Domheid is de sterkste
cant van Matthijs van Boxsel
Beeldspraak
ZATERDAG 17 APRIL 1999
Al ruim zestien jaar houdt
iatthijs van Boxsel zich op
•■intellectueel niveau bezig
•domheid. Hij studeerde er
n lande op af en publiceert
week De Encyclopedie van
de Domheid. Geen
•cyclopedie in de strikte zin
m het woord, maar essays
over het wezen van de
lomheid. Hartige woorden
r heilige huisjes schuwt hij
,„Een democratie kan niet
zonder een koning, op
waarde dat de koning een
domkop is.
Wie een ander
merk auto
koopt, kent het
verschijnsel maar al te goed. Op
eens zie je overal dezelfde auto's
rondrijden, terwijl ze eerst niet
opvielen. Zo gaat het ook met ie
mand, zoals Matthijs van Boxsel
(1957), die zich met het feno
meen domheid bezighoudt. Op
eens is de domheid alom. Laatst
nog, op nog geen anderhalve
meter van zijn bureau. De tim
merman was er om een gips
plaat bij het raam te vervangen.
„Mij viel op dat hij de gips
plaat te kort had afgezaagd. Ik
wees hem daarop, maar hij zei
dat dat niets uitmaakte. 'Timme
ren we straks een latje op,' zei
hij. Zaagde hij het latje ook te
kort af, zodat er nog weer een
extra latje aan de onderkant
moest komen. Met als gevolg:
vijf latjes. Naast mijn raam is het
nu een opeenstapeling van mis
verstanden."
De timmerman echter vond het doodnormaal.
„'We hebben een filosofie', zei hij. En die filosofie
luidt: gelijk ongelijk, en dus doen we hét expres
ongelijk. Hij bedoelt: ik kan het wel gaan afmeten,
maar dat gaat toch altijd fout. Het is altijd ongelijk.
Kan ik het beter meteen ongelijk afzagen. Geniaal!
Geen speld tussen te krijgen. In diepe bewonde
ring heb ik deze theorie opgeschreven en een
plaats gegeven in mijn kaartenbak."
Kaartenbakken te over in de woning van Mat
thijs van Boxsel, vier hoog ergens in de huurt van
het Amsterdamse Concertgebouw. Bakken gevuld
met duizenden voorbeelden van domheid. Want
dat is zijn domein, domheid. Hij studeerde er in
1983 op af. „Cum laude. Mijn docent vond dat wel
een mooie grap. 'Domheid is nu eenmaal je sterk
ste kant,' zei hij." Zestien jaar later is zijn fascinatie
voor domheid nog lang niet voorbij. Deze week
verschijnt zijn boek De Encyclopedie van de Dom
heid, maar wie mocht denken dat daarmee alles
over domheid is gezégd, heeft het mis. Hij kondigt
zo nog zes boeken aan.
„Eerst de topografie van de domheid. Een boek
met alle steden die bekend staan als spreekwoor
delijk dom. Met kaarten van steden in Zwitserland,
Engeland, Nederland en Frankrijk. Dan een boek
over domheid en wetenschap. Waarin alle waan-
wetenschappers centraal staan. Mensen die evi
dent krankzinnige ideeën over het bestaan heb
ben. Mensen bijvoorbeeld die nu nog denken dat
de aarde hol is en van binnen bewoond wordt. En
ook de mannen die beweerden dat de Odyssee
zich eigenlijk heeft afgespeeld in Zeeland, dat Delft
eigenlijk Delphi is en Drenthe Tracië."
Vervolgens domheid en handel management,
domheid en seks (uiteraard over het domme
blondje), domheid en kunst en tot slot domheid en
mystiek. „En dan liggen er zeven boeken en ben ik
65 of misschien nog ouder."
Blootleggen
Uit de titels mag duidelijk zijn dat het Van Boxsel
niet gaat om al te gemakkelijke, evidente voorbeel
den van domheid. Het platte gedoe van de amuse
mentswereld en de televisie interesseert hem niet.
„Daar kun je een camera op zetten en ieder verder
commentaar bij achterwege laten. Ik wilde de
domheid blooüeggen in zaken die we als vanzelf
sprekend nemen, maar niet in eerste instantie als
domheid doorzien.
Ik ga niet aanwijzen wie ik in Nederland dom
vind. Nee, in mijn visie is iedereen dom en vervol
gens gaan we kijken naar de mate waarin een ieder
zijn intelligentie gebruikt om daarmee om te gaan.
Daarmee ontsnap je aan de al te gemakkelijke
lachbui.
Mijn theorie is dat domheid de grondslag is van
onze samenleving. Want domheid is het vermogen
Matthijs van Boxsel: „Mijn theorie is dat domheid de grondslag is v
lang te handelen met de dood als uiterste gevolg."
om tegen je eigen belang te handelen met de dood
als uiterste gevolg. Dat is ook wat de mens onder
scheidt van-het dier. Een dier heeft een instinct tot
zelfbehoud. Alleen de mens is in staat ter wille van
een gril zichzelf en zijn soort op het spel te zetten.
En juist die zelfdestructieve domheid dwong de
mens zijn intelligentie te ontwikkelen.
Mijn theorie is dat de hele beschaving, alles wat
we zien, één gigantische poging is om in het reine
te komen met zelfdestructieve domheid. Als dat
niet meer lukt. komt die domheid aan de opper
vlakte in de vorm van oorlog, pogroms et cetera. Of
in de minder opzienbarende vorm van de burger-,
oorlog die dagelijks plaatsvindt op de snelweg. Ik
bedoel: meer dan 1200 doden per jaar, om nog
maaï te zwijgen over de tienduizenden gewonden.
Hoe dom wil je het hebben?
Op dat soort momenten komt de domheid aan
het licht. En het is juist dankzij de domheid dat we
gedwongen worden nieuwe oplossingen te verzin
nen. De domheid höudt de vooruitgang erin. Het
hele vraagstuk van wat zich nu afspeelt in Kosovo
dwingt ons ons opnieuw te verstaan met normen
en waarden. We moeten strategieën ontwikkelen
om daarmee om te gaan."
Multatuli
Door de grote stelligheid en de humoristische toon
waarmee Matthijs van Boxsel over domheid praat,
heeft hij soms iets van een cabaretier. Maar hoe
leuk domheid in veel gevallen ook is, Van Boxsel
neemt het wel uiterst serieus. „Het is een boek dat
draait om één ding: domheid. En daarvoor worden
alle mogelijke middelen ingezet Literaire midde
len vooral: parodie, korte verhaaltjes. Daarnaast
staan er analyses in van tuinen en van barokpla-
fonds. Als je zoekt naar voorbeelden uit het verle
den moet je denken aan Multatuli en zijn ideeën.
Hij was een man die van links naar rechts sprong.
Wel met een duidelijk idee van hoe de wereld in el
kaar zat, maar als hij werd afgeleid door een zij
pad, dat dan ook onmiddellijk nam. Niet koste wat
het kost de rechte weg bewandelen, zo werk ik
ook."
Multatuli is zijn voorbeeld. „De grootste Neder
landse schrijver ooit, daar kan geen misverstand
over bestaan. Hij had een woede en een gevoel van
onbegrepenheid die mij heel sympathiek zijn,
maar waar ik me overigens niet in herken. Zelfs
zijn brieven zijn een feest om te lezen, met zijn
eindeloze filosofietjes over minimale zaken. Vind
ik heerlijk. Over een groentekar die hij tegenkomt.
En dan uitgebreid filosoferen over wal op die
groentekar ligt en daar brede maatschappelijk dis
cussies aan ophangen. Van een mug een olifant
maken is een van de mooiste dingen die er is."
Een veelzeggend beeld in zijn boek is dat van de
stripfiguur Bugs Bunny die over de rand van een
ravijn loopt en lopend in de lucht blijft zweven tot
hij in de gaten krijgt dat hij geen vaste grond meer
onder de voeten heeft. Van Boxsel herkent zich
daar in. „Ik ben een essayist. Iemand die probeert.
Ik probeer me ook zwevende te houden boven de
afgrond. Mijn essays zijn luchtkasteeltjes. Ik wil kij
ken hoe lang ik zo'n kasteel in de lucht kan hou
den. Mijn gedachten hoeven niet waar te zijn, als
ze maar mooi zijn en boeiend en spannend. Het
gaat er mij niet om dat ik gelijk heb of niet. Het
gaat erom dat ik een bepaalde gedachte had die ik
mooi vond, namelijk: domheid is de grondslag van
onze beschaving. Dat wilde ik nou eens bewijzen.
Ik zou niet rusten voor ik mijn gelijk had gehaald
en daar zou ik alles bij slepen wat ik gebruiken
kon."
Encyclopedie
De afgelopen jaren publiceerde hij in kleine kring
al enkele boekjes over domheid. Nu is er De Ency
clopedie. En de vervolgdelen komen er dus aan.
„Veel materiaal heb ik al. Maar wat belangrijker is:
ik heb mijn theorie. En die theorie is een soort ma
chine. Aan de ene kant stop je er een saaie werke
lijkheid in en aan de andere kant komt er een boei
ende werkelijkheid weer uit. Ik weet hoe ik alles op
een vreemde manier kan zien. Zo krijgt alles wat je
vanzelfsprekend neemt opeens een vreemde
draai."
Ter verheldering een voorbeeld. „Als je door een
Franse tuin loopt, vind je het er wellicht mooi. Je
neemt het in ieder geval als vanzelfsprekend aan.
Door die tuin door mijn theorie heen te halen,
komt opeens iets aan het licht dat niemand nog
had gezien, namelijk een greppel. Als er iets is
waar je niet naar kijkt in een Franse tuin, is het een
greppel. Je kijkt naar de prachtige symmetrische
lanen en beelden links en rechts, de taxushagen,
maar niet naar de greppel. En toch is de greppel
voor mij de kern van de Franse tuin. Omdat die
greppel het mogelijk maakt de muren af te breken,
zodat je de suggestie hebt dat de tuin als het ware
de hele wereld omspant en zo beschouwd wordt
de tuin dan een symbool voor het absolutisme van
de vorst."
Hij is geboren en getogen Amsterdammer. Werd
geboren aan het Singel. Studeerde daar ook af, aan
het Instituut voor Algemene Literatuurweten
schap. Het was Robert Musil die hem op het spoor
zette. Hij las Musils grote romancyclus Der Mann
ohne Eigenschaften. „Daar zat alles in wat ik ver
wachtte van een boek." Zo kwam bij op een lezing
die Musil had gehouden in 1937. Titel: Over de
domheid. Hij ging op zoek naar de bronnen die
Musil had gebruikt, verzamelde boeken over het
onderwerp en begon een verzameling fiches over
domheid aan te leggen. „Waarom het mij fasci
neerde? Daar heb ik geen antwoord op. Misschien
omdat het zo'n lekker arrogant
onderwerp was."
Het werd een brede verzame
ling. Boeken over schedelmeters,
afbeeldingen uit de kunst en ge
schiedenis. Van belang waren de
allegorische voorstellingen van
domheid die hij vond. „Omdat
toen pas tot me doordrong dat
domheid een zelfstandige eigen
schap was. Het is niet een gebrek
aan intelligentie, nee, domheid
is iets. In de kunst wordt dom
heid als een zelfstandige figuur
voorgesteld. Mijn boek opent
wat dat betreft met een prachti
ge prent. Een vrouw met een
krans van narcissen door het
haar gevlochten, die leunt tegen
een geit met een blauwe distel in
zijn bek en de vrouw heeft blote
borsten. Drie elementen: de nar
cissen verwijzen naar narce, of
wel narcose,, versuffing. Plinius
heeft geschreven over de geit die
na het eten van een blauwe dis
tel niet meer vooruit te krijgen
was en de blote borsten verwij
zen naar schaamteloosheid. Suf
heid, koppigheid en schaamte
loosheid. Een pregnant plaatje."
Hij schrijft sterk gecomprimeerd.
Korte, heldere zinnen. State
ments veelal. „Daar houd ik van.
In een encyclopedie vind ik het
zo heerlijk dat, bijvoorbeeld, het
boeddhisme wordt samengevat
in één alinea. Dat je er niet ein
deloos boeken over hoeft te le
zen, maar dat het er, pats, kort
staat. Ik zou in principe over elk
onderwerp dat ik geschreven
heb ook een dik essay hebben
kunnen schrijven. Maar ik wilde
juist dat encyclopedische heb
ben. En het satirische. Laat me
dat even uitleggen.
Een encyclopedie in onze tijd
is iets onzinnigs geworden. In de
18de eeuw kon een encyclopedie
je nog eens op nieuwe ideeën
brengen. Dat droeg vaak bij tot
een andere levensvisie. Tegen
woordig is zo'n naslagwerk een
symbool van achterlijkheid. Een
20-delige reeks folianten in
kunstleer gestoken. Een sieraad
voor ieder meubel. Daar krijg je
dan een van binnen verlichte
wereldbol en een vulpen als li
turgische voorwerpen bij ca
deau. De encyclopedie is achter
haald en achterlijk.
Daarnaast de satire. Dat kan
ook niet meer, want dat veron
derstelt een moraal. Satire ge
bruikt humoristische middelen
en draait de wereld om om te
wijzen op een verloren gegane
orde in het verleden. Die moraal
hebben wij niet. In onze tijd
wordt Dolly Parton gezien als
een sekssymbool, maar ze is een karikatuur. Het
zelfde geldt voor Rambo. Een karikatuur van een
man. Ik bedoel maar: op het moment dat een kari
katuur samenvalt met het ideaal, zit je in een be
hoorlijk vreemde tijd.
Aan de ene kant hebben we dus de encyclopedie
die niet meer kan, aan de andere kant hebben we
een satire die niet meer kan. Wordt het dan niet
eens tijd dat die twee elkaar opzoeken om samen
een oplossing te vinden? Wel dat gebeurt in de En
cyclopedie van de Domheid. Aan de ene kant het
encyclopedische: ik beweeg me op alle gebieden
van de wereld, als een goede amateur sleep ik
overal mijn kennis vandaan. Aan de andere kant is
het satirisch omdat ik alles omdraai om te bekijken
hoe we dat zouden kunnen zien op een manier die
nog niet eerder was gedaan. En waar veel mee te
lachen is, want omkering leidt altijd tot lachen.
Voor mij is het een vrij komisch boek. Dat houdt
me ook draaiende. Het is tegelijkertijd kennis ver
zamelen en plezier beleven. Als ik er geen lol meer
aan beleef, houd ik er meteen mee op."
Koningshuis
Het boek eindigt met een briljant essay over het
koningshuis. „Briljant? Vind ik ook, ja. En geen
speld tussen te krijgen", lacht hij. „De democratie
bestaat bij de gratie dat iedereen een stem heeft.
En waarom we dan een koning nodig hebben?
Omdat in de democratie het volk de macht heeft
over... het volk! Dus het volk is zowel heerser als
onderdaan. En dat kan natuurlijk niet. De plaats
van de macht moet leeg blijven. Dus zetten we
daar eens in de vier jaar mensen neer als plaatsver
vangers die voor ons de macht vervullen. Op die
plaats van de macht moet iemand komen van wie
evident duidelijk is dat die daar misplaatst is. Nou,
wie is er meer misplaatst in een democratie dan
een koning of koningin?
En de vorst moet ook niet doen, zoals Beatrix,
dat-ie over uitmuntende managerskwaliteiten be
schikt. Daar hebben we niks aan. Voor ons moet
een koning evident dom zijn. Een democratie kan
niet zonder een koning, op voorwaarde dat de ko
ning een domkop is. Dat een koning privé hartstik
ke intelligent is en een enorme kunstliefhebber
doet niet ter zake. Het gaat om de rol van vorst. De
koning die niet zijn persoonlijke rol thuis kan
scheiden van de rol die de koning speelt op het to
neel, is niet goed snik of wordt niet goed snik. Zo
iemand kan nooit gelukkig worden. Zo iemand
moet gespleten kunnén leven. Of niet natuurlijk,
maar dan moet je thuis dom zijn én als koning, dat
kan ook. En ik geloof dat we straks die kant op zul
len gaan."
THEO HAKKERT
Onze Taal
Charivarius z'n boek 'Is dat goed
Nederlands?' verscheen in 1940.
Eerst had er 'Nederlandsch' ge
staan, want Charivarius hield zich
aan de officiële spelling, en officieel
was het toen nog met -sch. De uit
gever vond dat er te ouderwets uit
zien en haalde de -ch eraf. Chariva
rius mopperde wel maar de uitge
ver kreeg zijn zin. Het boekje werd
helaas erg populair. Tientallen ja
ren heeft de vraag van Charivarius
bij velen de houding ten opzichte
van taal grondig verziekt. Hele ge
neraties durfden nauwelijks iets op
schrijven zonder dat ze zich de
bange vraag stelden: is dat goed
Nederlands? Kort geleden is het
boekje opnieuw herdrukt.
Maar hoe rampzalig Charivarius en zijn
boekje ook geweest zijn, hier en daar
staan er grappige voorbeelden in. Ik heb
een exemplaar van de zevende druk, sep
tember 1946, en daarin staat de afdeling
'Beeldspraak' op bladzijde 83 en volgende.
Beeldspraak mag, maar 't is gevaarlijk. Dat
kunnen we met Charivarius eens zijn. Hij
dicteert meteen een algemene regel: 'de
overdrachtelijk gebruikte woorden moeten
ook in letterlijke zin een logische gedachte
uitdrukken'. Of dat heus altijd moet, weet
ik niet. In ieder geval geeft hij vermakelijke
voorbeelden van hoe het mis kan gaan. Ze
maken meteen ook duidelijk wat hij met
zijn regel bedoelt. Bijvoorbeeld: 'De
sneeuw gooide roet in het eten'. Of: 'Dit is
een goede vooroefening om het trillen van
de tongpunt onder de knie te krijgen'. Of:
'De minister bracht enkele duistere punten
naar voren die een ander licht op deze
zaakwierpen'. Allemaal beeldspraken waar
op zichzelf niets mis mee is, maar de com
binatie is tamelijk zot. Roet in het eten
gooien is 'bederven', maar juist bij sneeuw
is de beeldspraak niet handig gekozen. Het
zelfde geldt voor het trillen van de tong
punt onder de knie, en voor duistere pun
ten dieeen ander licht op de zaak werpen.
Dit soort onhandigheden lijkt me niet
met Charivarius' regel te voorkomen;
wie ze niet ziet, zal ze ook na bestudering
van 'Is dat goed Nederlands?' waarschijn
lijk niet zien. Wie ze wel ziet, met of zonder
hulp van het boekje, mag eens lachen. Mijn
idee is dat we het daarbij laten. Niet bij
Charivarius vandaan maar uit de krant van
een paar maanden geleden is de volgende:
iemand 'zegt dat Rusland met gigantische
stappen afglijdt naar een machtsvacuüm'.
Me dunkt, ook een soort tongpunttrilling
onder de knie.
Een beetje anders dan Charivarius z'n
soort ontsporingen is de volgende zin:
'Dehaene vindt dat zijn voorganger zich te
veel blind heeft gestaard op de symboliek
van de eerste plaats op de lijst'. Vroeger
was er een oubollig gezegde dat alles waar
'te' voor staat, niet goed is, behalve 'tevre
den' en 'tehuis'. Had die voorganger zich
nu maar een beetje minder blindgestaard,
dan was alles in orde geweest. Of toch niet?
Is 'zich blindstaren' altijd verkeerd? Door
dat in deze zin enkel het te veel gelaakt
wordt, ontstaat de indruk dat een beetje
blindstaren helemaal niet erg is.
Ja, beeldspraak is moeilijk. Je zou zeggen:
doe het dan niet; waag je er niet aan als je
niet heel zeker van je zaak bent. Goeie
schrijvers doen dat dan ook. Merkwaardig
genoeg zie je de meeste beeldspraak bij de
zwakste schrijvers.
Een laatste voorbeeld, uit de krant van vo
rige maand: 'Een ochtend met ideaal
skiweer verandert in luttele seconden in
een bijna-ramp'. Ik geef toe: aan die 'lutte
le seconden' zie je al dat de auteur een bre
kebeen is. Maar dan: een ochtend die ver
andert in een ramp? Eerst was het nog een
ochtend, maar even later was het geen och
tend meer maar een ramp? Zelfs Ovidius
had daarvan opgekeken.
T k sluit niet uit dat Charivarius zelf vooral
1 veel pret gehad heeft om wat hij overal
las of toegestuurd kreeg. En dat het vooral
zijn lezers zijn geweest die dat vertaalden
in geboden en verboden. Onschuldige pret,
die achteraf niet zo onschuldig bleek te
zijn. 't Is mogelijk. Hoewel, anderzijds, van
hem wordt ook verteld dat hij een tafel had
waarvan twee poten korter waren dan de
andere, opdat een soepbord op die tafel
een beetje schuin zou staan, wat makkelijk
is bij het laatste beetje soep. Zeg eens eer
lijk, wat vindt u daarvan? Hmm? Geen gun
stig voorteken, dunkt me. Maar misschien
is het laster en kwaadsprekerij.