'Toevallige'
ontmoetingen
met de nieuwe
burgemeester
7
931
ZATERDAG 20 FEBRUARI 1999
ijn vrouw Roely staat om 14.00 al bui-
j ten op het Stadhuisplein, maar van de
burgemeester nog geen spoor. Hij is
z'n fietsbroek aan het aantrekken, verklaart ze en
daarom loopt het even aan. Als hij - het zij hem
vergeven - een minuutje te laat naar buiten
treedt, is het eerste dat opvalt niet die ribfluwelen
broek en dito informele trui, maar zijn postuur.
We kennen hem van de foto, nog niet in het echt.
De associatie was: een grijze, rijzige man, type
Hans van der Broek. In werkelijkheid is hij kleiner
dan gedacht. Hij heeft niet de bulk van zijn voor
ganger. Ook niet, dat zal verder die middag blij
ken, dat extroverte, dat breedsprakige van Goe-
koop die verbaal overal uit de voeten kon. Zijn
uitstraling is die van een rustige, bescheiden en
vriendelijke man die vooral goed luistert. In dit
stadium, dat wordt snel duidelijk, hoef je van Jan
Postma nog geen spectaculaire uitspraken te ver
wachten - zo die er ooit komen. Hij is van Gro
ningen. niet van Amsterdam, vandaar. Vrouwlief
gaat op huizenjacht, krijgt zoenen op beide wan
gen en is vertrokken. Wij gaan ook op weg.
Jan Postma bezoekt de Pieterskerk. Directeur Ton Boon vertelt hem over het pas gerestaureerde Van Hager-
beer-orgel
In de Pieterskerk gaan we op zoek naar het graf
van zijn illustere voorganger, burgemeester Van
der Werff. „Tevergeefse moeite", lacht directeur
Ton Boon, „die ligt begraven in de Hooglandse
Kerk." Ook Boon is vanwege afspraken iets ver
laat, maar maakt de verloren tijd in no-time goed
door bijna sneller te praten dan het geluid. Hij
heeft een paar prachtige anekdotes, bijvoorbeeld
over het multi-functionele gebruik van kerken.
Dat is niet iets van vandaag, nu dat praktisch
noodzaak is geworden om zulke enorme gebou
wen in stand te houden. „Welnee", zegt hij. „In
de Middeleeuwen was de kerk letterlijk een door
gangshuis. Daar werd gehandeld, daar speelden
kinderen. De pilaren waren tot een meter hoog
geteerd. Omdat de urine van de mannen die er
tegenaan plasten anders de zuilen zou aantas
ten." Postma trekt een vies gezicht. Vraagt waar
om die kathedralen altijd zo hoog moesten zijn.
„Kwestie van prestige", antwoordt Boon. „Hoe
groter, hoe hoger de kerk, hoe meer aanzien voor
de stad. Wat dat betreft zit u hier wel goed. We
hebben een paar flinke in Leiden."
14.29
Het is vier graden boven nul, maar midden op het
plein van de Beestenmarkt heeft Peter Labruyere
een tafel met vier terrasstoelen gereserveerd. Er
schijnt een lauw zonnetje. Op de voorgrond een
kruiwagen met bloemen, op de achtergrond een
oude Harley Davidson waaraan een vlag met het
Leidse wapen wappert. Een ober serveert thee
met koek. Jan Postma is onder de indruk, ook van
de klompjes in de woeste baard van Peet Lap. De
burgemeester raakt nog meer onder de indruk als
Labruyere in een bevlogen monoloog verzeild
raakt waaraan geen einde lijkt te komen. De win
kelier, man van het Stads- en Parkeerplan, verte
genwoordiger van de SOL, initiatiefnemer van de
activiteiten op de Beestenmarkt en wat dies alle
maal meer zij. zwaait met zijn handen, spreekt
met zijn lichaam, tovert plannen uit de hoge
hoed en goochelt met miljoenen alsof het niks is.
In een kwartier passeert de hele binnenstadspro-
blematiek van de afgelopen eeuw en de toe
komstvisie voor de komende decennia de revue.
Informatie om van te duizelen en dat is wat Post
ma ook doet. Dan haalt de immer grijnzende La
bruyere nog een keer diep adem en zegt: „Kort
om burgemeester, we hebben hier een waanzin
nig mooie stad. Nu nog een ziel erin pompen. En
dat is precies, wat u hier de komende jaren gaat
doen."
Na dit dwingend advies en nog een ferme klap op
de schouders laat hij de burgemeester weer gaan.
Die haalt opgelucht adem en stapt op zijn fiets.
„Interessante figuur", mompelt hij als we richting
station rijden. Als gewezen secretaris-generaal
van het ministerie van financiën weet hij - wat
geld aangaat - van de hoed en de rand. Hij heeft
in die 18 jaar ministers zien komen en gaan. Maar
zoals Peter Labruyere het ziet, zo moet hij beken
nen, heeft hij het nog nooit bekeken. Het lijkt al
lemaal zo eenvoudig.
15.00 uur
Het AZL kent hij niet, maar dat kan kloppen. „Het
heet toch tegenwoordig anders", corrigeert hij.
Inderdaad, maar LUMC ligt bij de Leidenaar nog
niet bepaald voor op de tong. „Kwestie van tijd",
meent voorlichter Dirk Ketting die beneden in de
imposante hal de nieuwe voorman opwacht. „Ik
heb begrepen dat u binnenkort met de raad van
Bestuur praat en dan kunnen we ook een com
pleet toertje maken. Ik heb wel wat cijfers. Het
LUMC is de grootste werkgever van de stad met
ongeveer 7000 medewerkers. Per jaar hebben we
20.000 opnames en ongeveer 400.000 afspraken
bij specialisten. De nieuwbouw is twee jaar gele
den geopend maar we zijn al weer aardig uit ons
jasje aan het groeien. Nee, het LUMC is niet het
grootste ziekenhuis van Nederland, maar na Am
sterdam, Utrecht en Groningen het vierde. De
band met de universiteit is van oudsher groot. Als
het goed is verschijnt binnenkort op ons terrein
de medische faculteit."
De burgemeester is zeer geinteresseerd. Hij
vraagt Ketting naar specialismen (immunologie,
transplantaties), afstemmingen en samenwer
kingsverbanden met andere academische zieken
huizen. „Die zijn er, zeker. Maar er is ook rivali
teit onderling." Een goede zaak, meent Postma.
„Dat bevordert alleen maar de kwaliteit van de
gezondheidszorg. Heel belangrijk."
Weer buiten wijst hij naar het achterliggende Na-
turalis. „Ben ik geweest. Prachtig, modern muse
um. Leiden heeft trouwens mooie musea. Ze zou
den wat meer moeten samenwerken, zich als
eenheid moeten profileren in een folder. Ik denk
dat dat naar buiten toe bijzonder goed te verko
pen is."
15.30 uur
Precies op schema arriveert de burgemeester bij
het Diaconaal Centrum van dominee Anton
Dronkers waar twee politieagenten net op dat
moment een splinternieuwe mountainbike uit
het opvangcentrum dragen. Jacqueline Schoon-
water. naaste medewerker van de dominee,
schrikt als ze hoort dat we op de fiets zijn. „Daar
zal ik even een mannetje bij zetten, voor de bewa
king", verontschuldigt ze zich. Postma knikt in
stemmend. Hij rijdt op een geleend karretje. Het
licht daarvan mag het dan wel niet doen, maar
geheid en vast dat wethouder Alexander Pecht-
hold zijn vervoermiddel straks gaarne terugziet.
In buurthuis 't Spoortje is het wijkcomité verbaasd over de snelle reactie van de burgemeester op de uitnodi-
Jan Postma maakt een fietstochtje door de stad ging om eens langs te komen Het ligt iets anders maar dat mag de pret niet drukken
Iedereen die in Leiden iets te betekenen heeft, ergens voorstaat of
anderen vertegen woordigt, wil de nieuwe burgemeester een handje
geven. Als hij op alle uitnodigingen ingaat, is hij twee maanden aan
een stuk zoet, zo hoog is de stapel nu al. Daarom denkt Jan Postma er
sterk over om die ontmoetingen maar over een heel ambtsjaar uit te
spreiden. Zodat hij voor iedereen tijd heeft en tussendoor toch nog tijd
over houdt om zich zijn nieuwe stiel eigen te maken. Een loffelijk
streven, alleen duurt dat wat te lang. HetLeidsch Dagblad nodigde de
vorige week geïnstalleerde burgervader daarom uit voor een fietstochtje
door de stad, met daarin opgenomen een aantal niet geheel toevallige
'ontmoetingen'. Toch wel benieuwd, gaf Leidens' eerste man gaarne
gehoor aan die uitnodiging.
De dominee, een net zo rustige en kalme man als
Postma zelf, verhaalt over de geschiedenis van de
Bakkerij die een eeuwenlange traditie heeft voor
wat betreft hulp aan de minder bedeelden van de
maatschappij. Hij wijst op de oven waarin vroe
ger het brood voor de arme bevolking van Leiden
werd gebakken. Tegenwoordig herbergt het enor
me complex in het hartje van de stad aan de Ou
de Rijn een twintigtal organisaties die zich zonder
uitzondering met het verstrekken van hulp aan
daklozen, vluchtelingen en andere behoeftigen
bezighouden. Aan het slot van zijn betoog hoopt
de dominee de nieuwe burgervader snel terug te
zien. „Want er valt", zo zegt hij met een veelbete-
kend lachje, „nog wel het een en ander te regelen
voor de Diaconie waarvoor zoveel vrijwilligers
zich inspannen." Postma belooft het plechtig.
„De dominee is", zo zegt hij buiten, „duidelijk en
recht door zee. Daar houd ik wel van. Dat is mijn
stijl."
16.01 uur
In 't Spoortje, buurthuis van Leiden-Noord, zit
een delegatie van tien man/vrouw klaar om de
Prof. Willem Otterspeer doceert. Jan Postma luistert. Boven hun hoofden toetsen beroemde doch strenge
hoogleraren het waarheidsgehalte van het betoog. fotos loek zuiderduyn
burgemeester te ontvangen. Die was even daar
voor bijna door rood licht gereden, maar keerde
haastig op zijn schreden terug, want: „Als baas
van de politie kan je dat natuurlijk niet maken."
Bram Groeneweg doet namens het wijkcomité De
Kooi het woord. Hij schetst het beeld van het
aandachtsgebied Noord waar de verwachtingen
over de sociale vernieuwing hooggespannen zijn.
Hij betreurt het ontbreken van een allochtoon in
het gezelschap, omc^at buitenlanders toch 15 pro
cent van de bevolking hier uitmaken en dus een
belangrijke doelgroep vormen. In een notendop
verhaalt hij over de problematiek en de samen
werking met andere grote steden. Hij stipt de vei
ligheid op straat aan, het toenemend gebruik van
drugs. „U ziet, we hebben heel wat wensen. We
zijn daarom ook bijzonder verguld met uw snelle
komst."
Postma citeert op zijn beurt uit zijn allereerste
toespraak in Leiden. „Ik pleit voor onderling en
wederzijds respect." Dat het daaraan vandaag de
dag nogal eens mankeert, heeft Lies Hoogervorst
aan den lijve ondervonden. Betraand is ze zojuist
teruggekeerd van kerkhof Zijlpoort waar een aan
tal onverlaten een twintigtal graven heeft geruï
neerd - nee, gelukkig niet dat van haar man. Ze
heeft nog net voldoende moed overgehouden om
Jan Postma een fles Leids Grachtenwater aan te
bieden. Onder de indruk verlaat de burgemeester
het pand.
16.30 uur
Langs het voormalige studentenhuis van zijn
dochter („Daarom ken ik Leiden al redelijk goed,
ik ben vaak vanuit mijn woonplaats Den Haag bij
haar op visite geweest") belanden we op de
Hoogstraat, op de splitsing van de Rijn waar het
zo rond 900 met Leiden allemaal is begonnen. In
een mupi staart het conterfeitsel van Van Swa-
nenburg hem aan. Hij kent zijn vroege voorgan
ger, die naast burgemeester ook schilder was, en
is naar de expositie van diens zeventiende eeuw-
se werken in de Lakenhal geweest. „Dat was on
geveer een week voor mijn benoeming. Ik zei te
gen mijn vrouw: zullen we naar Leiden gaan. Zij
zegt: ik wil dat woord niet meer horen. De proce
dure liep al maanden en ze was het getreuzel on
derhand zat. Ik bén toch maar gegaan.
Na die opmerkelijke ontboezeming snelt Chris
Verplancke toe, de voorzitter van de ambulante
handel. Hij legt in het kort het verband uit tussen
het ontstaan van de stad en de handel die daar
onlosmakelijk mee verbonden was en is. De ont
wikkeling van het Aalmarktgebied, de ontsluiting
van de marktroute en de verbinding tussen Haar
lemmerstraat en Breestraat is voor Verplancke ge
sneden koek. „Mooi plan", beaamt Postma. Die
ooit in de race was voor het burgemeesterschap
van Delft, maar hier op de Visbrug onverholen
toegeeft dat Leiden hem nader aan het hart ligt.
„Ja, ik had mijn zinnen op deze stad gezet. Er is
veel te doen. Ik zie het hier helemaal zitten."
17.00 uur
„Weg met die fietsen op de binnenplaats", veror
donneert de concierge van het Academiegebouw
van de universiteit. Hij heeft gelijk, we zetten ze
buiten op het Rapenburg. Pas als prof. dr. Willem
Otterspeer de nieuwe burgemeester hartelijk be
groet, ziet de man zijn fout in. Terug die fietsen,
wil hij nu en ondanks het bezwerende 'laat maar'
van Postma, gaat hij op zijn strepen staan. Die
fietsen moeten hoe dan ook terug naar het bin
nenplein. Een burgemeester laat je toch niet in de
kou staan. En zijn fiets ook niet.
Na dit grappige intermezzo en duizenden excuses
gaat de prof voor. Hij is de man van de historie^
weet alles van de Academie en verhaalt in fraaie
bewoordingen de intrigrerende geschiedenis van
het gebouw, zijn hoogleraren en hun pupillen
door de eeuwen heen. De econoom Jan Postma
hangt aan zijn lippen, hier is de oud-student aan
de universiteit van Groningen voor gekomen.
„Maar hoe kwam Leiden nou precies aan zijn
universiteit?", wil hij weten, „want daar hoor je
hele verschillende verhalen over." „Hou het er
maar op dat het als schadeloosstelling gold voor
de dappere houding tijdens het beleg van de
Spanjaarden", antwoordt de prof, schrijver van
het boek over Bolland, waarmee de burgemeester
hem nog complimenteert. Als dank rollen de na
men, cijfers en anekdoten door het zweetkamer
tje („Hier ergens moet ook de handtekening van
mijn dochter staan, ik weet alleen niet waar") en
de senaatskamer. Bijna opgetogen stapt Postma
een half uur later de regen weer in. Het zoveelste
'sorry' van de bode gaat volledig langs hem heen.
17.35 uur
In café L'Esperance blijkt dat er toch nog een
overeenkomst bestaat tussen Postma en zijn
voorganger Goekoop: het tempo van bierdrinken
ligt net zo hoog. Verschil is weer dat de nieuwe
man veel sneller ophoudt, na drie fluitjes om pre
cies te zijn. In de tussentijd heeft eigenaresse
Mieke Huynink-Goejee hem de fotogalerij laten
zien waarop de Oranjes prijken en verder minis
ters en andere kopstukken die het uit 1814 date
rende café al dan niet in htm studietijd frequen
teerden. „Maar nu iets over huizen." Jan Postma
gooit zijn wens om zo snel mogelijk in Leiden te
konten wonen op de stamtafel. Wat hem betreft
het liefst al volgende week. „Dat zal niet meeval
len". meent Greetje van Gruting, ex-raadslid van
de WD, die is aangeschoven. „Een burgemeester
moet natuurlijk wel een beetje op stand wonen.
Maar de prijzen hier in de binnenstad zijn exorbi
tant hoog." Ze kan het weten, want ze woont zelf
op het Rapenburg. „Onder het miljoen kom je
hier niet terecht."
Aan z'n gezicht is te zien dat het hem tegenvalt.
Maar wie weet heeft zijn vrouw thuis beter
nieuws van het huizenfront. Hij besluit op te
stappen. Het is 18.10 uur. Hoogste tijd voor de
laatste ronde.
AD VAN KAAM
Handel en wandel op de Visbrug. Chris Verplancke weet zeker dat koopmanschap de basis vormde voor het
ontstaan en de ontwikkeling van de stad Leiden.