De man die zich geen vijanden kon veroorloven Buitenland TERDAG 6 FEBRUARI 1999 Vergevingsgezindheid van Jordaanse koning Hussein was legendarisch Doodziek keerde de Jordaanse koning Hussein midden januari in Amman terug. In de Amerikaanse Mayo-kliniek, waar hij zes maanden had gevochten tegen zijn kanker, hield hij het niet langer uit. Hij wilde orde op zaken stellen. De dood stond op zijn gezicht te lezen, maar hij wilde zijn volk en zijn familie duidelijk maken dat zijn levenstaak nog niet was volbracht. Fier rechtop, regen en kou trotserend in een open limousine, wuifde hij naar de honderdduizenden langs de straten. De volgende dag al sloeg de koorts toe. Zijn toestand verslechterde zó snel dat hij uiterste haast moest maken met de missie die hem terug naar zijn geliefde Jordanië had gedreven. Binnen een paar dagen werd duidelijk dat na de dood van de koning niet zijn ervaren broer Hassan, maar zijn oudste zoon Abdallah zou regeren over Jordanië. l was de ontrafeling van een lingsdrama van Shakespeari- Ise proporties. De brief waarin Ssein zijn broer en diens om- jng beschuldigde van machts- ïrte en intriges tijdens zijn zigheid, was ongewoon hard toon. Was Hassan niet 34 jaar zijn toegewijde plaatsver- ;er geweest? Er waren Jorda- die zich afvroegen of de ko niet te impulsief had gehan- Misschien had hij te veel jing gehecht aan de verhalen !hem in Amerika via zijn eigen trouwelingen bereikten, [iemand weet wat er die dagen ir het hoofd van de koning is [aan. Maar hij moet zich dich- dan ooit hebben gevoeld bij man die hij meer dan wie an- heeft bewonderd en liefge- zijn grootvader Abdallah, de pte koning van Jordanië. Zijn ns aan doodsverachting gren- ide koppigheid had Hussein t van een vreemde. Toen jallah op 19 juli 1951 vanuit iman in Jeruzalem arriveerde, rd hij van verschillende kanten fraarschuwd de volgende dag {tal niet naar de Aksa-moskee jaan. Er leefde ongewone on- t onder het volk. lezelfde raad kreeg hij de vol- ide vrijdagochtend nóg een van de Amerikaanse consul, ar een Hashemitische vorst, Is nazaat van de sharifs van kka en de profeet zelf, laat zich 1 zomaar weren uit een mos- Met zijn 15-jarige kleinzoon >sein aan zijn zijde betrad lallah vastberaden de Aksa, h uit de biddende menigte een B? Palestijn naar voren trad: pistoolschot maakte een ein- ïan het leven van de koning, lussein heeft het trauma van Jiioord op zijn grootvader al- met zich meegedragen. Mis- ien nog meer dan de wrede tó zelf waren het de reacties ;hcm schokten. In zijn in 1962 fChenen biografie Uneasy lies I Head schrijft hij dat hij op slag geen koning meer wilde wor den, toen hij merkte hoe de zoge naamde vrienden van zijn groot vader zich na diens dood tegen hem keerden. Hussein moet aan die tijd heb ben teruggedacht, toen hij in de Amerikaanse Mayo-kliniek van vertrouwelingen te horen kreeg wat zich afspeelde in Amman, waar zonen uit zijn vier huwelij ken en nazaten van zijn broers el kaar verdrongen om de lege troon, aangevuurd door hun ja loerse moeders. Toen zijn grootvader werd ver moord, was Hussein nog een kostschooljongen. De Jordaanse grondwet eiste dat hij zou wach ten met regeren tot hij 18 jaar zou worden. Zijn vader, Talal, leed aan schizofrenie en kon de taak niet aan. In 1953 begon het lange koningsschap van Hussein. Over het leger hoefde hij zich voorlopig geen zorgen te maken. Het Arabische Legioen stond nog onder commando van de Britse luitenant-generaal John Bagot Glubb ('Glubb Pasha'). Hussein zou later trouwen met Tina Gar diner, de dochter van één van Glubbs officieren. Zijn opvolger Abdallah is hun zoon. Het belangrijkste gevaar voor de jonge koning vormden inder tijd de ideeën van Gamal Abdel Nasser, die net in Egypte aan de macht was gekomen. Het was niet zozeer diens pan-arabisme dat Hussein tegenstond - hij was zelf een fervent arabisch nationa list - alswel diens gebrek aan rea liteitszin. Voor Nasser stond pan- arabisme gelijk aan politieke een heid, maar daar was Hussein het absoluut niet mee eens. Nassers nationalisme heeft volgens Hus sein de Arabische wereld alleen maar afgehouden van een gezon de economische ontwikkeling en van een oplossing voor de bran dende Palestijnse kwestie. Ondertussen zaten in de koffie huizen van Amman overigens wel de mannen gekluisterd aan hun transistorradio's, om maar niets te hoeven missen van Nassers opzwepende toespraken. Vooral jonge Palestijnse intellectuelen vormden de kern van de linkse oppositie in Jordanië, die werd gesteund door Egypte en Syrië. Zijn hele regeerperiode lang heeft Hussein moeten zoeken naar een evenwicht tussen de krachten die zijn bewind konden maken en breken. Als de druk van andere Arabische landen te groot werd, gaf hij de oppositie in eigen land een wat vrijere hand. Trad hij hard op tegen zijn tegenstan ders in Jordanië, dan leidde dat onvermijdelijk tot isolement in de Arabische wereld. In 1956 besloot Hussein dat het afgelopen moest zijn met de Brit se bemoeienis in zijn land. De Egyptische propaganda maakte dankbaar gebruik van het feit dat het Jordaanse leger onder com mando van buitenlanders stond. Toen zachte aanwijzingen niet hielpen, liet de minister-presi dent namens de koning onom wonden aan Gubb Pasha weten dat hij de volgende ochtend zijn biezen kon pakken. Hij kreeg een portret van de koning mee, gevat in een zilveren lijst met een be dankje voor bewezen diensten en Husseins handtekening. Husseins vergevingsgezindheid was legendarisch. Net als zijn grootvader koesterde hij nooit lang wrok tegen tegenstanders. Vijanden van wie hij de indruk had dat ze hun les hadden ge leerd, haalde hij terug uit de cel of uit ballingschap en bood ze een nieuwe, eervolle positie aan. Overigens niet alleen uit barm hartigheid, maar ook uit pure be rekening. Voor iemand die zich geen vijanden kan veroorloven, is een revanche-gevoel een dodelijk gevaar. In februari 1959 was de koning in de Verenigde Staten toen hem uit Amman het bericht bereikte dat twaalf officieren waren aan gehouden wegens een samen zwering. Het viel hem op dat ook de met hem mee gereisde waar nemend stafchef Sadek al-Shara'a zich verdacht begon te gedragen. Op de terugweg, tijdens een tus senstop in Londen, vroeg Shara'a of hij in de Britse hoofdstad mocht blijven. Hussein weigerde en liet hem bij aankomst in Am man arresteren. Hij werd ter dood veroordeeld, maar de ko ning zette de straf om in levens lang en liet hem uiteindelijk na 12 jaar vrij. Daarna benoemde hij hem tot directeur-generaal van het paspoortenbureau. In de loop van de jaren hebben Husseins vijanden zijn voedsel vergiftigd, zijn auto beschoten en zijn vliegtuig belaagd, maar steeds ontsnapte hij aan de dood. Zijn regime was het dichtst bij de val in 1970, toen Palestijnse fe- dayien (vrijheidsstrijders) de vluchtelingenkampen in Jordanië in autonome republieken veran derden. Onder druk van de om standigheden - na de desastreus verlopen juni-oorlog van 1967 moest Jordanië een nieuwe stroom Palestijnse vluchtelingen opnemen - had de koning zich te lankmoedig opgesteld. ,,We zijn allemaal vrijheidsstrijders", was zijn motto als hij tot de Palestij- nen sprak. Ondertussen had het aantal ongeregelde troepen in het land angstwekkende vormen aangeno men, niet alleen in de kampen maar ook op straat in Amman. De PLO, sinds 1969 onder Fatah-lei- der Yasser Arafat, onderhield nauwe banden met de linkse Jor daanse oppositie. Op 1 septem ber 1970 werd Husseins auto on der vuur genomen en nog geen week later voerde het marxisti sche Volksfront voor de Bevrij ding van Palestina (PFLP) een aantal spectaculaire vliegtuigka pingen uit. Toestellen van Swissair, TWA, PanAm en BOAC werden op een vliegstrip in de buurt van Amman opgeblazen. Fatah stelde zich achter de eisen van het PFLP, waaronder de vrijlating van Pa lestijnse gevangenen in het wes ten. De onvermijdelijk geworden strijd brak uit op 16 september. Tweehonderd Syrische tanks overschreden de Jordaanse grens en trokken zich pas terug toen Is raël zijn troepen in het noorden begon te versterken. Bij de ge vechten tussen het Jordaanse le ger en de Palestijnen vielen 3.400 doden. Een bestand zorgde tijdelijk voor rust, maar toen een aantal linkse groepen in de PLO voor stelde dat Jordanië bij Palestina moest worden gevoegd, was voor Hussein de maat vol. In maart zette zijn leger een nieuw offen sief in tegen de fedayien. De ge vechten duurden tot half juli, waarna wat er nog restte van de Palestijnse troepen het land moest verlaten. Husseins nachtmerrie was dat Israël in een nieuw conflict met de Palestijnen op de Westoever opnieuw een vluchtelingenpro bleem zou kunnen scheppen. Toen eind 1987 de Palestijnse op stand, de intifada, uitbrak, leek dat moment gekomen. In de zo mer van het volgende jaar ver klaarde Hussein in een televisie toespraak dat hij de verantwoor delijkheid voor de Westoever overdroeg,aan de PLO, als de eni ge vertegenwoordiger van het Pa lestijnse volk. „Jordanië is niet Palestina", zei hij. Terwijl de koning sprak, zwenkte de televisiecamera naar een portret van zijn overgrootva der, Sharif Hussein van Mekka, de leider van de Grote Arabische Opstand. De boodschap aan de kijkers was duidelijk. Hussein be schouwde zich als de erfgenaam van het Hashemitisch leiderschap dat de Arabieren destijds uit ei gen keuze en niet door dwang massaal hadden gevolgd. Zo zou het moeten blijven. Het verbreken van de band met de Westoever maakte voor Hus sein de weg vrij voor een nieuw beleid, met grotere democrati sche vrijheden. De economie bloeide op, maar die kreeg weer een zware slag te verwerken na de Golfoorlog, waarin Hussein wei gerde de kant te kiezen van de westerse en Arabische geallieer den. Hij had in de Iraaks-Iraanse oorlog Saddam Hussein gesteund en wilde niet tegen de pro-Iraak- se gevoelens van het volk ingaan. Het krediet dat hij na in de Golfoorlog in het westen had ver speeld, won hij snel weer terug in 1994, toen hij een vredesverdrag sloot met Israël. Dat was mogelijk geworden door het verbreken van de band met de Westoever en door de Oslo-akkoorden, waar door de Palestijnen niet langer bezwaar konden maken tegen een Israëlisch-Jordaanse toena dering. Het was de bekroning van een lange reeks geheime ontmoe tingen met vrijwel alle Israëlische leiders sinds het begin van de joodse staat. Onder de Israëlische bevolking is Hussein altijd opmerkelijk po pulair geweest. Zelfs in 1967, toen zijn leger Israël aanviel, bestond er een zeker begrip voor zijn pe nibele situatie. Na de vrede steeg zijn populariteit tot grote hoog ten. Het Israëlische publiek her innert zich vooral zijn ontroering bij de begrafenis van Yitzhak Ra bin, in 1995. Die ontroering was twee jaar la ter opnieuw zichtbaar, toen de koning op huisbezoek ging bij de ouders van zeven Israëlische meisjes die op een schoolreisje in het grensgebied door een Jor daanse soldaat waren doodge schoten. „Ik heb het gevoel dat ik een kind heb verloren", vertelde hij de rouwende ouders. „Ik hoop dat u mij zult beschouwen als een broeder en een lid van de fa milie." Het was een gebaar dat grote indruk maakte en dat ook bedoeld was voor de Jordaniërs, van wie velen de vrede met Israël nog altijd niet vertrouwden. In de 53 jaar van zijn zelfstandi ge bestaan is Jordanië een op merkelijk goed functionerend land geworden, ondanks de voortdurende spanning tussen de nationale staat en het Arabische nationalisme. Dat is in staatkun dig opzicht de verdienste van Hussein. Zijn land en een groot deel van de wereld zullen hem vooral gedenken als een charis matisch en humaan leider en als een onvermoeibaar strijder voor vrede in het Midden-Oosten. Hussein met zijn vader Tatal. foto reuters Hussein met de jonge kroonprins Abdallah. foto reuters Hussein tijdens een bezoek aan de Britse pre mier Tony Blair op 14 januari van dit jaar. foto epa Hussein met zijn bruid van 1978: de Ameri kaanse Lisa Halaby. foto epa Hussein als jonge r t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 9