p
'Bang? Nooit! Wel voorzichtig'
mm msmmmsm
jj>- -
J
Preektoon
I X
*v f. 'j
De reddingsboot Christien, gestationeerd in Umuiden. De boot haalt een snelheid van maar liefst zestig kilometer per uur.
FOTO ARCHIEF UNITED PHOTOS DE BOER
Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij bestaat 175 jaar
321
ertien oktober 1824: bij een
t heepsramp voor de kust bij
htP Huisduinen komen drie
rea|mrenden en zes redders om
leven. Deze tragedie leidde
fijds tot de oprichting van
Koninklijke Nederlandse
tedding Maatschappij. Dit
tbestaat de KNRM, met het
2lfAkantoor in IJmuiden, 175
jaar. Het is een financieel
onafhankelijke
2 6 dporganisatie die drijft op
giften vanzo'n 70.000
donateurs (redders aan de
Nalatenschappen vormen
lestig procent van de totale
inkomsten. Zeker de laatste
jaren is de KNRM rijkelijk
_L bedeeld met erfenissen en
f 't«ten. Het jubileum wordt
onder meer gevierd met de
tonale Reddingsbootdag (1
een speciale postzegel, en
J Heggen van kransen op zee
ter nagedachtenis aan alle
omgekomen redders.
;ypei
De storm raast met windkracht
elf door de inktzwarte nacht.
De zee giert van razernij. Een
tiental kilometers voor de kust verkeert een
schip in nood. De reddingsboot van de Ko
ninklijke Nederlandse Redding Maatschappij
is onderweg. Strijdend tegen de onbereken
bare zee halen de redders, met gevaar voor
eigen leven, de opvarenden van het weerloze
schip. „Het klinkt leuk, maar zo gaat het
hoogst zelden. Dergelijk weer heb ik in mijn
loopbaan maar een enkele keer meege
maakt", zegt Leen Langbroek. „Uit ervaring
kan ik zeggen dat uitvaren met windkracht
tien, als je bovendien geen hand voor ogen
kunt zien, bepaald geen pretje is."
Leen Langbroek (48) is beroepsschipper
bij de KNRM. De IJmuidenaar heeft tal van
reddingen op zijn naam staan, maar loopt er
niet mee te koop. En aan sterke verhalen
heeft hij helemaal een broertje dood. „Sterke
verhalen hoor ik liever van anderen." Ook
Guus van der Mije (39), vrijwilliger en reser
ve-schipper in Zandvoort, hangt zijn avontu
ren niet aan de grote klok. Terughoudend:
„We zijn er voor mensen die op zee in pro
blemen zijn gekomen. We proberen ons
werk zo goed mogelijk te doen. Ik ga niet de
stoere schipper uithangen."
Cees Brinkman, hoofd publiciteit van de
KNRM, had er al voor gewaarschuwd. De
schippers houden hun heldendaden en te
leurstellingen liever voor zich. „Het zijn re
delijk zwijgzame mannen; goede zeelui met
passie voor het varen. Hun drijfveer is het
helpen van mensen in nood."
En toch, al jaren hebben de schippers van
de KNRM en hun bemanningsleden de
naam volhardend, doortastend en onver
schrokken te zijn. Ook de spannende (jon
gensboeken die over de helden van de zee
zijn verschenen, zoals Hier Reddingboot
Brandaris van H. T. De Booy, hebben aan die
beeldvorming bijgedragen. Een citaat: „Op
een breed front naderde een ontzagivekkende
brullende grondzee. Ontwijken was niet meer
mogelijk. De watermuur stortte zich op de
Brandaris. Een enorme schok. Het schip lag
vrijwel stil en dreigde te worden meegesleurd.
Allen stonden in enkele ogenblikken tot over
hun middel in het water. De stevige koperen
beschermkap, die het volle geweld van de
grondzee te verduren had, was als een be-
schuitblik in elkaar gefrommeld."
Inzameling
Mannen die in een razende storm hun leven
voor anderen in de waagschaal stellen. Zé
zijn er altijd geweest, al liep het niet altijd
goed met ze af. Zoals op 14 oktober 1824,
toen de roeivlet nabij Huisduinen uitvoer om
veertien opvarenden te halen van het Neder
landse fregat De Vreede. De eerste reddings
poging mislukte. De uitgeputte mannen wer
den vervangen door een nieuwe ploeg. Die
slaagde er in om elf van de veertien zeelie
den veilig aan de wal te krijgen. Vervolgens
voeren ze opnieuw uit om de drie achterge
blevenen, de schipper, bootsman en stuur
man, in veiligheid te brengen. Op weg naar
het strand sloeg de boot om. Eén redder
overleefde de ramp.
Schipper Leen Langbroek (rechts) en vrijwilliger Guus van der Mije houden niet van sterke red-
dingsverhalen. 'We zijn ervoor mensen die op zee in problemen zijn gekomen.'
FOTO UNITED PHOTOS DE BOER RON PICHEL
Het drama maakte zon indruk op de Am
sterdamse koopman Barend van Spreekens,
dat hij een advertentie plaatste in de Amster-
damsche Courant, om geld in te zamelen
voor de nabestaanden van de redders. Enke
le weken later, op 11 november 1824, voerde
hij opnieuw actie, om de Nederlandse kust te
voorzien van alle mogelijke reddingsmidde
len. De oprichting van de KNRM was een
feit. In al die 175 jaar is de doelstelling niet
veranderd: kosteloos hulp en bijstand verle
nen aan varenslieden die in gevaar verkeren
of in gevaar dreigen te raken.
Sinds de oprichting heeft de KNRM ruim
48.000 opvarenden gered. Vorig jaar voer de
vloot - zestig reddingsboten op 37 stations
langs de Noordzeekust, IJsselmeer, Wadden
eilanden en Zeeuwse wateren - 1.464 keer
uit. Daarbij werden 2.945 zeevarenden (be
roeps- of recreatie) in veiligheid gebracht.
Maar laat niemand denken dat de redders
altijd met open armen worden ontvangen.
Nog niet zo lang geleden belandde een mo
torboot, drijvend op de Westerschelde, plot
seling op een zandplaat. Toen de reddings
boot langszij kwam, vonden de opvarenden
dat zelfs een beetje vervelend. Ze waren, zo
vertelden ze, net met de boekhouding bezig
en hadden liever niet dat ze werden gestoord
Ook de bemanning van de Scheveninger
reddingsboot moest eens onverrichterzake
terug. Ze dacht een lijk te zien drijven. Voor
zichtig kwam de boot dichterbij en er werd al
een reddingshaak gereed gehouden om het
lijk op te pikken. Opeens ging het hoofd van
het 'lijk' omhoog en er klonk: Zoekt u soms
iemand?" Het bleek een lange afstandzwem
mer te zijn. Om wat uit de rusten dreef hij op
zijn rug. De man had zijn lijkachtige kleur te
danken aan het vet waarmee hij zich had in-
Soms staan de redders machteloos, zoals
tijdens de ramp met de veerboot Herald of
Free Enterprise voor de Belgische kust en het
neerstorten van de Dakota in de Waddenzee.
Brinkman: „Het enige dat we konden doen
was het bergen van slachtoffers. Zo fruste-
rend."
De KNRM, dag en nacht paraat, werkt bij
reddingsacties nauw samen met het Kust
wachtcentrum, dat een coördinerende rol in
de hulpverlening speelt, en met politie,
douane en marine. Soms zijn de helikopters
van de marine net even eerder op de plaats
des onheils dan de reddingsboten van de
KNRM. „Het idee dat we met elkaar zouden
concurreren, wat een onzin", zegt Lang
broek.
Opstappers
Langbroek en Van der Mije. Opvolgers van
Dorus Rijkers, Neerlands beroemdste redder
aller tijden. Deze heldhaftige schipper van de
Helderse roeireddingsboot, actief tussen
1886 en 1911, heeft een indrukwekkend aan
tal reddingen op zijn naam staan. Rijkers
was de eerste die een gouden medaille ont
ving voor de redding van 23 opvarenden van
het schip Renown, dat op 8 december 1887
strandde.
Als kind al was Langbroek gefascineerd
door het water. Op tienjarige leeftijd ging hij
met een vissersboot ruim een week de zee
op. Lange tijd bevoer hij de oceanen en na
een baantje aan de wal kwam hij halverwege
de jaren tachtig als beroeps bij de KNRM. Hij
zwaait de scepter over de Christien. Een red
dingsboot die maar liefst zestig kilometer per
uur haalt. „Snelheid is zeer belangrijk bij
reddingsoperaties. Ik ken schippers in IJmui
den die zeggen dat ik knettergek ben. Als er
storm op komst is, zorgen zij dat ze veilig de
haven bereiken, terwijl ik er dan juist op uit
trek. 's Nachts, noordwesten wind, kracht
tien. Natuurlijk is dat geen lolletje, maar ik
vaar altijd met gezonde spanning uit. Bang?
Nooit! Wel voorzichtig."
„Veel buitenstaanders willen voor geen
prijs met ons ruilen", weet Henk Admiraal,
voormalig reserve-schipper en nu coördina
tor van station Noordwijk. „Een tijdje terug
was er een catamaran in nood. De boot, met
zes opvarenden, had beide roeren verspeeld.
Wij er heen in ruw weer. Eén van de opva
renden was een straaljagerpiloot. Hij zag ons
zo bezig en zei: 'Ik zit tien keer liever in een
straaljager dan op zon reddingsboot'. Die
man was echt bang. Op mijn beurt vlieg ik
voor geen prijs met zo'n straaljager mee.
Geef mij de zee maar."
Maar de zee blijft onberekenbaar en is
nooit te vertrouwen. Vraag het schipper Hu-
go van Duijvenbode (34) van station Katwijk.
„Vorig jaar kregen we een oproep. Op weg
naar de reddingsboot reed ik over de boule
vard in Katwijk om de weersomstandighe
den op zee in te schatten, 't Was windstil. We
voeren richting Wassenaar en kwamen op
eens in een enorme storm terecht. Zomaar.
Golven van zes tot tien meter hoog."
Van Duijvenbode, Admiraal en Van der
Mije behoren tot de ongeveer zevenhonderd
vrijwilligers van de KNRM. De organisatie
telt verder zo'n dertig beroepskrachten (on
der wie elf schippers). De vrijwilligers zijn in
het dagelijks leven bakker, arts, ambtenaar,
veehouder of schilder/stoffeerder, zoals Van
der Mije. „Op een verjaardag willen ze alles
weten van de KNRM. Het werk waarmee ik
mijn dagelijks brood verdien is een stuk
minder interessant."
Goede samenwerking tussen schipper en
bemanning, ook wel opstappers genoemd, is
een noodzaak. Langbroek: „Bij windkracht
elf moet je blindelings op elkaar kunnen ver
trouwen. Discussiëren? Ja. aan de wal, maar
niet op zee. Trouwens, als het stormt kun je
elkaar vaak niet eens verstaan aan boord.
Daarom praten we met gebaren. En bij som
migen is oogcontact alleen al voldoende."
„Een opstapper tekent in voor alle weers
omstandigheden", zegt Brinkman. „We mo
gen niet Wagen over de aanwas van nieuwe
opstappers. Meestal komen ze uit de familie
kring van mensen die al bij ons zijn. En, de
meesten blijven vaak jaren aan de KNRM
verbonden." De redders in nood, ze zijn hèt
'gezicht van de KNRM. Van Duijvenbode, in
het dagelijks leven brandweerman: „Noem
me niet heldhaftig. Met dat woord heb ik
niets." Langbroek: „Laat ik het zo zeggen, wij
zijn slechts voorzichtige scheepslui die men
sen willen helpen."
ED BLAAUW
ZATERDAG 20 MAART 1999
Onze Taal
Verlos ons van de preektoon, Heer!
Dat zijn woorden van de dichter
P.A. de Genestet (1829 - 1861). Zijn
gebed lijkt me inmiddels grondig
verhoord. Zo grondig dat een jon
gere generatie niet eens meer weet
wat het is. Of eigenlijk dus: wat het
was. De preektoon is totaal verdwe
nen. Ik heb daar een idee over, en
dat wil ik graag eens aan u voorleg
gen. Eens zien wat of u ervan vindt.
Toen ik klein was, en als gereformeerd
jongetje twee keer per zondag naar de
kerk werd meegenomen, toen had je soms
van die dominees met zo'n typische gal
mende preektoon. Ja, ik meen te weten wat
De Genestet bedoelde. In mijn jeugd waren
ze al heel ouderwets, maar d'r waren er
nog. Bij een volgende generatie dominees
kwam het eigenlijk al niet meer voor. Een
paar jaar geleden heb ik nog eens iemand
zo gehoord bij de Evangelische Oproep,
maar ook daar lijkt het verschijnsel nu toch
uitgestorven. Of zoiets binnen de katholie
ke traditie ook bestaan heeft, weet ik niet,
maar 't zou me niet verbazen. In ieder geval
is het taalkundig een zeer merkwaardig ver
schijnsel geweest, hoe mensen zonder
spraakgebrek, eenmaal op kansel of spreek
gestoelte, een zo afwijkende manier van
spreken vertoonden. Het verschijnsel is in
de loop van de 20ste eeuw geruisloos ver
dwenen.
Het is niet eenvoudig uit te leggen hoe die
preektoon klonk. Ik kan het niet goed
nadoen. Het had iets te maken met een
OverDAAD, aan STERK, beKLEMtoonde,
LETterGREpen. En OOK, opVALlend VEEL,
RUSTpauzes. DIE ik NU, MET KOMma's.
WEERgeef. Plus een typische verlenging,
zowel van lange als korte klinkers.
Als Maarten 't Hart erover geschreven
heeft, en dat lijkt me meer dan waarschijn
lijk bij iemand als hij, dan ziet hij er ver
moedelijk een klaar bewijs van onoprecht
heid in. Wie zo spreekt, kan niet menen wat
hij zegt. Zeker bestaat er al een lange tradi
tie in die trant. Multatuli schreef meer dan
honderd jaar geleden al over de kracht van
het geloof waardoor de woorden anders
gingen klinken. En meer dan tweehonderd
jaar geleden staken Betje Wolff en Aagje
Deken al de draak met dit galmende geluid.
Onoprecht, want thuis, aan het ontbijt,
konden ze heel normaal om een kopje thee
vragen.
Over de oprechtheid, of over de ono
prechtheid van wie zo sprak, heb ik
geen mening. Wel heb ik een idee over het
ontstaan van deze spreekstijl, die nu alleen
de ouderen zich nog zullen herinneren.
Een ander idee dan Multatuli. Ik denk aan
een aardser, praktischer oorzaak, en ik leg
mijn idee graag aan u voor. Ik denk, kort
gezegd, dat die preektoon ontstaan is uit
pure praktische noodzaak, namelijk de
noodzaak zich verstaanbaar te maken voor
600, 800 of 1200 mensen, in een kerkge
bouw met hoge gewelven, en zonder ge
luidsinstallatie.
Dat laatste, de afwèzigheid van een ge
luidsinstallatie, in die soms enorme
kerkgebouwen van vroeger, met hun lastige
akoestische effecten, moet haast wel een
grote invloed gehad hebben op de manier
van spreken. Het is haast niet meer voor te
stellen hoe men dat vroeger voor elkaar
kreeg. Nu is menige spreker al in paniek als
in een zaaltje met vijftig personen de ge
luidsinstallatie het laat afweten. Het zou
wel kunnen zijn dat in de katholieke kerk,
waar voorheen de mis grotendeels in het
Latijn ging, en met vaak gekende teksten,
de verstaanbaarheid een minder groot pro
bleem was. Maar in protestantse kerken, de
grote voorop, moet vanaf de 16de eeuw ge
worsteld zijn met de verstaanbaarheid.
Ik denk dus nu dat men dat probleem min
of meer onder de knie heeft gekregen met
een speciale spreekstijl: veel klemtonen,
veel pauzes, rekking van klinkers, wat mis
schien een beetje raar klonk maar wel
werkte. Misschien werd het later tot een
maniertje. Of tot een blijk van rechtgelovig
heid. 't Is mogelijk. Mij gaat het slechts om
de vraag hoe zoiets heeft kunnen ontstaan.
En waarom het weer verdwenen is.
Wanneer werden in onze eeuw de ge
luidsinstallaties in de kerken aange
bracht? Ik weet het niet. Ik vemioed zo on
geveer vanaf 1930. En dat ze pas rond 1950
of 1960 overal waren. En in het begin ook
niet zo goed. Als dat klopt, dan waren de
oudere dominees die ik als kind hoorde,
nog opgeleid in het luidsprekerloze tijd
perk. Door de microfoon is men anders
gaan spreken.