Moge het carillon nog talloze malen opklinken Leiden Regio Lantaarn duikt onder STADSGEZICHT iTERDAG 20 FEBRUARI 1999 CHEF WIM WEGMAN. 071-5356414. PLV.-CHEF HERMAN JOUSTRA, 071 -5356430 en ramp voor Leiden en voor geheel ons land', kopte jj et Leidsch Dagblad op 12 februari 1929, enkele uren nadat een felle brand het stadhuis voor het grootste deel in de as had gelegd. Het fraaie gebouw moest bijna vanaf de grond weer worden opgebouwd. Nu, zeventig jaar later, staat het stadhuis opnieuw in de steigers voor een grondige verbouwing. Maar de herinnering aan het oude stadhuis en de brand zijn J ng steeds springlevend. Want ook al zijn veel mensen die de catastrofe destijds hebben aanschouwd overleden, veel verhalen en foto's zijn goed bewaard gebleven. In een korte serie besteedt het Leidsch igblad - vooral aan de hand van oude foto's en oude artikelen - aandacht aan de brand, de verschillende ntwerpen voor een nieuw stadhuis, die een paar jaar na de ramp werden gespresenteerd, en de wederopbouw. Vandaag de laatste aflevering: het carillon. speelt het carillon in de I :dse stadhuistoren nog u chts bescheiden deuntjes, u sen het geraas van het ver- t eren het geroezemoes van j twinkelende publiek. Maar bescheiden en klein als zijn d vandaag de dag is, zo groot meeslepend is zijn geschie- nis in deze eeuw. Tot twee I ial toe sneuvelen de klokken ,j iklokjes door bruut geweld. ïor natuur en mensenhan- Om evenzovele malen ier glanzend en galmend te il te keren in de stadhuisto- jtdank aan de Leidse bur rs. Want het is vooral dankzij n daadkracht, en niet zozeer jvan het stadsbestuur, dat de onzen klanken ook nu nog eds boven de stad zweven. Zeker in 1929 zijn de Leidena- ren dol op hun carillon. Ook al is het carillon hoogbejaard - een zekere Hemony goot de klokken aan het eind van de ze ventiende eeuw - het is met zijn overanderd frisse klank duide lijk hoorbaar. Elke dag weer. Ver boven het geknars van de trams en het geratel van de kar ren uit. Groot is dan ook de ontzetting als de klokken bij de stadhuisbrand sneuvelen. Bei erend en wel, door de hete, op stijgende luchtstroom die het vuur veroorzaakt. De ontzetting is niet minder groot in de jaren na de brand, wanneer blijkt dat in architect Blaauws plan voor een nieuw stadhuis geen plaatsje is inge ruimd voor een carillon. Het ontwerp mag op zich dan nog zo mooi zijn, maar Leiden en een stil stadhuis - dat gaat niet samen. Over het hoe en waar om kunnen de vele teleurge stelde Leidenaars slechts gis sen. Uit geldgebrek, zo wil één van de geruchten. Maar de wer kelijke reden wordt niet duide lijk. Geen gemeentebestuurder die zich daarover uiüaat. Ook de krant, toch dikwijls een be langrijke bron van informatie, zwijgt in alle talen over de re den. Daarom richten enkele Leide naars het Carillon-Comité op, dat via tal van inzamelingen het benodigde geld, ruim 30.000 gulden, voor de aanschaf van een nieuw carillon bijeen weet te brengen. Groot is de blijd schap wanneer het carillon in oktober 1940, twee maanden voor de officiële opening van het nieuwe stadhuis, een paar proefstukjes speelt. Een licht puntje, vlak na de verraderlijke inval van de Duitsers. Zo schrijft het Leidsch 1 'Dezer dagen tinkelden als van ouds voor het eerst weer ernsti ge en vroolijke wijsjes van den toren van ons Leidsch Stadhuis door het luchtruim: het Carillon werd beproefd, evenals het me chanische speelwerk, dat op bepaalde tijdstippen in werking zal treden en den tijd voor hen, die hun horloge vergaten, pre cies zal aanduiden. Men kijkt in de Breestraat of elders in de omgeving omhoog naar den ranken torenspits en legt het oor te luisteren: vertrouwde klanken zijn het uit tijden van weleer, die men gaarne hoort en herinneringen oproepen aan lang vervlogen jaren'. Lang duurt het 'vroolijke getin kel' niet. De Duitse bezetter sloopt bijna alle klokken in maart 1943 uit de stadhuistoren om ze om te smelten. Van de 47 kelken blijven er maar vier ach ter, waaronder het zwaarste exemplaar dat liefst 5500 kilo weegt. Het is nu de 3-October Vereni ging die kort na de oorlog het initiatief neemt tot het houden van een inzameling voor weer een nieuw carillon. Een initia tief dat de rest van de Leidse burgerij op waarde schat. Het geld stroomt binnen. Bij de vie ring op 2 oktober neemt Leiden dit carillon officieel in gebruik. Een bijzonder emotioneel mo ment lezen we in het Leidsch Dagblad. 'Het Stadhuisplein liep al vroeg vol van belangstel lenden. Ook de wandelgangen, de genodigden het ge zicht hebben op het Stadhuis plein vulden zich. De spanning nam toe: men voelde dat in drukwekkende ogenblikken op komst waren! De klokken zou den, na de Duitse roof, voor het eerst weer beieren en tinkelen van de hoge toren, zij zouden trots getuigen van de ferme vastberadenheid en het door zettingsvermogen om het ge- stolene weer een gerechte plaats in Leidens centrum te hergeven en er zou grote dank baarheid zijn voor dit wellui dend geschenk uit den hoge! Een historisch ogenblik, waard om in de geschiedenis van Lei den een ereplaats te verkrijgen, was aangebroken!' 'Daar beierden reeds de eerste klanken van het Wilhelmus over de hoofden der scharen Leidse luisterenden. Het was alsof één ogenblik de harten stilstonden, toen daar dat oude, fiere Wilhelmus onder Heerings (de toenmalige beiaardier, red.) hand omlaag gestrooid werd en breed uitzwol over huizen, plei nen en grachten van een stad, wier inwoners naar dit plechti ge moment verlangd hadden. Want dit toch betekende de be zegeling van het wegvagen van in oorlogstijd begaan groot on recht!' 'Met de hoofden ontbloot be luisterde men de helder door de lucht zwevende klanken, ge tuigende boden van herwon nen vrijheid. Nog korte ogen blikken luisterde men toe: het Wilhelmus was een grootse in zet geweest van een carillon concert waarvan het vervolg helaas te zeer door de schette rende klanken der muziekcorp sen vervaagde, dan dat er een gefundeerd oordeel over te ge ven ware! Maar dat Wilhelmus heeft ons tóch de overtuiging gegeven, dat Leiden weer in het bezit is van een mooi klinkend carillon, dat volkomen in over eenstemming is met de stijlvol le tradities onzer historische stad. Moge het nog talloze ma len onder Heerings handen op klinken, om te zingen van de overwinning op in gruwzame oorlogsjaren geslagen wonden, die in de loop der komende tij den haar langzame genezing zullen vinden! Nog de ganse avond stond daar de verlichte toren, mede als een hoge getui ge van deze overwinning, en tinkelende en tuimelde het ca- rillonspel over stad en inwo ners, die in blijde feeststem ming vereend waren!' -"•m Het hijsen van een van de nieuwe klokken, in 1939, vlak voor de oorlog. Vier jaar later sloopten de Duitsers bijna het hele carillon uit de toren. foto archief De vijfkoppige lantaarn op het Stadhuisplein, op de hoek met de Koornbrugsteeg en de Vis markt, is daar veel later ge plaatst dan de bedoeling is. Hoewel architect Blaauw de lantaarn, op een slanke bak stenen sokkel, al in 1933 schetst, duurt het tot 1951 voordat de Leidenaren hem in levenden lijve konden aan schouwen. Ook het Leidsch Dagblad ont dekt de lantaarn pas in 1951. De krant schrijft op 12 sep tember: 'Twee October 1951 wordt voor Leiden een bijzon dere dag. Een dag, waarop niet alleen het klingelende klokkenspel van het nieuwe Stadhuiscarillon zich voor het eerst zal laten horen, doch ook zal aan de avond van die dag voor het eerst een monu mentale lantaarn op het Stad huisplein worden ontstoken, nadat zij in een intieme bij eenkomst door het bestuur der 3-October Vereniging aan het Gemeentebestuur is aan geboden.' "Weinig Leidenaars zal het overigens bekend zijn, dat de ze lantaarn, door zeer bijzon dere omstandigheden thans een geschenk van de burgerij, reeds een geschiedenis achter de rug heeft en al in 1940, zij het gedemonteerd, in het Stadhuis aanwezig was. Reeds in de plannen, welke indertijd de bouwmeester van het Stad huis, wijlen architect C.J. Blaauw, ontwierp, was al reke ning gehouden met de plaat sing van een monumentale lantaarn aan de zijde van de Vismarkt. Zij werd dan ook besteld, in 1940 afgeleverd en tijdelijk opgeborgen in de Bur gerzaal. Merlei omstandighe den hebben er toe geleid, dat men niet is toegekomen aan de plaatsing van deze lan taarn, welke geheel van koper is vervaardigd.' 'Gevaar dreigde er eerst voor de lantaarn toen in de bezet tingsjaren allerlei geruchten de ronde deden over een op handen zijnde kopervorde ring. Men moest, zo oordeelde men op het Stadhuis, de lan taarn ldten onderduiken. En zo geschiedde. Op zekere dag was zij uit de Burgerzaal weg en vond de lantaarn 'n rustige schuilplaats achter oud-meu bilair in de kelder. Slechts en kelen was haar onderduik adres bekend. Mei 1945 brak aan... de lantaarn had de ko pervordering overleefd.' FOTO JAN SCHEERDER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 23