
niet en die zal ook nog wel
even op zich laten wachten.
Het einde van zijn tennisloop-
baan is nog ver weg. „Voorlo
pig moet ik er niet aan denken
dat ik met tennis stop. Als het
zo ver is, zal het overigens weer
best wennen zijn dat ik niet
meer zo veel op reis ga."
Wat zijn werk betreft, gaat de
voorkeur uit naar Amerika en
Australië als decor. Azië staat
beduidend lager op de verlang
lijst van Siemerink. „Ik wil al
tijd wel graag naar plaatsen
waar het lekker weer is. Ik wil
gewoon naar buiten kunnen
lopen, zonder me af te vragen
of ik een ijsmuts op moet of
niet."
GERTJAN VAN GEEN
1111*1111
UU UI I
chts brood bakken. Voor
Naam: Le untje Nijgh
Leeftijd: 42
Woonplaats: Noordwijk
Beroep: part-time barkeeper
Klopt het dat je al 16 jaar achter in Bar 't Deurtje
aan De Grent werkt?
„Ja, vroeger vier tot vijf avonden in de week in de zo
mermaanden en 's winters op vrijdag-, zaterdag- en
zondagavond. Het kwam wel eens voor dat ik zeven
dagen per week werkte. Nu sta ik alleen nog op vrij
dagavond achter de tap, van 21.00 tot 03.00 uur.
Doordeweeks zit ik vier dagen op kantoor bij Vluch
telingenwerk Katwijk.
Ga je na het werk meteen slapen?
Als ik moe word, is dat tijdens het werk. Soms zegt
het lichaam slapen maar je moet dan nog door. Als
de zaak leeg is, maak ik de bar schoon en drink nog
wat met mijn collega's. Thuis moet ik eerst tot rust
komen: een borreltje, een sigaretje en de radio aan.
Pas na vieren ga ik dan naar bed.
Was dat te combineren met de opvoeding van je
twee kinderen?
„In de tijd dat mijn kinderen nog klein waren, ging
dat precies zo. Mijn schoonfamilie zorgde toen 's
ochtends voor ze. De kinderen waren dan stil want
ze wisten dat mamma moest slapen, s' Middags deed
ik dan het huishouden en was thuis als de kinderen
uit school kwamen. Ik ging weer werken nadat ik de
kinderen naar bed had gebracht. Dat heb ik altijd
het mooie gevonden aan het iverken in de horeca. De
kinderen hebben mij nooit gemist."
Waarom doe je dit werk nog?
„Je bent onder de mensen, je beleeft wat en je hoort
nog eens wat ook al komen hier relatief weinig
Noordwijkers maar veel mensen uit de regio en toe
risten. Veel groepen vooral uit de Achterhoek. Die
gasten drinken ontzettend veel maar binnen zijn ze
nooit vervelend. Als er al iets gebeurt, is dat buiten
als de diverse groepen elkaar tegenkomen.
Is de jeugd van nu brutaler dan die van 15 jaar ge
leden?
„Ja, maar misschien lijkt dat ook zo omdat ik zelf
ouder wordt. Lastige en brutale klanten negeer ik.
Dan gaan ze vanzelfweg naar een andere bar.
Wanneer stop je met werken in de horeca?
„Ooit zei ik tegen mijn baas dat ik na 10 jaar werken
in 't Deurtje zou stoppen. Ik ben hier nou 16 jaar.
Vervolgens vertelde ik hem dat als mijn kinderen bij
mij aan de bar zouden komen, het tijd werd om er
mee op te houden. Nu komen ze regelmatig 't Deur
tje binnenlopen want ze zijn 19 en 20. In het begin
was dat wel even wennen maar nu vind ik het hart
stikke leuk. Dus stoppen? Eigenlijk zou ik niet weten
wanneer en waarom. Het werken in de horeca is een
soort verslaving.
ERIC-JAN BERENDSEN
De 'Poort van Sassenheim' worden ze wel genoemd - de
twee monumentale bollenschuren die aan het begin van de
Teylingerlaan staan. Pffff, fraaie poort, die op nummer 70 -
van ellende stort die schuur bijkans in elkaar. En dat is jam
mer, vinden veel mensen, want als het verval zich zo voort
zet, dreigt er weer een mooi stukje cultureel erfgoed uit de
streek te verdwijnen. Men breekt tegenwoordig meer bollen
schuren af dan dat men ze bouwt. Dus op de schuren die
nog uit de bloeiperiode van die bedrijfstak dateren, moeten
we zuinig zijn. Er zijn er niet zoveel meer.
Deze hier is gebouwd in 1925 in de stijl van de Amsterdamse
School en was oorspronkelijk bestemd voor de firma Papen-
drecht, bollenkwekers en bollenexporteurs. Na een lange
staat van dienst als opslagplaats en als kantoor, is er kenne
lijk geen behoefte meer aan het massieve gebouw dat met
zijn hoekige vormen wel iets wegheeft van een vesting. Trou
wens, nu we het toch over vestingen, over kastelen hebben:
schuin aan de overkant staat de ruïne van het slot Teylingen,
het vroegere buiten van Jacoba van Beieren. Laten de restan
ten daarvan - een muur - een waarschuwing zijn. Zo vergaat
het ook de overbuurman op nummer 70 als er daar in Sas
senheim niet snel een reddingsoperatie op gang komt!
Het Leidsch Dagblad geeft elke dag vijf afdrukken van 'Ingelijst' weg aan lezers uit de gemeente waar de foto is gemaakt. Aanvragen - uitsluitend per briefkaart en uiterlijk een
week na plaatsing - richten aan: Leidsch Dagblad, afdeling Promotie, postbus 54, 2300 AB Leiden. De vijf uitverkorenen krijgen 'Ingelijst' binnen drie weken thuisgestuurd
Winnaars van de rubriek Ingelijst die de aangevraagde foto's toegestuurd krijgen: W. van Berk, W. van Polanen, A. Veldmaat, Van der Steen-Bodijn, J. de Vogel, J. de long, A.
Bus, C. Kes, R. Winter. A. de Jong, L. Plug, LC. Fung Fen Chung, M. Gielen, M.G. Brouwer, W. Dannijs, W. v.d. Star, Schimmel-v.d. Broek, J.LM. van Schie, K. Jansen, J.P. Jan-
son. J. van Veen - v.d. Geer, OAM. Langezaal, D. v.d. Poel, H.M.J. Blonk, A. Schouten, T. Bakker-Schokker, R. Buskermolen, J. van Velzen, A.M. Wolvers. Th. Otto.
tekst: AD VAN KAAM
foto: WIM DIJKMAN
n
id
rde wë
rerhaal
soms
ie volgd
ie geo
vaak d
„Denk
r te do
:n duil
oop-te
zien
in H
ningin
Moorwi'
Acht maanden per jaar is Jan Siemerink onderweg. Hij is dan ook blij als hij zo af en toe kan uitpuffen in het ouderlijk huis in Rijnsburg.
FOTO HENK BOUWMAN