n w. Van fietsen bezeten Borstvoeding zorgenkindje Nr. 35:Leontien van Moorsel ZATERDAG 24 APRIL door EDWARD SWIER Leontien van Moorsel (1970) is een echte Bra bantse meid: gezellig, ondeugend en, geheel naar eigen wil, het middelpunt van de be langstelling. In de wielersport kon ze wat dat betreft haar hart ophalen. Na Keetie van Oos- ten-Hage en Monique Knol had Nederland vanaf 1990 een eerste echte allrounder. Van Moorsel werd winnares van de Tour Féminin (1992 en 1993), tientallen eendaagse wedstrij den, zoals de wereldtitelstrijd in Oslo (1993) en tal van baanevenementen (o.a. wereld kampioene achtervolging 1990). Ook werd ze wereldkampioen ploegentijdrijden (1990) en 's werelds beste op het WK tijdrijden in Val kenburg. De Olympische Spelen in Sydney, in 2000, moeten evenwel het hoogtepunt worden van Van Moorsels loopbaan. Leontien van Moorsel is een vrouw met twee carrières. Eerst letterlijk naar de bergtop, toen figuurlijk het diepe dal in, en •nu weer - op haar geheel eigen wijze - vol in beeld. Dat ze ooit op de fiets belandde sprak eigenlijk vanzelf. Broer Jan fietste al en 'ons vaderke en moederke', zoals de Brabantse haar ouders placht te noemen, namen de kleine meid stee vast mee. Op achtjarige leeftijd mocht ze het zelf proberen. Dat bleek meteen een groot succes. In haar categorie streed ze steevast tegen jongens die weliswaar een jaartje jonger wa ren, maar zich desondanks voornamen niet te verliezen van dat 'meiske'. Alleen Danny Nelissen was echter bij machte Leontien bij te benen, het duo reed de concurrentie wekelijks op achterstand. Als junior-dame veranderde dat nauwelijks. 'Tinus', gedreven als geen andere vrouw, won driemaal de nationale titel. In ternationaal wilde het echter nog niet lukken. In 1987 werd Van Moorsel in het Italiaanse Bergamo tijdens het WK al in de allereerste ronde gelost. In 1988, haar eerste seizoen als dame, won Van Moorsel veertien criteriums. Op het NK was zilver voor haar weggelegd, achter eeuwige rivale Monique Knol. In de veronderstelling na de zachtaardige Egbert van 't Oever de bijna even vriendelijke Rinus Verboom als bonds coach te krijgen, koos Van Moorsel - gevoelig voor gezellig heid en vriendschap - die winter voor de nationale selectie. Verboom vertrok echter en Piet Hoekstra kwam aan het roer. Van Moorsel vond het een ramp. „Piet eiste direct prestaties. De eerste weken stapte ik vaak huilend van de fiets." Het doel, het Nederlandse dames wielrennen internationaal naar een hoger plan brengen, werd heilig. Hoekstra regeerde met ijzeren hand. De schouderklopjes maakten plaats voor ge snauw, en goedbedoelde lompheid. Het had zeer verstrek kende gevolgen. De coach sleutelde aan de teamgeest van de selectie, maar bovenal aan hun gewicht. Van Moorsels eerste nationale damestitel, in 1989, had ze echter niet aan de strijd tegen de kilo's te danken. Knol werd, omdat ze tegen de re glementen in van fiets had gewisseld, uit de koers genomen. Knol stapte af, Van Moorsel stapte de hoogste tree van het podium op. Het was het symbolische begin van Van Moor sels heerschappij. In haar eerste Tour Féminin reed Van Moorsel nog achterin. „Het doel was Parijs halen, maar ik vroeg me wel af waar ik mee bezig was. Ik besefte namelijk dat ik nog als een ama teurtje leefde. Ik at alles wat ik tegenkwam. Chips, friet en koekjes." Het werd dus lijnen. Eerst zelf, later met een voedingsdes kundige. Maar in elk geval drastisch. Met dezelfde vaart dat de kilo's eraf vlogen, schoten de prestaties omhoog. In Japan (1990) werd Van Moorsel wereldkampioene in de ploegen tijdrit met Monique Knol, Cora Westland en Astrid Schop en ook individueel was er wereldroem: WK-goud op de achter volging. Een jaar later werd nog een regenboogtrui veroverd, in Stuttgart was de titel op de weg haar deel. Meer nog dan de regenboogtruien, behaald in eendaagse koersen, spraken in het wielermétier twee andere zeges aan. Zowel in 1992 als 1993 werd de bijna onklopbaar geachte Jeannie Longo afgetroefd op haar domein. Na Jan Janssen (1968) en Joop Zoetemelk (1980) had Nederland zijn derde Tourwinnaar. Toen Van Moorsel bovendien in 1993 ook nog de wereldtitel in Oslo veroverde, leek het wel alsof alles in haar leventje in goud veranderde. Niets bleek minder waar. De medailles, huldigingen, fanmail en tientallen tv-optredens ten spijt, voelde Van Moorsel zich steeds eenzamer worden. Ze ver vreemdde van de wereld om haar heen. „Eenmaal aan de wereldtop interesseerde ik me voor niemand meer", zou ze nadien zeggen. „Ik wilde weer gelukkig zijn, me gezond voe len. De jaren dat ik aan de top stond, was ik dat niet. Ik wilde niet falen en verbond mijn succes aan mijn gewicht. Op een gegeven moment at ik weinig meer dan een appel, wat yog hurt en komkommer. Ik was mezelf helemaal kwijt." Ze was niet langer de gezellige Brabantse meid. „Ik was een crime voor mijn familie, schakelde alles uit, was alleen maar met mijzelf bezig. Mijn zussen kregen in die periode kinde ren, en in plaats van leuk te reageren, duwde ik die gewoon aan de kant als ze me voor de voeten liepen." De vier jaren van roofbouw eisten hun tol. Een maandje va kantie bracht geen lichamelijke en emotionele rust, haar hor moonhuishouding was volledig van slag, 1994 ging compleet verloren. In 1995 zag ze haar supportersschare verder slin ken. „Diezelfde mensen die stonden te juichen toen ik we? reldkampioen werd, scholden me uit voor vet wijf." De liefde voor de fiets zat echter diep. Ze wilde per se haar rentree maken, maar kreeg het zwaar te verduren. In kleine kring, met steun van haar ouders en Michael Zijlaard, haar toenmalige vriend en huidige echtgenoot, probeerde ze de klappen op te vangen. De Van Moorsel Nieuwe Stijl, geeste lijk en lichamelijk weer wat steviger, kwam in 1996 terug met haar eigen ploegje. „Het oranje van de nationale selectie leek me niet passend meer." Toch trok ze het tricot weer aan. Tij dens het WK in Valkenburg was ze weer op en top oranje. Ook in 1998 leek het even mis te gaan. De eerste maanden was weinig te zien van Van Moorsels inspanningen. Pas op het NK won ze weer: de individuele tijdrit. Van Moorsel, wils krachtig als altijd, was terug en won vervolgens zilver op het WK baanrijden in Bordeaux. Ze redde voor Nederland het WK in Valkenburg door in de individuele wegwedstrijd als tweede te eindigen én door de tijdrit te winnen. Prachtig na tuurlijk, nieuwe roem, aandacht van de fans en weer tiental len tv-optredens. „Maar", weet de nieuwe Van Moorsel, die zich nu op Sydney 2000 richt, „wat heb je aan een wereldtitel als je ongelukkig bent." Misschien was het daarom ook wel haar mooiste titel: niet alleen haar eigen lichaam, maar ook haar ware geest werd kampioen. Honderd jaar sport, hondei jaar prestaties vanformaa Tijd voor het maken van een verbiddelijke ranglijst. Wie z de beste Nederlandse topspot van deze eeuw? Gedurende het hele jaar woi elke week op deze plaats ee sportfiguur geportretteerd i van de redactie een plaats ht gekregen in de top 50. Leontien van Moorsel in actie tijdens het WK-tijdrijden vorig jaar in Valkenburg. Ze l< meter af in bijna 32 minuten. Snel genoeg voor de gouden medaille. het parcours over 23 kilo- FOTO REUTERS ERIC GAILLARD 19. 20. 22. 23. 25. 26. 31. 32. 33. 34. 35. Leontien van Moorsel 36. Willem van Hanegem 37. Tinus Osendarp 38. Ties Kruize 39. Jan Raas 40. Rik Smits 41. Piet Roozenburg 42. Kees Verkerk 43. Piet van de Pol 44. Ellen van Langen 45. Gianni Romme 46. Marcel Wouda 47. Bok de Korver 48. Rein de Waal 49. Bep van Klaveren 50. Just Göbel Steeds meer moeders kiezen voor de fles Uit allerlei onderzoeken blijkt dat moedermelk nog altijd de beste voeding is voor baby's. Maar de Nederlandse vrouw staat niet te trappelen. Ons land heeft een van de laagste borstvoedingscijfers van Europa. Zeventig procent van de moeders begint met zelf voeden. Maar na drie maanden is dat nog maar zeventien procent. Slechts vijf procent van de vrouwen haalt het half jaar. De overigen kiezen tussentijds voor de fles. Naar de oorzaken blijft het voorlopig gissen. Baby's die borstvoeding krijgen hebben minder last v t onder meer allergieën, ontstekingen en diarree. FOTO CPD BEN DE HAAS ie over borstvoeding praat, be landt al gauw in een controverse. Of je bent ervoor, of je moet er bij voorbaat al niets van hebben. Hoe komt het toch dat borstvoeding zulke heftige reacties oproept? Wellicht heeft het te maken met de algemeen levende gedachte dat 'je een slechte moeder bent, als je geen borstvoeding geeft'. Deze denkwijze blijkt diep geworteld in de Nederlandse cultuur. Vadertje Cats (1577-1660) verwoordde het als volgt: 'Een die haar kinders baart, is moeder voor een deel. Maar die haar kinders zoogt, is moeder in 't geheel'. Onderzoeken tonen steeds aan dat moedermelk het beste is voor de baby. Bij deze onderzoeken gaat het echter altijd om het welbevinden van het kind en over de voedingstechnische aspec ten van moedermelk. Voor de moeder geldt een ander verhaal. Want er kleven ook nadelen aan het geven van borst voeding. De moeder zal zichzelf zeker de eerste maanden wanneer haar kind uitsluitend op haar voeding is aangewe zen, behoorlijk moeten wegcijferen. Zo is ze al snel, inclusief verzorging voor en na de voeding, zo'n acht uur per dag met de baby bezig. En ze moet zichzelf het nodige ontzeggen: geen alcohol, goed letten op wat ze eet en hoe de ba by daarop reageert. Heeft ze ook nog de pech dat haar tepels zijn ingetrokken, dan moet er worden gegoocheld met plastic tepelhoedjes. Hoewel de ge zondheidszorg er steeds meer van over tuigd raakt dat dit juist 'borstvoedings- killers' zijn. Kortom: borstvoeding brengt de nodige zorgen met zich mee. Misschien dat daarom zoveel vrou wen al snel afhaken. Uit recente cijfers blijkt dat Nederland na Ierland de laag ste borstvoedingscijfers van Europa heeft. Volgens de 'Vierde landelijke groeistudie' (TNO en RU Leiden, juni 1998) blijkt dat zeventig procent van de moeders begint met voeden via de borst. Maar na drie maanden is dat nog maar zeventien procent. Dat was in 1992 nog 25 procent. TNO doet mo menteel onderzoek naar de redenen waarom vrouwen stoppen. De Wereld gezondheidsorganisatie WHO (World Health Organisation), Unicef, de con sultatiebureaus en lactatiekundigen (deskundigen op het gebied van borst voeding) bevelen aan om het eerste half jaar uitsluitend moedermelk te geven. Maar slechts vijf procent van de vrou wen brengt dat in praktijk. De overigen kiezen binnen zes maanden voor de fles. In hóeverre lijkt flesvoeding op moe dermelk? S. Berghuijs, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Lactatie kundigen en bestuurslid van de Stich ting Beroepsopleiding Lactatiekundi gen aan de Hogeschool Utrecht: „Pro ducenten van flesvoeding willen de consument doen geloven dat hun pro duct de samenstelling van borstvoeding dicht benadert. Maar dat is niet zo. De hoeveelheden vet, suiker, koolhydraten, en dergelijke zijn wel dezelfde, maar de opbouw van de voedingsstoffen is an ders. Moedermelk is licht verteerbaar, de stoffen worden door de baby opti maal opgenomen. Bij kunstmatige voe ding ontstaan veel meer afvalstoffen die de spijsvertering van de baby belasten." Andere voordelen van moedermelk zijn dat baby's minder last krijgen van allergieën, middenoorontsteking, lucht weginfecties, diarree en dat het risico op wiegendood enigszins afneemt. Bo vendien biedt moedermelk bescher ming tegen aandoeningen op latere leeftijd, zoals suikerziekte en hart- en vaatziekten. Verder is bij de moeder de kans op borst- en eierstokkanker voor de overgang lager. Genoeg redenen om borstvoeding te geven. Maar waarom haakt de Neder landse vrouw zo snel en massaal af? Het ligt voor de hand dit toe te schrijven aan het feit dat vrouwen naast het moe derschap blijven werken. Maar uit ge gevens van de Stichting Zorg voor Borstvoeding blijkt dat juist werkende moeders het meest fanatiek zijn. Adri- enne de Reede, coördinator van deze stichting, denkt dat de oorzaak voor het geringe borstvoedingspercentage ligt in de gebrekkige voorlichting. „Alleen maar zeggen dat borstvoeding het beste is, vind ik te makkelijk. Want als het niet lukt, laat menig consultatiebureau een vrouw aanrommelen. De stap naar de fles is dan snel gemaakt." De lactatiekundigen willen kennis over borstvoeding bevorderen. Niet al leen onder jonge moeders, maar ook bij kinderartsen en verloskundigen. Vol gens hen is het in de Nederlandse zie kenhuizen en kraamzorgcentrales treu rig gesteld met de voorlichting. Slechts vijf instellingen hebben het zogenoem de 'Baby friendly hospital initiative'- keurmerk dat de Stichting Zorg voor Borstvoeding verleent. Berghuis: „In Noorwegen en Zweden staan artsen veel meer achter borstvoeding dan hier. Dat is een van de redenen waarom in Scandinavië bijna 98 procent van de pasgeborenen borstvoeding krijgt, en na zes maanden nog veertig procent." Ook de verlofregelingen zijn daar gunstiger. Alle deskundigen zijn het met elkaar eens dat het stimulerend werkt als de werkgever goede voorzie ningen treft. Werkende moeders heb ben het recht een kwart van de werktijd te besteden aan voeden of kolven. Des kundigen raden vrouwen aan om voor dat ze met zwangerschapsverlof gaan, hun wensen met de werkgever door te spreken. Maar uit de praktijk blijkt dat weinig vrouwen aanspraak maken op dat recht. De Reede: „Vrouwen komen niet voor zichzelf op. Ze voelen zich vaak schuldig omdat ze al vier m den uit de running zijn." De Stichting Zorg voor Borstvoeding is momenteel druk aan het lobbyen bij de politiek. Hun subsidie van 2,5 ton per jaar staat op de tocht. De Reede: „Op internationale congressen pronkt de Nederlandse overheid graag met de unieke kraamzorg en de goede voorzie ningen om thuis te bevallen en borst voeding te geven. Maar het blijft bij mooie woorden, want in de praktijk ge ven ze nauwelijks geld uit om moeder melk te promoten." Volgens de Warenwet is het verboden reclame te maken voor volledige zuige lingenvoeding. Reclame voor opvolg- melk (vanaf vier maanden) mag wel, zoals het Duitse concern Milupa vorig jaar deed. Elders in Europa is reclame voor flesvoeding al veel gewoner. Borst voedingsverenigingen zijn bang dat die tendens ook in Nederland doorzet. De Reede: „Daarom dringen we er ook zo op aan bij minister Borst dat we willen doorgaan met ons werk. Zij moet daar begrip voor hebben. Ik weet dat ze haar eigen kinderen ook heeft gevoed." FLOOR DE B00YS CHRISTA VAN DER HOFF (Inlichtingen over borstvoeding (en de combinatie met werk): Nederlandse Vereniging van Lactatiekundigen, telefoon 030 691 28 47 of 079 329 00 96; Stichting Zorg voor Borstvoeding, postbus 2047, 2930 AA Krimpen a/d Lek)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 50