Schaatsen als psychologisch spelletje H i P Herinneringen aan Karei van het Reve Nr. 42: Kees Verkerk door PETER VAN DER HULST Kees Verkerk is een van de meest legendari sche schaatsters die Nederland heeft voortge bracht. Samen metArd Schenk vierde hij tri omfen in de jaren zestig. De Puttershoeker hield van psychologische spelletjes, die zijn te genstanders - ook kamergenoot Ard - tot wan hoop konden brengen. Tegenwoordig is Ver kerk hotelbaas in het Noorse Hamresanden. Televisiecommentator Arie Kleywegt kon op 7 februari 1964 zijn emoties nauwelijks de baas. ..Maar lieve, gekke Kees, wat ga je nou toch doen", schalde hij door de mi crofoon. Voor het eerst in de geschiedenis waren schaatswedstrijden in Nederland rechtstreeks te volgen op de beeldbuis. Vijf miljoen Nederlanders zagen hoe de kleine Verkerk voor eens en voor altijd zijn naam vestig de. De kasteleinszoon uit Puttershoek. pas een jaar lid van de kernploeg, snelde tijdens de Olympische Spelen van Innsbriick naar het zilver op de 150Ó meter. De vreugde over zijn (inter)nationale doorbraak werd overschaduwd door een menselijk drama. De dag na de feestelijke huldiging in zijn woonplaats vond Kees Ver kerk zijn moeder dood op bed, overleden aan een hart verlamming. Alle motivatie was verdwenen. Maar na aansporingen van zijn vader bond het jeugdige talent toch weer de schaatsen onder. Vlak voordat het nieuwe seizoen begon, ontdekte hij een bontmuts die zijn moe der had gekocht in Innsbrück, het enige toernooi dat ze ooit bijwoonde. Sindsdien droeg Verkerk het hoofddek sel bij elk belangrijk toernooi, uit een soon eerbetoon aan haar. „Die muts stimuleert me. Hij hoort erbij, het is een stuk van mijn concentratie", vertelde hij in zijn door Ger Bestebreurtje geschreven biografie. Het oorlogskind Verkerk (geboren op 28 oktober 1942 in Maasdam) reed onder begeleiding van vader Pleun zijn eerste 'baantjes' op het door de watersnood onder gelopen land van de Hoekse Waard. Pleun was de eerste in een lange rij trainers. Coaches als Piet Zwanenburg, Egbert van 't Oever, Henk Lamberts en Leen Pffommer stonden echter in de schaduw van de door Verkerk be wierookte Anton Huiskes. De band met de man, die Ard Schenk en Kees Verkerk naar de eerste allroundsucces sen sinds Henk van der Grift leidde, was uitzonderlijk. In de ogen van de Puttershoeker was hij 'oefenmeester, psycholoog, vader en moeder tegelijk'. Verkerk was be reid voor hem door het vuur te gaan. Dat bleek wel tijdens het EK van '66 in Deventer, toen Verkerk, bezig aan een indrukwekkende tien kilometer, ten val kwam. Onder vurige aansporingen van Huiskes presteerde hij het om in een rechtstreeks duel met de Noor Fred Anton Maier alsnog te winnen in een nationa le recordtijd. Aan de zo bejubelde samenwerking met Huiskes dreigde een abrupt einde te komen, toen volgens de coach zijn vrouw door een bondsbestuurder was bele digd. Het conflict werd echter bijgelegd, nadat zelfs mi nister Vrolijk had aangeboden om te bemiddelen. Vol gens de bewindsman was met het oplossen van de kwes tie 'het landsbelang' gediend. Een kleine maand later was Huiskes getuige van Ver- kerks eerste wereldtitel. Na een slechte 500 meter sloeg Verkerk in het Zweedse Gotenborg toe met drie afstands overwinningen. Aan het einde van het jaar nam Huiskes alsnog afscheid. Zijn opvolger Wïm de Graaff werd opge scheept met een niet benijdenswaardige erfenis. Hij kon het alleen maar slechter doen. En zo werd het in de daar opvolgende jaren door Ard - steevast 'lange' genoemd - en Kees ook ervaren. Met De Graaff was er nauwelijks contact. Het oordeel van de Puttershoeker was vernieti gend. Ard en ik - en de andere jongens ook, daar ben ik van overtuigd - zagen het conflict met De Graaff toch als een 'ongeneeslijke ziekte', waar geen kruid tegen gewas sen was", verklaarde hij later. Ook al behaalde Verkerk in 1967 onder de Graaff zijn grootste successen (Europees kampioen en prolongatie van de wereldtitel in Bislet): alle credits gingen naar Huiskes. De rijders teerden dat seizoen nog op het werk van hun geliefde coach. De omstandigheden waaronder Verkerk in het Finse Lahti zijn enige Europese titel pakte, tarten de verbeel ding in dit tijdperk met overdekte kunstijsbanen. De wedstrijden werden verreden bij een temperatuur, die schommelde tussen de 25 en 30 graden Celsius onder Kees Verkerk. Hij zaaide graag verwarring met een terloopse opmerking tegen een buitenlandse ploeg of speelde 'verstoppertje' FOTO ARCHIEF CEES ZORN nul. Smekende rijders drongen met succes aan op inkor ting van de tien kilometer tot drie kilometer. Maar de be slissende slag had Verkerk op dat moment al geslagen. 'Boerenslim' als hij was, wachtte Verkerk op de 1500 me ter lang, heel lang, alvorens hij de warme kachel verliet. Zijn enige concurrent, Valery Kaplan, stond al een tijdje buiten te vernikkelen. Op het moment dat de verkleum de Rus naar binnen wilde gaan, stapte de nog 'warme' Verkerk naar buiten. Kaplan was kansloos. De Puttershoeker hield wel van psychologische spelle tjes. Hij zaaide graag verwarring met een terloopse op merking tegen een buitenlandse ploeg of speelde 'ver stoppertje'. En op het gewonnen WK van Bislet presteer de hij het op de tien kilometer om pas na het sein 'op uw plaatsen' op Fred Anton Maier af te rijden en hem een goede rit toe te wensen. Ard Schenk reageerde destijds in het weekblad Nieuwe Revu: „Als hij heel in de verte een verkoudheid voelt opkomen, zegt hij wel vijf keer op een dag dat hij verkouden is, en dat zegt hij niet fluisterend. Natuurlijk, er zal wel een grond van waarheid in zitten, maar ondertussen is de wedstrijd al begonnen voordat we op het ijs staan." De Noren spraken zelfs over de Verkerk-ziekte', en vader Pleun zei eens over zijn zoon: „Een lieverdje is hij nooit geweest." Een jaar na Bislet schreef Kees Verkerk geschiedenis door als eerste Nederlander olympisch schaatskampioen te worden. Voor het chaotisch georganiseerde toernooi in Grenoble zat hij vol twijfels. Een blessure, ziekte en de vertroebelde relatie met De Graaff hadden zijn zelfver trouwen geen goed gedaan. Toch stond de veelvoudig nationaal kampioen er op het beslissende moment. Ge tergd door het minimale verlies op de vijf kilometer te gen Fred Anton Maier, waardoor hij met zilver genoegen moest nemen, nam hij een dag later op de 1500 meter revanche. Hij wees Ard Schenk en Ivar Eriksen (gedeeld tweede) met een verschil van 1,6 seconde terug. Dat hoogtepunt was tevens zijn laatste. Een jaar later brak het tijdperk-Schenk aan. Misschien was dat wel een di rect gevolg van het feit, dat trainer Leen Pfrommer be sloot om Schenk en Verkerk niet meer samen op een ka mer te laten slapen. „Kees had nu eenmaal een vrij grote invloed op Ard. Met opmerkingen probeerde hij Ard uit balans te halen. Zo zei hij ooit tegen hem: 'Ik ben be nieuwd wie tweede wordt, Jan Bols of jij'. Ervan uitgaan de dat hij eerste zou worden. Ik had daar als coach last van. Ard functioneerde daardoor niet goed. Kees vond het niet leuk dat ik hen uit elkaar haalde. Daardoor ver loor hij het vertrouwen in mij. Kees wilde nu eenmaal de primus inter pares zijn", blikt Pfrommer terug. Na de succesjaren stortte Verkerk zich samen met maatje Ard in 1973 in een professioneel avontuur. De hereniging met coach Anton Huiskes was een feit, 'maar het avontuur liep uit op een teleurstelling. Dat beteken de het einde van zijn carrière. Hij werd coach van de Zweedse ploeg en vestigde zich later in Noorwegen, waar hij in Hamresanden samen met zijn vrouw Sally een ap partementenhotel heeft. Voor zijn gasten speelt de muzi kale Verkerk nog steeds Hollandse deuntjes op het orgel. En na schaatsen is golf nu zijn grote passie. y ff' Topsporters^ deze eeuü Honderd jaar sport, hon jaar prestaties van forti, Tijd voor het maken van» verbiddelijke ranglijst. M de beste Nederlandse topq van deze eeuw? Gedurende het hele jaat\ elke week op deze plaau sportfiguur geportrettee van de redactie een plaai\ gekregen in de top 5( 'ijl vort ijln nat ov lh 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. Kees Verkerk 43. Piet van de Pol 44. Ellen van Lang ..Jt 45. Gianni Rommc - 46. Marcel Wouda; 47. BokdeKorver_ 48. Rein de Waal 49. Bep van Klavei telle 50. lustGöbel f. Di 95; en c m lam lerh lub lilcr. rdei p gri fran Vas i \lieg tec) (Vervolg van voorpagina) Van de kritiek die je op Reve in Leiden hoor de, namelijk dat hij te kort schoot in het stimuleren van studenten, heb ik daarom nooit iets begrepen. Je zou hooguit kunnen zeggen dat rijn methode niet voor iedereen geschikt was. Talloos waren de momenten waarop hij tijdens rijn colleges op een bepaald verschijnsel wees, een interes sante vraag opwierp en dan terloops opmerkte: 'Dat is een aardig probleem, dat zou iemand eens moeten uit zoeken'. Als ik terugblader in mijn collegeaantekenin gen kom ik die opmerkingen weer tegen. De meeste van die scripties rijn nog steeds ongeschreven. Rechtstreeks een student een scriptieonderwerp aan de hand doen, dat vond hij moeilijk. Iets in rijn per soonlijkheid verzette zich daar tegen. Bemoeizuchtig had hij het gevonden om je iets op te dringen, dwinge landij om je een onderwerp op te geven. Daarvoor was hem de academische vrijheid te dierbaar. Zij bestond voor hem ook uit het vrijlaten van zijn studenten. Zo heeft hij zich ook altijd heftig verzet tegen het verplicht stellen van colleges. Het was rijn taak ons te boeien en enthousiasme voor het vak bij te brengen, het was onze vrijheid om naar hem te komen luisteren of niet. Zijn weigerachtigheid je iets op te dringen had niets met gemakzucht te maken. Als je hem vroeg naar iets te kijken, om het even of dat nu een vertaling was die je gemaakt had of een opzetje voor een tijdschriftartikel, dan deed hij dat met plezier en uiterst zorgvuldig, al was het alleen maar omdat hij het leuk vond je op fou ten te betrappen. De raad waarmee hij kwam was altijd simpel, maar zette je wel op het juiste spoor. 'Je onder werp is misschien wat beperkt, heb je wel eens overwo gen er een andere schrijver bij te nemen die ook dat soort dingen doet. Je zou eens kunnen kijken naar die en die'. Zo'n gesprekje duurde hooguit vijf minuten, maar was voor wie er gevoelig voor was erg nuttig. Ik heb ze altijd veel zinniger gevonden dan de zogenaam de scriptiebegeleiding waar je in andere vakgroepen wel van hoorde. Daar leerden studenten zo'n ding theo retisch opzetten, dat je eerst moet beschrijven wat je gaat onderzoeken, dat vervolgens onderzoekt en daar dan weer hoofdstukjes over schrijft die je 2.4 en 2.4 sub 3 noemt. En daar moesten ze dan weer iedere week op een spreekuur verslag van komen doen. Zo'n aanpak was niets voor Reve, hij zou het zonde gevonden hebben van zijn en onze tijd. Hij stelde zich op het standpunt dat het om te leren hoe je zoiets als een scriptie moet aanpakken voldoende was een keer een degelijk handboek of artikel in een wetenschappe lijk tijdschrift te bestuderen. Dat soort opdrachten kre gen we bij de literatuurtentamens van het eerste, twee de en derde jaar. Wie het op die manier niet oppikte, zou het vermoedelijk nooit leren. Wat Reve niet kon was iemand prijzen. Als hij zei dat iemand iets wel aardig gedaan had, dan was dat het hoogst denkbare compliment. Ook was hij niet goed in staat je te laten blijken of hij iets in je zag. Hij heeft nooit tegen een student gezegd 'Dat was een aardig on derzoek, zou je daar niet op willen promoveren?' Hij zou dat onbescheiden gevonden hebben, of je wou pro moveren was niet zijn zaak, dat moest je zelf weten. Dat werd hem in Leiden wel kwalijk genomen, hij zorgde niet voor Nachwuchs was het verwijt. Dan ziet men het grote aantal vertalers dat hij heeft afgeleverd over het hoofd, maar iets kun je je er toch bij voorstellen. Zijn op volging heeft grote problemen gegeven. Het allerbelangrijkste leerde je terloops. Wat je van hem leren kon was helder denken, ontzag voor het woord en een gezond wantrouwen jegens gevestigde opinies. Wat hij je bijbracht was je altijd af te vragen of het ook waar was wat iemand beweerde - of wat je zelf opschreef. En daarbij autoriteiten vooral niet te ontzien. Daarnaast bezit hij de geweldige kracht van wat ik het er naast durven denken zou willen noemen. Het vermogen om ondanks alles wat iedereen altijd al over een onder werp beweerd heeft een andere gedachtengang te dur ven volgen die de zaken omkeert en dan te kijken of het allemaal nog klopt. Iets van dit onafhankelijke denken wist hij op zijn studenten over te brengen. Reve had de gewoonte om studenten te vragen uit te kijken naar bepaalde verschijnselen in de literatuur. 'Als een van jullie ooit nog zo'n geval van verdubbeling - we hadden het over het duo Dobtsjinski en Bobtsjinski in De revisor - tegenkomt, dan houd ik mij aanbevolen'. Of 'Hier laat Poesjkin zijn kermissen door het boek wande len, als jullie dat bij tijdgenoten van hem aantreffen, dan hoor ik het graag'. Ik geloof niet dat veel studenten zich ooit met zo'n geval bij hem gemeld hebben. Laatst moest ik daar weer aan denken naar aanleiding van een bijeenkomst van het Amsterdamse slavistendis puut Beseda. Reve hield er een lezing over Jakov Rapo- ports boek Het dokterscomplot. In dat boek vertelt Rapo- port dat tijdens de campagne tegen het kosmopolitisme het portret van de componist Mendelssohn uit de Grote Zaal van het Moskouse conservatorium werd verwijderd. Er voor in de plaats hing men een portret van Dargo- myzjski. Dat deed Reve denken aan het Amsterdamse Concertgebouw waar in '40-'45 de naamplaquette van dezelfde Mendelssohn door de bezetter werd wegge haald. Na de oorlog is Mendelssohn weer in de Amster damse Grote Zaal teruggekeerd en of dat nou in Moskou ook gebeurd was, zo vroeg Reve zich af. Ik ben voor hem gaan kijken. Dargomyzjski hangt er nog steeds. SJIFRA HERSCHBERG De auteur is slaviste en publiciste en werkt als correspondente in Moskou voor de NOS-radio.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 56