Jerney Kaagman: weer een van de 'jongens' Ratten als mijnenjagers 934 ZATERDAG 6 FEBRUARI 1999 paar vergaderingen konden er ook nog wel bij en dus zei Jerney Kaagman 'ja' n de gemeente Leiden haar verzocht toe te treden tot een nieuwe commissie die moet adviseren over bijzondere projecten op cultureel gebied. Officieel is de ngeres van het vroegere Earth and Fire al sinds het begin van dit jaar lid maar ze weet nog altijd niet wat er precies van haar wordt verlangd. Ze zit daar paald niet over in. „Ik heb maar één voorwaarde gesteld. Ik wil er niet te veel I aan kwijt zijn. Maar die vijf vergaderingen per jaar, die zijn voor mij nog wel te behappen. In een zaal van de riante Hofstede Oud-Bussem in Naarden zetelt Noordzee FM waarvan de 51-jarige Kaagman de PR-manager is. Aan de andere tafels zijn inmiddels platenpluggers aange schoven. Ze praten als Brugman om de dj's van het in NL-pop grossierende commerciële radiostation tot airplay van nieuwe werkjes te bewegen. Het bewijs van Kaagmans stel ling dat het tijdperk voorbij is dat dj's bij voorbaat hun neus ophaalden voor Neder landse artiesten en dat pluggers niet eens meer moeite deden om ze op andere ge dachten te brengen, wordt ter plekke gele verd. „In het verleden vochten ze vooral op Radio 3 als leeuwen om de nieuwe singles van Toto, Michael Jackson en Madonna. Nu willen alle stations de Marco Borsato-pri- meur." Bij Noordzee FM heeft Kaagman de ople ving van de NL-pop van zeer nabij meege maakt. Sterker nog, zij ziet in de oprichting van het station een van de voornaamste oor zaken van die renaissance. Marco Borsato, Ilse Delange, Anouk, Total Touch en De Kast voeren maanden achtereen de hiüijsten aan en geven Céline Dion, Janet en Michael Jack son en hoe die buitenlandse artiesten ook al lemaal mogen hetenj het nakijken. Andere oorzaken voor deze altijd voor on mogelijk gehouden ontwikkeling, zijn vol gens Kaagman chauvinisme, de aanwezig heid van veel talent met doorzettingsvermo gen en de professionele marketing en be reidheid tot investeren van platenmaat schappijen. „Het eerste plaatje van Earth and Fire, 'Seasons', was een nummer 2-hit in Japan. Onze manager, Willem van Kooten, vond ons niet volwassen genoeg voor Japan. We kamen er ook pas later achter dat 'Sea sons' daar zo'n enorme hit was. Zoiets zou hedentendage heel anders gaan. Dan waren we gewoon klaargestoomd voor zo'n reis." Noordzee FM, dat in 1998 nog gewoon Radio Noordzee heette, heeft door de opmars van de NL-pop. naam, huisstijl en programme ring drastisch moeten wijzigen. Kaagman vertelt dat uit een grootscheepse enquête onder radioluisteraars naar voren kwam dat Zangeres lid van Leidse Iviescommissie culturele projecten het meer volkse muziekgenre en de nieuwe generatie popartiesten (Volumia, Anouk, Van Dik Hout, Romeo, Acda, Blof en de Munnik) elkaar niet in één pakket verdragen. „Met smartlappen stoot je jonge mensen af. We zouden alleen maar ouderen over houden en geen nieuwe doelgroepen mee aan ons station binden Zeker een commer cieel station bestaat bij de gratie van z'n be reik. Vandaar dat we de zaak hebben splitst. Noordzee FM richt zich op NL-pop Het motto daar is 'minder praten, meer mu ziek'. Radio Hollands Glorie, dat vorig jaar al is opgericht, is er voor het oudere deel van ons publiek en kent een hoog meezinggehal- te. Ik mag dit waarschijnlijk niet zeggen, ze ker niet als PR-manager, maar ik ben wel blij dat Noordzee is verlost van die smartlappen. Mijn hart gaat nu eenmaal uit naar popmu ziek." Kaagman denkt dat de gemeente Leiden haar bij de commissie wilde hebben vanwe ge haar deskundigheid op het gebied van de popmuziek. Die wereld kent ze van binnen en van buiten. Behalve boegbeeld van een der succesvolste Nederlandse groepen en spreekbuis van Noordzee FM, was Kaagman ook de oprichter en voorzitter van BV Pop, de vakorganisatie van popmuzikanten. Ze vervult daar nog altijd een bestuursfunctie. Ze acht haar kennis en ervaring groot genoeg om te beoordelen of het zinvol is of een bij de commissie aangemeld 'initiatief 'een flut project is of 'commerciële potentie heeft'. Samen met onder anderen astronoom Vincent Icke en striptekenaar Erik Schreurs beheert ze een pot van 300.000 gulden. Dat geld heeft de gemeente opzij gelegd voor ini tiatieven die zich aan de reguliere subsidie stromen onttrekken. Populair gezegd: uit dat potje van drie ton worden de onverwachte, spannende dingen betaald. Affiniteit met, of kennis van het Leidse cul turele leventje heeft ze niet. Weliswaar kwa men de leden van Earth and Fire uit Voor schoten, Leidschendam en Voorburg, 'maar dat is honderd jaar geleden', zegt Kaagman, die al jaren in Blaricum woont en met de Voorschotense tweelingbroers Gerard en Chris Koerts, de voornaamste componisten van Earth and Fire, slechts sporadisch contact heeft. Op Erik Schreurs na kent ze dan ook niet één van de andere com missieleden. „Maar ze kennen mij vast allemaal wel. Ik krijg zo vaak de groeten van mensen van wie ik niet eens wist dat ze bestonden. Ik vind het leuk om in Leiden nieuwe mensen te le ren kennen en om daar de vinger aan de pols te kunnen houden. Ik weet dat jullie een Schouwburg hebben en natuurlijk de Stadsgeengehoorzaal. Vooral het podiumgeluid was daar vroeger zeer slecht. Toch bewaar ik goede herinneringen aan onze concerten in de Stadsgehoorzaal. Dat waren thuiswedstrijden voor ons." Plot seling schiet haar de naam van Jan van der Plas te binnen. Ze kent hem vooral van Les Zazous maar ze weet ook dat hij momenteel voorzitter is van Leidens voornaamste pop podium, het Leids Vrijetijdscentrum (LVC). Daarmee is ze over Leiden uitgepraat. Herinneringen ophalen aan Earth and Fire is geen favoriete bezigheid van Jemey Kaag man. Niet omdat ze omziet in wrok, maar omdat ze niet zo'n 'terugblikker' is. „Het le ven gaat verder. Ik wil niet blijven steken in welke tijd dan ook." Toch moest ze onlangs verhalen uit de oude doos halen. Platen maatschappij Polydor heeft drie albums van Earth and Fire op cd uitgebracht, in een laaggeprijsd verzamelboxje, te weten 'Atlan tis' uit 1973, 'To the world of the future' uit 1975 en 'Gate to Infinity' uit 1977. Kaagman moest de hoesteksten verzorgen. Ook had ze medezeggenschap over de negen bonustracks die aan het geheel zijn toege voegd. Ze heeft haar verhaal opvallend zakelijk en weinig persoonlijk opgeschreven. Op de vraag hoe het was om weer naar Earth and Fire te luisteren, antwoordt ze: „Sommige dingen klonken schattig. Nee, dat bedoel ik niet ironisch. We waren zo naïef, we maak ten heel oorspronkelijke muziek. Ik kon ook horen dat we ons in vrij korte tijd muzikaal behoorlijk hebben ontwikkeld. Maar platen blijven moment-opnamen. Als ik bij het be luisteren m'n ogen dicht doe, zie ik mezelf weer in de studio staan. We hebben bij Earth and Fire niets te kla gen gehad. Er heerste een echte teamgeest en er is nooit een onvertogen woord geval len, ook niet als we een ojfday hadden. Ik werd op handen gedragen door de jongens. Ze waren als de dood voor verkeerde invloe den van buitenaf. Ze voelden zich heel ver antwoordelijk voor me. Ik was een van de 'jongens', maar dan wel eentje met wie je heel voorzichtig moest omspringen. Natuurlijk moesten we sappelen maar we zijn altijd goed geboekt. Onze kracht was dat onze platensuccessen niet alleen onze singles maar ook onze albums betroffen. Meestal is dat een of-of kwestie. Ik denk dat we daardoor zo lang konden doorgaan, zo lang hebben kunnen bestaan, tussen 1970 en 1983." In het laatstgenoemde jaar verliet gitarist Chris Koerts de groep. Kaagman: „Chris en Gerard zijn een echte tweeling: wat de een doet, doet de ander ook. Ik wist dus al direct dat Gerard ook zou opstappen." Na het uit eenvallen van de groep volgden nog wat reü nie-optredens, zonder de tweeling, maar sinds 1995 wordt taal noch teken vernomen van de groep. Tussen 1983 en 1987 heeft Kaagman nog geprobeerd een solocarrière van de grond te trekken. Haar twee solopla Jemey Kaagman. ten raakten echter al snel in de vergetelheid. „Ik vond het niet zo leuk om alleen te zijn. Van musiceren en improviseren was geen sprake. En optreden met een tape was ver schrikkelijk." Toch bleef Kaagman na deze mislukkingen de aandacht van pers en publiek opeisen want ze richtte de BV Pop op, een belangen vereniging voor popmuzikanten. „Niet zo zeer uit solidariteit of idealisme maar meer uit praktische overwegingen. De passie van veel muzikanten is zo intens dat ze doorlo pend in hogere sferen verkeren, waardoor ze de zakelijke kant van hun werk uit het oog verliezen. Dromen blijven daardoor illusies. Zelf zag ik de noodzaak van een club die de positie van muzikanten in de muziekbusi- ness verstevigt, al lang in. Door er zelf een op te richten, deed ik ook anderen een plezier." Kaagman neemt zich voor ook in de Leidse adviescommissie voor bijzondere culturele projecten een nuchtere opstelling in te ne men. „Een aanvraag moet ook vanuit com mercieel oogpunt kloppen. De commissie moet ook oog hebben voor projecten waarbij cultuur niet met een hoofdletter 'C' is ge schreven. En ik mag hopen dat in Leiden ook algemeen erkend is dat popmuziek een on misbare kunstuiting is." WIM KOEVOET Het lijkt het ei van Columbus: train ratten in t opsporen van landmijnen en de wereld is er weer een stukje veiliger op geworden. In - ntiverpen zijn tivee jonge onderzoekers al een heel eind gevorderd. Een uniek experiment. |n en zonnebloempitje, daar doen 'jé het al voor. Een wit/bruin ge- Jl^^4ekte rat snuffelt aan een geper foreerd doosje zo groot als een rijksdaalder. Geen belangstelling. Een muizengaatje ver der ligt een identiek exemplaar, dat veel meer enthousiasme teweeg brengt. Het knaagdiertje is er niet van weg te slaan, „...vijf, zes, zeven!", telt de biologe. Experi ment geslaagd. De rat krijgt zijn zonne bloempit. Het proefmonster, met daarin de explosieve stof TNT, verhuist naar een ander muizengaatje. „De resultaten zijn tot nu toe zeer bemoe digend", zegt Bart Weetjens van de stichting Apopo te Deurne. „Sommige ratten hebben al een foutpercentage van nul. Maar de om standigheden hier in het laboratorium zijn natuurlijk onvergelijkbaar met die in de vrije natuur. Eind dit jaar verhuizen we met onze ratten naar Tanzania en dan zullen we weten of ons idee ook in de praktijk werkt." Het 'idee' waar Weetjens op doelt, is even eenvoudig als briljant. Train ratten, dieren met de reukzin van een speurhond, in het opsporen van landmijnen. De knaagdieren wegen niet meer dan een paar ons, dus het explosiegevaar is verwaarloosbaar klein als zij met hun kale staart bovenop een land mijn gaan zitten. Ratten zijn bovendien goedkoop in aanschaf en onderhoud, zoals het experiment met de zonnebloempit al be wijst. Een in de wereld uniek project. De echte troeven van de rat als mijnenjager komen pas op tafel als de vergelijking met de bij mijnbestrijding vaak gebruikte labradors of Melchelse schepers wordt gemaakt. Het trainen van die honden duurt gemiddeld een jaar. Bij aankomst in de derde wereld heb ben de dieren met hun dikke vacht enorm te lijden van de hitte. Soms sterft een hond al binnen een paar maanden aan een of andere tropische ziekte. De dieren presteren het best met hun vaste begeleider, wat deze 'bio logische' manier van mijndetectie nog duur der maakt. Weetjens: „De ratten die wij bij mijnop- sporing willen gebruiken, zijn aangepast aan het klimaat en resistent tegen de meeste tro pische ziekten. Het voordeel van een rat is, dat hij een natuurlijke neiging heeft om een vreemd terrein eerst te verkennen en hele maal voor zichzelf in kaart te brengen, zelfs als hij barst van de honger. Anders dan een hond vindt de rat het prettig om een een maal aangeleerd kunstje eindeloos te herha len. Het trainen van een beetje intelligente rat duurt maar enkele weken en met zijn be geleider is hij minder kieskeurig. Niet onbe langrijk: sommige soorten kunnen acht jaar oud worden." De staatssecretaris van ontwikkelingssa menwerking Reginald Moreels, voormalig di recteur van het Belgische Artsen zonder Grenzen, was meteen enthousiast en ver strekte de nodige subsidie. Vanwege zijn vo rige baan goed bekend met de problematiek van de landmijnen, was Moreels vooral ge charmeerd van de praktische aanpak die Weetjens en diens collega Christophe Cox voorstonden. „Real world design", noemen Weetjens en Cox, beiden afgestudeerd pro ductontwikkelaar aan de Hogeschool Ant werpen, hun filosofie. Cox: „Je kunt bij ont wikkelingsprojecten kiezen voor een dure hoogtechnologische methode, of een tech niek die beter aansluit bij de realiteit in ont wikkelingslanden. Dan moet het vooral sim pel en goedkoop zijn. Wij kiezen voor het laatste." In de mijnbestrijding vind je het hele scala van 'recht-door-zee' tot spitstechnologie te rug. In de eerste categorie valt bijvoorbeeld Een van de ratten die getraind worden in het opsporen van landmijnen, ruikt aan een thee-ei met de explosieve stof TNT. foto cpd harmen de jonc de aanpak van de Amerikaanse marine, die getrainde dolfijnen inzet bij het opsporen van zeemijnen. Tot de laatste categorie be horen methodes waarbij vanuit de lucht, soms zelfs vanuit satellieten, gekeken wordt naar variaties in vegetatie en bodemtempe- ratuur, wat op de aanwezigheid van mijnen kan duiden. Bij het opsporen van landmij nen volgens de VN liggen er over de hele wereld verspreid nog zo'n 110 miljoen wordt meestal een combinatie van technie ken gebruikt. Metaaldetectoren en honden. Of luchtfoto's en speciale mijnbestendige walsvoertuigen. Uit onderzoek van de Canadese overheid is echter gebleken dat het gebruik van hon den veruit het meest efficiënt is. Weetjens: „Zogeheten bio-sensoren zitten in de lift. Een hond vergist zich niet snel. Een metaal detector daarentegen vangt per mijn onge veer 1000 valse signalen op en kan plastic mijnen heel moeilijk detecteren. Het nadeel van zware voertuigen is dan weer dat je daarmee alleen gebieden kan ontmijnen die via solide wegen ontsloten zijn. En dat soort infrastructuur is schaars in Afrika. Een brug getje dat uit twee boomstammen bestaat, kom je er niet mee over." De ratten van Apopo zijn na anderhalf jaar experimenteren inmiddels zo ver dat zij in een zandbak van acht vierkante meter inge graven potjes met TNT perfect kunnen op sporen. Ook werken Cox en Weetjens aan een voertuigje, waarin een rat zit, dat over een terrein kan rijden waar mijnen vermoed worden. Ruikt de rat een mijn, dan drukt hij op een knop en wordt beloond met wat eten. „Het voordeel is, dat je de rat zo in bijna la- boratorium-onstandigheden op het terrein brengt", zegt Weetjens. Een derde proefop stelling bestaat eruit dat de ratten ruiken aan luchtmonsters die op een verdacht terrein zijn genomen. Via deze methode kan vrij snel een bepaald gebied 'veilig' verklaard worden. Voor het daadwerkelijk opsporen van mijnen wil de stichting Apopo overigens niet zomaar huis-, tuin- en keukenratten in zetten. Op aanraden van de Antwerpse hoogleraar biologie prof. Ron Verhagen se lecteerden Cox en Weetjens zogeheten Afri kaanse hamsterratten. Dat zijn uit de kluiten gewassen kastanjebruine beesten met een spitse snuit, oren hoog op de kop en vrij sterke voorpoten. Met die hamsterratten is iets bijzonders aan de hand. Weetjens: „In het regenseizoen verzamelen ze allerlei eten en dat graven ze in. In het droge seizoen zoe ken ze de voorraden met hun reukzin weer op, om ze uit te graven. Deze ratten hebben dus de natuurlijke neiging om een terrein af te speuren op zoek naar verborgen zaken." De Afrikaanse hamsterratten zitten echter nog in de beginfase van het trainingspro gramma. De uit Tanzania overgevlogen wil de exemplaren, in Deume gedoopt met rocknamen als Bowie en Nina, bleken niet geschikt. Er moest mee gefokt worden om wel handtam nageslacht te krijgen. Niet sim pel, zo bleek, omdat de hamsterratten vrij kieskeurig zijn met hun partnerkeuze. „We hebben zelfs een paar koppels verloren", zegt Weetjens. Maar inmiddels zijn er vijf nesten en enkele bijna volgroeide ratten die wel wat in de mijnenbestrijding lijken te zien. Als Weetjens de ruimte betreedt waar de Inox-hokken met hamsterratten staan, steekt eentje meteen zijn snuit door de tra lies. „Deze is erg aanhankelijk", zegt hij. Knaagdieren als mijnenjagers; je moet een beetje 'van de ratten besnuffeld' zijn om op zo'n idee te komen. Maar Weetjens en Cox geloven heilig in hun project en hopen dat hun Afrikaanse hamsterratten binnen enkele jaren er toe kunnen bijdragen dat er straks minder mijn-slachtoffers vallen. Volgens schattingen van de Verenigde Naties loopt gemiddeld elk half uur een spelend kind, een moeder, een rijstboer of een reizende hande laar op een landmijn. Hoewel door vele rege ringen inmiddels taboe verklaard, worden deze sluipmoordenaars nog steeds enthousi ast gebruikt. PAUL KOOPMAN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 51