Dammen blijft een kwestie van vooruitdenken Mixfight geen breikransje, maar discipline Sport MAANDAG 15 MAART 1999 CHEF WILLEM SPIERDIJK, 071-5356464, PLV.-CHEF JANET VAI| Iedereen heeft het spelletje ooit wel eens gespeeld, want het enige dat je nodig hebt is een bord verdeeld in honderd vakjes met daarop twintig witte en evenzo veel zwarte schijven. En een tegenstander natuurlijk. Maar in tegenstelling tot wat het imago van de damsport ons probeert wijs te maken, hoeft dat helemaal geen oud en grijs mannetje te zijn. Dammen is namelijk een sport voor iedereen en dat beseffen ze maar al te goed bij de Rijnsburgse Damclub. CLUB van de WEEK Rijnsburgse Dam Club Een gericht jeugdbeleid moet er voor zorgen dat de jongeren binnen de vereniging scherp blijven, zodat het vergrijzings- spook buiten de deur gehouden kan worden. Het lukt ze aardig, daar in Het Denkhuis aan de Kerkstraat. ,,Het eerste team is met een gemiddelde leeftijd van 25 het jongste landelijk spelen de team van Nederland", zegt voorzitter Arie Schoneveld trots. ,,Er zit leven in de club. Zodat het hier over vijf jaar nog steeds leuk is." De Rijnsburgse Damclub is in 1935 ontstaan in een plaatselijk 'ontspanningslokaal' waar in deze crisisjaren een opvang voor de vele werklozen was ge huisvest. Om de tijd te doden werd er heel wat afgedamd en de geboorte van een damclub liet dan ook niet lang op zich wachten. In tegenstelling tot bijvoorbeeld schaken, dat voor de oorlog nog voornamelijk door de welgestelde klasse werd gespeeld, is dammen dus van oorsprong een echte volkssport. ..Hoewel de basisspelregels van schaken ingewikkelder zijn, vind ik dammen toch een moeilijkere sport", zegt pen ningmeester Anton van Dussel- dorp. ,,Je kan je tegenstander namelijk veel meer dwingen een bepaalde zet te doen, om dat het verplicht is om.te slaan. Daarom ben je vier uur lang be zig met rekenen. Kijk, ik kan maar vier of vijf zetten vooruit denken, maar de topspelers zit ten op meer dan het dubbele." Topspelers als Van Dussel- dorp's zoon Cor, die onlangs nog tot de halve finale van het Nederlands Kampioenschap doordrong. „Meestal is het an dersom, maar via mijn zoon ben ik bij de club betrokken ge raakt. Hij heeft het aan mij ge leerd. Toen-ie dertien was, vond hij me goed genoeg om lid te worden", lacht de pen ningmeester. Momenteel speelt het eerste team in de landelijke eerste klasse en zo behoort de Rijns burgse Damclub dus bij de 36 beste verenigingen van Neder land. „Het is een moeilijke klas se", zegt Schoneveld. „Maar je ziet ze wel groeien. We hebben gefaseerd vier jonge spelers in het eerste geplaatst met als doel daar volwaardige dammers van te maken. Daar is ons jeugdbe leid ook op gericht. Je moet de jeugd altijd blijven prikkelen om hogerop te kunnen komen, want als ze alles winnen van hun leeftijdgenoten is de lol er ook snel af en ben je ze kwijt. En verenigingen zonder jeugd beleid dalen gewoon in niveau. Dan kan je wel een aantal Rus sen inhuren, zoals andere clubs dat doen, maar dat gaat altijd ten koste van de harmonie en word je op een gegeven mo ment een vreemde op je eigen vereniging. Wij investeren ons geld liever in een degelijk jeugdplan, omdat dat de kern van ons bestaan is." Elke vrijdagavond is het cluba vond bij de Rijnsburgse dam mers. „Op verschillende ni veaus wordt er dan een onder linge competitie afgewerkt", zegt de preses. „En waar bij wedstrijden op het niveau van het eerste geen woord gewis seld wordt, kan het er hier dan vrij rumoerig aan toe gaan. Dan is een praatje over bijvoorbeeld Rijnsburgse Boys net zo belang rijk als het dam men." De pen ningmeester weet waar Schoneveld het over heeft: „Tussen acht en tien is het echt een herrie. Maar na tienen wordt het toch wel wat stiller en gaan de spelers zich meer op het dammen dan op hun buurman concentreren. Heel soms wordt het wel eens muis stil, terwijl er toch veertig man in de ze ruimte zit." Het Denkhuis is inder daad geen ruim onderkomen. Daarom is de ver eniging in onder handeling met de gemeente over grotere huisves ting. „We zitten nu te veel op elkaar", zegt Van Dussel- dorp. „Het eerste moet zelfs in het Dienstencentrum spelen, omdat de ze ruimte niet goedgekeurd wordt door de Bond." Talentvolle jonge dammers, die op de donder dagavond alles winnen, krijgen de kans om het op de cluba vond op te nemen tegen oudere en meer ervaren dammers. „Zodat ze ook leren hoe het is om eens te verliezen." Maar de echt goede spelertjes weten wel eens een partijtje af te snoepen van een oudere clubgenoot. „En hoewel er dan lang niet meer zo veel irritatie bij de vol wassenen is als een paar jaar geleden, blijft het natuurlijk nooit leuk om te verliezen van zo'n jochie. Vooral als ze na af loop van de partij ook nog gaan uiüeggen waarom ze gewonnen hebben", zegt Van Dusseldorp met een lach. „Vroeger werd er nog wel eens het excuus 'daar kan ik niet tegen dammen' of 'daar wil ik niet van winnen' ge bruikt." Over de toekomstplannen van de Rijnsburgse Damclub hoe ven de twee bestuursleden niet lang na te denken: „Het voort zetten van het huidige jeugdbe leid, een grotere huisvesting en het streven naar het allerhoog ste landelijke damniveau zon der spelers te hoeven kopen", zegt de voorzitter die het ge sprek overigens begon met een aardig dam-wetenswaardig- heidje: „Een onderzoek van damliefhebber en socioloog Joop Burgerhout vyees uit dat als beide spelers nog zeven schijven op het bord hebben staan, er nog 1,1 biljoen moge lijkheden zijn waarop het spel kan verlopen." Kwestie van vooruitdenken dus. TEKST RAYMOND GRIMBERGEN FOTO'S HIELCO KUIPERS Penningmeester Anton van Dusseldorp (links) en voorzitter Arie Schoneveld, met op de achtergrond de prijzenkast van de Rijnsburgse Damclub. JEUGDTRAINERvan de WEEK Rinus Kromhout Rinus Kromhout is de drijvende motor achter het jeugdbeleid van de Rijns- burgse Damclub. Binnen de vereniging dus een belangrijke kracht, want het jeugdbeleid staat zo'n beetje op nummer één bij de dammers aan de Kerkstraat. „In 1959 werden de eerste stappen naar een op jongeren gericht beleid gezet, maar dat is een schone dood gestorven, omdat het ontbrak aan d.e juiste mensen binnen het kader", vertelt Kromhout. „Het jeugddammen heeft daarna een hele tijd een sluimerend bestaan geleden. Toen de vereni ging rond 1978 sterk begon te vergrijzen, werden er stappen genomen om de structuur binnen de club te veranderen om op die manier het dammen onder de jeugd te promoten. Zo kregen we de beschikking over damlesboeken van de bond. Een jaar of twee daarna ben ik erbij gekomen om de zaak nog wat meer handen en voeten te geven. Ik nam de kinderen mee naar verschillende toernooien en ging de trainingen uitbreiden." In 1986 werd het eerste grote succes behaald toen de aspiranten van Rijns burg het Nederlands Kampioenschap wonnen. Twee spelers uit dit team spe len momenteel in het eerste. Daarna werden er op voornamelijk individueel niveau steeds betere prestaties geleverd. „Rond 1992 stond er een nieuwe lich ting goede dammers op", zegt de jeugdtrainer. „Deze groep werd drie keer kampioen van Nederland bij de aspiranten.Kromhout vindt de teampresta ties dan ook belangrijker dan individuele overwinningen, want: „Je kunt wel alles richten op één persoon, maar als die het team verlaat, is alle moeite voor niets geweest.Er is echter één ding dat de trainer nog belangrijker vindt. Dat is dat de kinderen vooral gein moeten hebben in het spelletje. „Natuurlijk sta ik tijdens de trainingen niet voor niets iets uit te leggen, maar de lol in het dammen staat voorop. Echt, talent is niet het allerbelangrijkste. Je werkt gewoon met kinderen die van een spelletje houden. En dan is het ook veel leuker om ze een paar handigheidjes te Laten zien. Het huidige visitekaartje van de club, Michiel Kloosterziel, is een leerling van Kromhout. Hij is Nederlands Kampioen tot zestien jaar geworden en bij het Jeugdwereldkampioenschap in Italië behaalde hij een tweede plaats", vertelt de trainer trots. „Ik weet nog goed dat bondsvoorzitter Theo van den Hoek hem hier kwam huldigen en daarbij onze club roemde vanwege ons jonge eerste team. Het bewijs dat dammen ook een sport voor jongeren is. Kijk, daar heb je het de afgelopen twintig jaar wel voor gedaan. Naam: Rijnsburgse Damclub Oprichtingsdatum: 1 maart 1935 Ledenaantal: 64, waarvan veertig senioren Contributie per maand: f. 11,- (senioren), f. 6,- (junioren), f. 5,- (aspiranten) en f. 4,- (pupillen) Ledenaanmelding: 071- 4032518 (Cees de Leeuw) Hoogtepunt: Het kampioenschap in de landelijke tweede klasse, vier jaar geleden Dieptepunt: Degradatie uit de provinciale hoofdklasse naar de provinciale eerste klasse, in 1968 OPVALLEND AANWEZIG Naam: Jan Montagne Leeftijd: 32 Beroep: Monteur bij de KLM Club: Warmunda Jan Montagne is keeper bij het zesde van Warmunda en tevens de vaste re serve-keeper van het eerste elftal. In de afgelopen tien jaar werd er elk seizoen wel een aantal malen een beroep ge daan op de 32-jarige. En nog nooit ging een wedstrijd van het eerste verloren met Montagne onder de lat. Gisteren stond hij in de wedstrijd tegen LFC weer in het doel, omdat vaste keeper Sander van der Niet zijn pink had ge broken. Wederom werd er niet verlo ren: 2-2. Dat gaat we lekker met jou in het eer ste. „Ja, dat kun je wel zeggen. Ik weet zelf ook niet hoe het komt dat we nooit ver liezen als ik in het doel sta. We hadden deze wedstrijd zelfs kunnen winnen. Maar wel twee keer moeten vissen. „Die ballen waren echt onhoudbaar. De eerste goal viel uit een corner. Die bal verwachtte ik nooit, want die werd ach teruit ingekopt. Het tweede doelpunt was een knal van buiten de zestien die via de binnenkant van de paal erin ging. Niets aan te doen, maar in ieder geval niet ver loren. Misschien zouden ze jou altijd in het eerste moeten opstellen. „Ik heb een tijd bij de selectie gezeten, maar ik kan vanwege de onregelmatige diensten op mijn werk nooit naar de trainingen komen. Maar het maakt mij helemaal niet uit in welk team ik speel, als ik zondagmiddag triaar gewoon lek ker kan voetballen. Gelukkig zien die jongens van het eerste me altijd graag ko men, want iedereen weet dat we met mij erbij nog nooit verloren hebben. Het elf tal is natuurlijk gewend aan een andere keeper, maar ik vind het fijn om te weten dat de jongens het lekker vinden als ik in het doel sta. Ik heb tenminste nog nooit Wat heeft je eigen team gedaan? 6-3 verloren." ER TUSSENIN Denk aan de klassieke gladiatorscene in de film 'Mad Max beyond Thunderdome' waarin Mel Gibson strijdt in een primitieve kooi. Hoewel de regels voorschrijven dat slechts één iemand de kooi levend mag ver laten, vermoordt hij zijn tegenstander niet. Koppel daaraan het feit dat mixfight-wed- strijden in het buitenland menigmaal in een kooi worden afgewerkt en het verbod van burgermeester Postma is een logische uit komst van een optelsom. „Nee, niet lo gisch", vindt de Leidse mixfighter Göksel Sa- hinbas (27). „Boksen, karate, judo en wor stelen zijn allemaal Olympische sporten en dan wordt een combinatie van die sporten, dat dezelfde regels hanteert, verboden." Burgermeester Postma verbood het mix- fight-gala in de Groenoordhallen, omdat hij vond dat de veiligheid van de vechters, het publiek en de voorbijgangers op straat niet konden worden gegarandeerd. De Haagse rechtbank stelde Postma in het gelijk. Sahin- bas was nog volop in voorbereiding op het mixfight-gala toen hij het nieuws hoorde. Diep teleurgesteld was hij. „Ja, dat is logisch. Ik ben ook bang dat het verbod in Leiden een precedent schept voor het verbieden van andere vechtgala's in de toekomst." Sa- hinba's leermeester Ino Alberga, eigenaar van de Jurojinschool en tevens de initiator van het mixfight in Nederland kijkt wat be teuterd voor zich uit. „Göksel en zijn broer Can Mehmet keken erg naar het gala uit. Maar omdat mixfight erg hard en geweldda dig oogt, is het in Leiden verboden. Mixfight heeft een slechte naam gekregen. Het moet in de juiste perspectieven geplaatst worden. Laat mij een compilatie van wat voetbalbeel den maken en ik kan ook iedereen grove overtredingen ellebogen en kopstoten voor schotelen. Maar dat is niet de realiteit." „Het is toch ook absurd dat mensen denken dat je een vechtersbaas bent, omdat je een vechtsport beoefent", springt Sahinbas zijn leermeester bij. „Het is eerder andersom. Omdat je deze sport beoefent, heb je geen behoefte meer om te vechten." De Leide- naar gaat verder. „Ik begrijp wel dat burger meester Postma zo'n vechtgala persoonlijk erg gewelddadig vindt. Laten we voorop stel len: mixfight is geen breikransje. Het is een harde sport. Het is niet een sport voor ieder een. Mixfight is geen sport voor iemand die twee maandjes traint en dan even de ring in gaat om wat te matten." „Ik ben zelf in 1983 begonnen met karate. Daarna ben ik me andere vechtsporten gaan eigenmaken. Dat betekent dus dat ik meer dan vijftien jaar ervaring heb. Een mixfighter moet namelijk heel compleet zijn en een hoog niveau halen, voordat hij in de ring kan staan." Omdat mixfight een combinatie van vechtsporten is, moet je zeker vijf of zes jaar ervaring hebben wil je het kunnen beoefe nen. Het is een fabeltje dat er bij mixfight geen regels zijn. De gezondheid en veilig heid van de spelers staan voorop. Het is een sport die evolueert. „Als de ene speler staat en de ander op de grond ligt, mag diegene die staat niet de ander tegen het hoofd trap pen of slaan", aldus Sahinbas. „Vroeger mocht dat wel. Nu mag de speler alleen nog naar het lichaam trappen en slaan. Dat ziet er natuurlijk grof uit, maar het is niet gevaar lijk." Het geven van kopstoten, ellebogen, vingers in ogen steken, haren trekken en bijten is verboden. Bovendien hebben mixfighters voor hun veiligheid een toque, een gebitsbe schermer en handschoentjes (met twee cen timeter vulling). Een mixfight-wedstrijd wordt net als bij het boksen beslist door knock out of wanneer een speler drie keer acht tellen krijgt. Verder kunnen de scheids rechter, de dokter en de coaches besluiten de wedstrijd te stoppen, omdat het niet meer verantwoord is om door te gaan. De speler kan natuurlijk ook zelf aftikken. Overi gens kan het nooit voorkomen dat een zwakke speler in de ring moet vechten tegen een te sterke tegenstander. De International Mix fight Association (IMA) houdt daar na melijk de hand in. „Het is jammer dat het mixfight-gala in Leiden is verboden", aldus Sahinbas, „want mixfight is namelijk ook een beetje show." PIETER VANSCHIE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 20