'Mijn vet is mooi'
BIJVOEGSEL
ZATERDAGS
Vrachtwagens staan klaar voor de silo's van het vetverwerkingsbedrijf Noba. 'De vetstroom is gecompliceerd, maar er is geen sprake van wild west.'
Vetsmelter: gifinenger of ecologische held?
I Peter Bakker geeft het ge-
JIL opende jampotje door dat
hij net nog als een ervaren sommelier lang
durig onder zijn neus had en trekt een ge
zicht van 'zie je wel dat het hier deugt'. Het
gestolde goedje is geel-groen, en een beetje
gespikkeld. Het ruikt naar weinig. Bakker
grinnikt en zegt met authentiek Amsterdam
accent dat het uit Maleisië komt. „Echt, geen
geintje. Het is een bijproduct van geraffi
neerde palmolie. We hebben er net 550 ton
van binnen. Ideale component voor runder-
De rijzige gestalte van de man die met een
jaarlijkse omzet van 240.000 ton Nêerlands
grootste vetsmelter is, vult een flink deel van
het laboratorium. Het is het enige deel van
zijn bedrijf dat Bakker met graagte laat zien.
Er staan behalve een magnetron - „je moet
de zaak effe snel vloeibaar kunnen maken,
natuurlijk" - een computer en een aantal ge
avanceerde apparaten die de samenstelling
en de vervuiling van het aangeleverde vet
analyseren. „Straks hebben we hier ook een
ding om dioxine te kunnen opsporen",
mompelt Bakker. „Kost 160.000 gulden. Wie
dat betaalt? Ikzelf, denk niet dat iemand in
Den Haag de beurs hiervoor trekt."
Vooruitgang
Bakker resideert in Lijnden, zo'n plaatsje dat
voorbestemd lijkt om in zijn geheel opgeof
ferd te worden aan de vooruitgang. Het ligt
ingeklemd tussen almaar uitdijende snelwe
gen en wordt vrijwel permanent afgedekt
door af en aan vliegende Jumbo's. Een vaart,
een paar straten, een handvol huizen en ver
der bedrijven, gegroepeerd langs een smalle
en slingerende landweg. In Lijnden wordt
gedaan in tweedehands bedrijfskleding,
vuurwerk en vet. Tegenover Noba, met zijn
roestvrijstalen opslagtanks glimmend mid
delpunt in het vlakke land, verrijst een enor
me rioolzuiveringsinstallatie bestemd voor
de hele Haarlemmermeer. Van de ultieme
cocktail zal volgend jaar kunnen worden ge
noten.
Bakker verwerkt dierlijk vet, plantaardig
vet en - het belangrijkste - frituurvet. Dat vet
zoeft en stuitert in glanzende en te grote
tankwagens over de smalle wegen. Ze komen
uit Nederland, België, Denemarken, Tsjechië
en vooral ook Duitsland, ledereen lijkt grote
haast te hebben om Noba te bereiken. Een
maal binnen de poort staat de tank razend
snel snel omhoog of zorgt een zuigslang dat
de inhoud verdwijnt in de opslag. Kleinere
wagens van Noba rijden af en aan met blau
we tonnen vol frituurvet afkomstig van de
horeca - „echt ecologisch allemaalzo zegt
de uitbater van het dorpscafé 'De Herberg'.
De bedrijvigheid doet denken aan een mie
renhoop. Eenmaal geleegd ijlen de wagens
Het Belgische dioxine-schandaal heeft Nederland wakker geschud. We weten nu van het bestaan
van een voor velen onbekende wereld: die van de vetsmelter. Met zijn recyclings- en
veredelingsactiveiten staat hij helemaal aan het begin van de lange weg die leidt naar het stukje
kipfilet of de karbonade op ons bord. Ook de Nederlandse vetsector, die overigens wel de
belangrijkste is van heel Europa, zit in de beklaagdenbank, want regelgeving is gebrekkig, controle
incidenteel en frauderen dus makkelijk. In theorie, want Peter Bakker, directeur van het bedrijf
Noba, zweert dat er door zijn toedoen 'nooit een kip is omgevallen'. Hij organiseert een
tegenoffensief dat moet leiden tot meer transparantie en terugkeer van het vertrouwen bij politiek
en consument. Portret van een smelter die soms kookt van woede.
naar een bestemming die alleen zij weten.
„En ik", pareert Peter Bakker. Hij wil geen
twijfel laten bestaan over zijn leveranciers,
die hij kent en waarmee naar zijn zeggen een
vertrouwensrelatie bestaat. „Elke vracht
staat geregistreerd in de computer. De uit
slag van de analyse ook." Bakker heeft een
controle-systeem, en daarmee steekt hij po
sitief af bij de meeste van zijn tien concur
renten in Nederland, maar zegt nog nooit
echt rare dingen te hebben gevonden. „Als
het mis is, ruik of zie je het meteen. Onze
chauffeurs zijn erop getraind en nemen de
handel in die gevallen niet mee." Dat ie
mand oude motorolie vermengt met olie
voor de menselijke of dierlijke consumptie
komt hem als volstrekt idioot voor. „Je blijft
altijd terroristen en gekken houden. Je kunt
natuurlijk ook diesel in je benzinemotor
gooien, maar wie doet dat nou?"
Frituurvet
Bakker vindt dat hij een nobel beroep heeft.
Hij zet voort wat zijn vader een halve eeuw
geleden is begonnen: het ophalen bij slagers
van slachtvet. Die verkochten dat tot de in
troductie van de margarine als zogenoemde
kaantjes voor het bakken en braden. Het vet
vond zijn weg naar de zeep- en kaasindu
strie, maar de echte 'boom' ontstond door
de explosieve groei van de bio-industrie. Er
kwam veel vet vrij, maar er was ook veel vet
nodig om al die dieren te voeden. Wat logi
scher dan de uiteinden aan elkaar te kno
pen? Het dierlijk vet werd naar gelang de
wens van de veevoeder vermengd met plant
aardige oliën en vooral frituurvet, dat door
de groei van de horeca in groten getale be
schikbaar kwam. En nu struinen vooral Ne
derlanders heel Europa af op zoek naar fri
tuurvet.
„Een prima grondstof voor veevoer", stelt
Bakker, en bovendien met een veertig cent
de kilo aantrekkelijk goedkoop. Dat Neder
land het centrum is van de internationale
vethandel komt door de intensieve veeteelt,
de aanwezigheid van de haven van Rotter
dam en natuurlijk die altijd aanwezige han
delsgeest. „De helft van ons vet komt uit het
buitenland", zegt Simon Hoogerwerf, mede
werker van Bakker en verantwoordelijk voor
de kwaliteitsbeheersing. Oost-Europa is een
belangrijke leverancier geworden, maar vol
doet volgens Hoogerwerf aan 'onze eisen' en
is dus niet een potentieel gevaar. Overigens
verwerkt Noba niet al het vet. Het komt ook
voor dat een lading in Oostenrijk wordt op
gekocht en afgezet in Spanje. Vetmakelaars
bemiddelen. „De vetstroom is gecompli
ceerd, maar dat wil niet zeggen dat er sprake
is van een wild west", sust Hoogerwerf.
Er doen veel te veel indianenverhalen de
ronde, vinden de Noba-mannen. De dioxi
ne-kwestie lijkt hun nu de tijd vordert 'een
storm in een glas water'. „Dioxine zit altijd in
elk soort vet", doceert Bakker. „De toegesta
ne grens is zes picogram per gram vet. Uit
metingen die de laatste weken bij ons zijn
gedaan is nooit een hogere concentratie dan
anderhalf gekomen." Dat het veevoederbe
drijf Hendrix UTD een concentratie van
twintig pg meldde in een partij Noba-vet,
kwam door een experimentele meetmetho
de. „Ook Hendrix erkent dat de methode
énel is, maar volstrekt onnauwkeurig", zegt
Bakker. De analyse van die partij volgens de
reguliere methode RIKILT, die deze week be
kend is geworden, heeft Bakker gelijk gege
ven: het dioxinegehalte was in werkelijkheid
0.55 pg.
Allergisch
Als alles dan zo zuiver is, mag zeker ook wel
een kijkje genomen worden op het terrein en
in de fabriek? Bakker bromt dat hij niets te
verbergen heeft, maar toont zich allergisch
voor foto's en wil ook niet de daadwerkelijke
smelt- en mengprocessen laten zien. „Het is
de concurrentie, die heeft aan een half
woord genoeg. Je moet me begrijpen." Wel
wijst hij de fabriekshal aan, waar een giganti
sche frituurpan staat met 150.000 liter borre
lend vet. Erboven hangt een enorm ijzeren
vergiet - „net als bij jouw thuis, maar dan
wat groter" - waarin de vaten met vet ge
leegd worden. De opslag gebeurt in roestvrij
stalen tanks, die samen een capaciteit heb
ben van 10.500 ton - „uniek in de wereld", 's
Zomers wordt het vet er op 45 graden ge
houden en 's winters op 50-60.
Noba onttrekt ook volop vet uit etenswaar
waarvan de vervaldatum is verstreken. „Niet
dat het bedorven is, hoor. Ik drink of eet het
nog rustig op", grinnikt Bakker. Op het ter
rein staan pallets met Edah frites saus -
„hierheen gebracht omdat de saus te vloei
baar was" - en een partij overjarige paprika's
onder olie in glas uit Colombia. „Alles nog
uitstekend geschikt voor het veevoer", aldus
Bakker. Net als al die partijen margarine -
„vandaag is er nog driehonderd ton aange
boden"- en ook roomboter. „We hebben
hier de hele Europese boterberg afgegraven.
Elke week achthonderd tot duizend ton. De
beesten smullen ervan."
Bakker constateert zelf tevreden een 'nor
maal bedrijf te zijn. Dat wil zeggen dat je
niet uitglijdt over de schapenkoppen, dar
men en ander slachtafval, al dan niet in staat
van ontbinding. „Er wordt van alles gesugge
reerd",, zegt Bakker kwaad. „Wij verwerken
geen slachtafval, daar zijn speciale destruc
tiebedrijven voor. Ik hoef die rommel hier
niet."
In swill, etensafval van restaurants en zie
kenhuizen, doet Bakker echter wel. Het spul
is omstreden, omdat het pest bij varkens en
BSE bij koeien kan veroorzaken. Slib uit op
slagtanks en tankwagens dat bij schoon
maakbeurten vrijkomt, zegt Bakker niet te
verwerken, net zomin als de inhoud van zo
genaamde vetputjes, waarin restaurants vet
maar ook allerlei vloeibaar afval zoals
schoonmaakmiddelen opvangen.
Garantie
Dat er nu een uitdrukkelijk verbod is afge
kondigd op hergebruik van slib en vetput-
smurrie ten behoeve van veevoeder wil ove
rigens zeggen dat dit tot nu toe dus wel ge
beurde. „Het kan, maar zeker niet door ons",
bitst Bakker. Noba heeft sinds twee jaar een
zogenoemd GMP-certificaat, waarmee het
bedrijf zich verplicht alle vet-transacties te
registreren. Het moet kunnen melden aan
wie geleverd is en van wie ontvangen. Hoe
wel ook het productschap Diervoeder moet
toegeven dat de eisen voor het diploma te
licht zijn en de controle te schamel, ervaren
Bakker en Hoogerwerf GMP als een belang
rijke garantie en basis voor het saneren van
de sector.
Bakker is dezer dagen druk doende zijn
collega's warm te maken voor een heuse
brancheorganisatie. „Het is niet makkelijk,
want we zijn concurrenten en hebben eigen
lijk nooit contact", stelt Bakker. Een van de
eisen is een GMP-certificaat, dat nu slechts
twee van de tien smelters blijken te bezitten.
„Het is illustratief voor een zekere desinte
resse die in de sector heerst", geeft Bakker
toe. Maar hij wil streng zijn: wie het niet
doet, moet maar afhaken. „Het imago moet
beter."
De Noba-baas geeft toe dat politieke druk
mede zijn ijver, bepaalt. Hij zegt echter niet
bang te zijn dat frituurvetten in de ban wor
den gedaan, nu inzameling van vet van par
ticuliere huishoudens is verboden. Hij laat
een document zien van minister Pronk en
zegt: „Kijk maar. De minister rangschikt fri
tuurvet niet onder afval en het mag dus, mits
goed gecontroleerd, verwerkt blijven wor
den. Overigens zou hij een enorm afvalpro
bleem erbij hebben als verwerking werd ver
boden."
Bakker is dus niet bang voor de politiek.
Maar ook niet voor de consument? Wellicht
dat die besluit anders te gaan eten - minder
vlees bijvoorbeeld - of gaat eisen dat de die
ren die hij opeet bij leven ook anders en be
ter hebben gegeten. Bijvoorbeeld geen ver
malen soortgenoten meer of veredeld fri
tuurvet. Bakker kijkt oprecht ongelovig.
„Daar moet ik nou om lachen. Er zal echt
niets veranderen. De mensen willen toch el
ke dag een lekker stukje vlees. Jij niet dan?"
EELC0 VAN DER LINDEN
ZATERDAG 3 JULI
"teidsch Dagblad
930