'Toren' steunt op optimisme Vinkje ZATERDAG 24 JULI 1999 )jectleider Paolo Heiniger: „De toren zal scheef blijven staan, i r terugzakken naar het Zuiden, FOTO'S GPD'NANCO CHIAPETTA De attractie van Pisa komt langzaam bij doel Als alles goed gaat, staat de beroemde Toren van Pisa volgend jaar herfst zoals-ie behoort te staan: een meter of vier uit het lood. Of het ook allemaal volgens plan verloopt, is overigens nog een spannende vraag. De zoveelste reddingsoperatie - opgezet na veel geruzie - ligt momenteel even stil omdat de beruchte Italiaanse bureaucratie het 'Comitato' parten speelt. Voorlopig overheerst toch nog het optimisme om de stand van de Toren binnen de gestelde termijn meteen halve meter te corrigeren. Doctor.Ir. Paolo Heiniger kijkt met enige trots naar 'zijn' to ren. Scheef hè, zegt hij, maar dat wisten we al. Schuin achter ons zoemt een soort Stalinorgel. De 'lanceerbuizen' zijn echter naar de grond gericht, kunnen zich tot een diepte van zeven meter onder Pisa's bedreigde toeristische attractie boren. Heini ger is projectmanager van het Italiaanse con sortium dat de beroemde scheve toren een stukje rechter moet zetten. „Volgend najaar is de klus geklaard. Dan kunnen er weer be zoekers op", verzekert hij. Dat zou een nieuw wonder zijn op het Campo dei Miracoli, waar de kathedraal en zijn scheve klokkentoren tot afgrijzen van toeristen schuil gaan achter bouwstellages. De toren 'hangt', in een soort corset, aange bracht op de tweede loggia. Daaraan zijn twee stalen kabels van honderd meter lengte vastgemaakt, die over de achter de toren ge legen huizen heenlopen en zijn bevestigd aan met contragewichten van 100 ton veran kerde katrollen. Pijn aan het oog, doen de grote loden contragewichten die - 850 ton zwaar - aan de noordzijde tegen de basis van de toren zijn bevestigd. De toren helt nu in zuidelijke richting 4,5 meter uit het lood. Door verwijdering van de aarde onder de noordelijke kant van de fun dering zakt het 55 meter hoge en 14.500 ton wegende wit marmeren gevaarte in de uitge graven bedding. De top van de toren komt daarmee millimeter voor millimeter 'over eind'. Heiniger: „We zijn in februari begon nen met een beperkt aantal hoorbuizen en hebben al 22 millimeter gewonnen. De toren staat nu in de positie waarin hij in 1972 Het weghalen van de aarde gebeurt uiterst omzichtig met een speciaal voor dit project ontwikkelde machine. Heiniger wijst op de twintig stalen dubbele pijpen, in elk ervan bevindt zich een dril. Deze boort zich in de grond en de aarde verzamelt zich tussen de twee buizen. Heiniger: „We kunnen zo heel nauwkeurig reguleren hoeveel aarde we weghalen. In de aanvangsfase haalden we per boring niet meer dan 25 liter aarde om hoog. In september gaan we het aantal boor- posities tot maximaal veertig uitbreiden. Vol gend jaar herfst zal de hellingshoek met 450 millimeter zijn gecorrigeerd. Dan is de toren weer in de positie waarin hij rond 1830 stond, zo'n vier meter uit het lood." Volgens de projectleider kunnen dan de stalen bretels en de loden contragewichten zonder gevaar worden verwijderd. Heiniger: „Bodemonderzoek heeft uitgewezen dat de grond aan de zuidzijde, waar het gewicht van de toren eeuwenlang op drukte, geen elasti citeit meer heeft. De toren blijft dus scheef staan, maar zakt niet naar het Zuiden terug." Kritiek Eerst zien, dan geloven, zeggen de vele critici van het plan. Neem de onverschrokken Amerikaanse cultuurbeschermer James Beek, hoogleraar aan Columbia University en president van Art Watch International, een organisatie die controleert of restauratie van 's werelds culturele erfgoederen wel goed wordt aangepakt. Beek vond het Pisa- project een onverantwoordelijke miskleun en liet dat via Internet en media de hele we- Werken aan de Toren van Pisa. Maar op dit moment ligt de klus even stil. Al snel nadat in 1173 begonnen was aan de bouw van de Toren van Pisa werd ontdekt dat de fundering aan de zuidzijde verzakte in de onder grond van ziltige klei en zand. De bouwmeesters corrigeerden dat door een 'knik" aan te brengen op een hoogte van 10 meter, en bouwden vrolijk loodrecht door. Later volgde een soortgelijke correctie, noodzake lijk omdat er ook nog een loodzware klokkentoren op de top moest. Een maal af in 1350 had de 'campanile' de vorm van een banaan, maar aan het verzakken kwam geen einde. Jaarlijks zakte de toren 1,27 millime ter schever. In 1990 werd het instor tingsgevaar zo reëel geacht dat een comité van wetenschappers op dracht kreeg voor een reddingsplan. reld weten. Waar Beek zich vooral aan erger de was dat het in 1990 opgerichte 'Comitato di Consulenza per la Salvaguardia delle Tor- re di Pisa' - negen Italiaanse wetenschappers en twee buitenlanders - de Italiaanse rege ring over reddingsplannen adviseerde zon der de 'internationale wetenschappelijke ge meenschap' te consulteren. Hij voorspelde dat de toren de reddingspoging niet zou overleven. „Meneer voelde zich gepasseerd, maar droeg geen alternatieve oplossingen aan", fluisteren leden van het Comitato nu. En datzelfde vinden zij opgaan voor de bejaarde Italiaanse professor Piero Pierotti van de Universiteit van Pisa. Hij noemde het graaf- plan 'onverantwoordelijke waanzin'. Pierotti, expert in middeleeuwse architectuur, ver meld besmuikt in zijn boek 'Hoe de Toren van Pisa niet te redden', een overzicht van de talloze reddingsplannen die de afgelopen anderhalve eeuw zijn gelanceerd tot redding van de toren. De Italiaanse kranten genoten. Ze doopten Pisa's banaan om tot 'De toren van onenig heid', het linkse dagblad La Repubblica stel de vast dat 'de lucht in Pisa vergeven is van giftige beschuldigingen'. Dat was vorig jaar. Pierotti is inmiddels een stuk milder geworden. Dat hij een uitno diging kreeg om een begin juli in Rome door het Comitato georganiseerde symposium over de toekomst van de toren bij te wonen zal daar niet vreemd aan zijn. Pierotti formu leert zijn kritiek nu anders. „Het comité had meteen met dat graafplan moeten begin- Bureaucratie De pretogen van prof. Michele Jamiolkowski, voorzitter van het reddingscomité, glinsteren bijna even fel als zijn kekgroene colbertje wanneer hij over de toekomst van de toren praat. Volgens de geofysicus is het project op een oor na gevild, wat de critici ook mogen beweren. Zijn grootste zorg zijn, zegt hij, niet technische, maar politiek-bureaucratische problemen. Het in 1990 met voorstudies opgestarte project, dat rond de 50 miljoen gulden kost, vereist namelijk jaarlijkse parlementaire goedkeuring. Dan moet het mandaat van de commissie worden verlengd en het voor het volgende begrotingsjaar gereserveerde be drag toegekend. „Eigenlijk bestaan we offici eel niet meer, want ons mandaat is begin ja nuari niet verlengd", vertelt hij. „De wet die ons dat mandaat en het nog resterende geld - zo'n acht miljoen gulden - moet geven ligt al vier maanden bij de Senaat. Die komen al maar niet aan behandeling toe. Te druk, met Kosovo, met andere politieke problemen, zeggen ze. Maar ik weet wel dat ze in het laatste kwartaal door wegblijvers geen enkele keer het quorum hebben gehaald." Het werk aan de toren ligt dan ook stil. „Als er niet snel een besluit wordt genomen kunnen we in september niet verder gaan. Het enige dat we dan kunnen doen is de to ren in de gaten blijven houden, want we voe len ons er verantwoordelijk voor. Maar we praten hier wel over een monument op de Unesco-lijst. Het is allemaal te gek voor woorden. En dan te bedenken dat ons pro ject de toren voor de komende twee, drie eeuwen in een stabiele positie houdt. Scheef ja, natuurlijk, anders is het geen attractie Het is niet voor het eerst dat de beruchte Italiaanse bureaucratie Jamiolkowski en de zijnen parten speelt. „Ook onder de regerin gen van Andreotti en Berlusconi ging het mis", zegt hij. En hoewel dat met niet zoveel woorden wordt toegegeven is er onder in vloed van die politieke problemen af en toe in paniek gehandeld. Met bijna desastreu2e gevolgen voor de toren. Toen het zeer wetenschappelijke Jamiol- kowski-comité in 1990 aantrad werd eerst besloten tot tijdelijke maatregelen om het verval van de toren tot staan te brengen en daarmee de stabiliteit te verhogen. Gelijktij dig werd, onder meer door de Britse expert in de grondmechanica prof. John Burland, gewerkt aan een permanent reddingsplan. De loden contragewichten werden in 1994 aan de inmiddels met sensoren volgehangen toren bevestigd. Dat was een preventieve maatregel om de toren voor omvallen te be hoeden. Heiniger: „Er gebeurde echter meer. De gewichten verminderden het overhellen naar de zuidzijde, de sensoren registreerden een beweging noordwaarts van de top van 11 millimeter." Het gevaar van instorten (door dat het eeuwenoude marmer aan de zuidzij de onder het gewicht van de toren zou bre ken) of omvallen leek daarmee geweken. Prompt bleef de mandaatverlenging en dus ook de financiering voor de volgende fa ses uit. Aan de telefoon klinkt Burland, hoog leraar aan het Londense Imperial College, nog steeds verontwaardigd. „We zaten zes maanden op die verlenging te wachten. Sommige commissieleden werden ongedul dig. Er was grote druk op de commissie, van mensen uit Pisa, restauratie-experts, estheti ci, noem maar op. Die waren allemaal bang dat die lelijke contragewichten niet tijdelijk zouden zijn, maar eeuwig aan de toren zou den blijven plakken." Besloten werd om aan de noordzijde tien grondankers naar een diepte van vijftig me ter te boren en ze vervolgens aan de basis van de toren te bevestigen. Eenmaal strak getrokken, zo was de redenering, zouden die vrijwel onzichtbare grondankers de lelijke contragewichten kunnen vervangen. Bur land: „Het was een korte-termijnmaatregel en het pakte bijna verkeerd uit." De kabels raakten namelijk een ondergrondse verbin ding tussen fundament (een blok beton van 20 meter omtrek bij 1 meter dikte) en de on derzijde van de toren. Daar bevonden zich ijzeren pijpen die niet in kaart waren ge bracht, een restant van de al even desastreu ze poging uit 1830 om de attractiviteit van de toren te verhogen door het aanbrengen van een rondgang op de eerste verdieping. Bij het aantrekken van de grondankers be gon de toren te 'wiebelen'. De sensoren regi streerden een beweging van drie millimeter aan de top. Heiniger doet daar nu luchthar tig over: „Het was niet echt veel, het ging meer om een gevaarlijke tendens." Maar Burland en andere leden van het comité rep ten zich naar Pisa, bang als ze waren dat hun wetenschappelijke reputatie in een wereld schokkende knal aan gruzelementen zou gaan. Het werk werd onmiddellijk opgeschort. Burland: „Er moest een nieuwe veiligheids maatregel komen. Meer loden contragewich ten toevoegen kon niet, die mogelijkheid was met 850 ton uitgeput. Daarom werd besloten de kabels aan te brengen, waarbij gezocht is naar een zo horizontaal mogelijke bevesti ging zodat bezoekers een 'helder' zicht op het piazza blijven houden." Burland blijft overtuigd van het succes van het graafplan. Hij kan moeilijk anders want ook zijn wetenschappelijke reputatie staat met dit project op het spel. De tijd dringt, waarschuwde hij het symposium in Rome ten overvloede. HANS GELEIJNSE Onze Taal Bijna iedereen doet het zo. Als je een lange lijst van namen of van ge tallen moet controleren, dan zet je een tekentje bij de namen of de ge tallen die je gedaan hebt. Als de te lefoon gaat of je moet even naar de wc, dan weet je naderhand waar je gebleven bent: waar zo'n tekentje bij staat, die heb je al gehad. Bijna iedereen doet het zo, en bijna ie dereen gebruikt ook hetzelfde te ken. Het is een soort kleine V, waar van de rechterpoot vaak een beetje langer is dan de linkerpoot. Ik geloof niet dat iemand zich ooit heeft afgevraagd, hoe lang we dat al zo doen. Ik heb er in ieder geval nooit iets over gelezen. Eerlijk gezegd heb ik er zelf ook nooit bij stilgestaan. Had iemand mij er vorige week naar gevraagd, ik zou ronduit gezegd heb ben: geen flauw idee. Misschien deden de oude Grieken het al zo, of de Sumerirs, of middeleeuwse monniken. Maar sinds van daag heb ik redenen om aan te nemen dat deze gewoonte, of althans dit teken, hele maal zo oud niet is. Waarschijnlijk geen vijftig jaar. Dat komt doordat ik aan het lezen ben in Karei van het Reve's boek 'Twee minu ten stilte'. Zoals u weet, of althans zou moeten weten, was hij de oudere broer van Gerard Reve. Karei is kort geleden overle den en volgens mij schreef hij veel boeien der boeken dan zijn bekendere broer. Een van die prachtboeken van hem is 'Twee minuten stilte' uit 1959. Ik lees het nu voor de derde keer en steeds kom ik weer nieu we dingen tegen. Bijvoorbeeld op bladzijde 95, waar verteld wordt over een reclamefol der van een boekhandel. 'Naast de titel van het aangeboden boek was met rood pot lood in de marge een teken aangebracht dat nog het meest op de letter V lijkt en in het Slobodisch (lees: Russisch) een 'vogel tje' wordt genoemd, een teken dat in Ame rika en in Slobodi meer in zwang is dan bij ons: wij maken meestal van een kruisje ge bruik'. Mogen we Karei van het Reve geloven? Was het anno 1959 bij ons een weinig gebruikelijk teken? Dat is niet zeker. Wel lijkt me zeker dat Karei van het Reve op dat moment niet wist hoe het teken heet. An ders zou hij zeker de naam gebruikt heb ben. Ook verderop in het boek komt het te ken nog ter sprake; op bladzijde 168 lezen we: 'en zette met rood potlood een 'vogel tje' bij een bepaalde titel'. Het teken heet een 'vink' of 'vinkje'. Dat kan je in ieder woordenboek nalezen. Van Dale noemt het een 'vinkje', Koenen en Verschueren noemen het een 'vink': "V- vormig tekentje waarmee men een gecon troleerde post merkt'. Precies, dat is het wat ik bedoel. Ook al is intussen de betekenis een beetje ruimer geworden. Het vinkje kennen veel mensen tegenwoordig vooral van de computer: het is het tekentje dat verschijnt als je met de muis bepaalde op ties 'aan' hebt gezet. Ik ben zelfs al de werkwoorden 'aanvinken' en 'uitvinken' te gengekomen, ook al staan die nog in geen enkel woordenboek. Dom van Karei van het Reve? Laten we dan eerst even nagaan hoelang de woordenboeken het woord kennen. Dat is gauw gevonden. De dikke Van Dale ver meldt het vinkje voor het eerst in de tiende druk, dat is dus in 1976. In de negende druk (1970) had Van Dale er nog niet van gehoord. Koenen kende het woord iets eer der, namelijk vanaf de 26ste druk (1966), dat wil zeggen: nog niet in de 25ste druk, van 1960. Zitten we er ver naast, als we ver onderstellen dat het woord 'vink' of 'vinkje' in deze betekenis opduikt in de jaren zestig, of late jaren vijftig? Van wanneer was 'Twee minuen stilte'? Precies, van 1959. Misschien was Karei van het Reve dus niet zo dom of wereld vreemd, en was het woord 'vinkje' toen nog weinig gangbaar. Hij kende wel al het te ken, maar nog niet de Nederlandse naam Je vraagt je trouwens af of het teken wel licht veel ouder is dan deze naam. Had het voordien een andere naam? Of zijn teken en naam tegelijk opgekomen? Volgens Van het Reve was het destijds in Amerika en in Slobodi al gangbaar. Als we Slobodische in vloed uitsluiten, zou het dus uit Amerika overgewaaid kunnen zijn, einde jaren vijf tig Vraagveisterke van deze week: hoe heet het vinkje in Amerika? In Duitsland? In Frankrijk? In Italië? In Noorwegen? In Spanje?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 43