Er had 's nachts nooit gestookt mogen worden9
Leiden Regio
STADSGEZICHT
IRDAG 6 FEBRUARI 1999
I ramp voor Leiden en voor geheel ons land' kopte het
'dsch Dagblad op 12 februari 1929, enkele uren nadat
felle brand het stadhuis voor het grootste deel in de as
tgelegd. Het fraaie gebouw moest bijna vanaf de grond
i»er worden opgebouwd. Nu, bijna zeventig jaar later,
is het stadhuis opnieuw in de steigers voor een grondige
(puwing. Maar de herinnering aan het oude stadhuis en
übrand zijn nog steeds springlevend. Want ook al zijn
^nensen die de catastrofe destijds hebben aanschouwd
verleden, veel verhalen en foto's zijn goed bewaard
jjjven. In een korte serie besteedt het Leidsch Dagblad -
oral aan de hand van oude foto's en oude artikelen -
dacht aan de brand, de verschillende ontwerpen voor
i nieuw stadhuis die een paar jaar na de ramp werden
gepresenteerd, en de wederopbouw.
niet zo hard had gevroren,
stadhuis niet afgebrand.
de ambtenaren niet
geklaagd over de ijskoude
waarin ze moesten werken,
de gemeente niet hebben
de gaskachels en kolenka-
nachts te laten branden,
de schoorsteen van één
niet oververhit
En dan zou de kast die
de schoorsteen stond,
hebben gevat. Kortom,
is ontstaan door een sa-
iultaat van strenge vorst. Het
ater bevroor zo snel, dat het
van Leiden boven het poortje
Vismarkt een lijst van ijs
foto archief abcouwer
menloop van omstandigheden.
Tenminste, dat is de teneur van het
rapport dat burgemeester en wet
houders een paar weken na de
brand presenteren. En wat het col
lege daarin ook duidelijk wil maken
is dat niemand enige blaam treft.
Goed, de kachels mochten dan de
hele dag hebben doorgebrand, de
controle in het stadhuis was toch
prima. Sterker nog, agent Pierik,
die elke nacht aanwezig was op een
speciale post in het stadhuis zelf,
had zelfs een heldenrol gespeeld.
Het rapport besteedt uitgebreid
aandacht aan de pogingen van de
agent het vuur het hoofd te bieden.
Veel Leidenaars zijn tevreden met
die uitleg, zo blijkt uit de reacties in
het Leidsch Dagblad. In de weken
na de brand is de schuldvraag, sa
men met de brand zelf, immers het
gesprek van de dag geweest in Lei
den. Maar er is ook een kritische
geest die de heren bestuurders aan
de schandpaal wil nagelen, vanwe
ge de in zijn ogen bedenkelijke rol
van het college. Het raadslid Syts-
ma, die na lezing in woede ont
brandt, zo blijkt uit de kolommen
van deze krant, van 25 maart 1929.
Beheerste woede, dat wel:
'De heer Sytsma wil beginnen met
hulde te brengen voor het eerlijke
rapport. Maar den ernst van de
zaak in aanmerking genomen, had
hij verwacht, dat naast de conclu
sie, waarin hulde wordt gebracht,
ook een betuiging van leedwezen
van B en W zou hebben gestaan
over verzuim hunnerzijds, want zij
hebben een groote aansprakelijk
heid op zich genomen door de ge
nomen maatregelen'.
Het raadslid doelt daarmee op het
besluit van het college de bewaking
van het lijvige pand aan slechts één
persoon over te laten: agent Pierik.
En dat is niet het enige wat Sytsma
dwars zit. Hij wil dolgraag weten
wie toch in 's hemelsnaam de lei
ding heeft gehad 'bij het pogen tot
redden van waardevolle stukken'.
Hij heeft namelijk gehoord dat de
ambtenaren in eerste instantie nog
best het gebouw hadden kunnen
binnenlopen, om bijvoorbeeld een
paar schilderijen van het vuur te
redden. Maar het is diezelfde amb
tenaren verboden naar binnen te
gaan, zo is hem ter ore gekomen.
Trouwens, waarom is de brand
weer niet wat kordater opgetreden?
Dan was er misschien nog wat
fraais gered.
En hoe zit dat met die brandende
kachels? 's Avonds mochten die ka
chels niet hard branden, overdag
wel: 'Waarom kwam er dan toen
geen overhitting? Zijns inziens had
's nachts nooit gestookt mogen
worden, afgezien van de ongetwij
feld groote lasten der koude, gezien
de waarde van het stadhuis'. Of de
heren bestuurders maar even wil
len uitleggen hoe de vork in de
steel zit.
Nu zouden wij dergelijke vragen
niet meer dan normaal vinden,
maar in 1929 denkt men daar heel
anders over. Collega-raadslid Mey-
nen bijvoorbeeld vindt dat getier
van Sytsma uitermate onbeschoft,
zo lezen wij. 'De heer Meynen kan
den heer Sytsma niet feliciteeren
met zijn interpellatie en zijn hou
ding. Hem is deze interpellatie niet
sympathiek en resultaat kan ze niet
opleveren (Geroep: nee, dat natuur
lijk niet)'.
Hij vraagt zich verder af wat de be
doeling is van het stellen van de
schuldvraag! 'Bij de meeste bran
den is er bijna altijd een nalatig
heid of zoo en wordt dan direct ge
zegd: daar is de schuldige?' En:
'Heeft de heer S. het college een of
andere les willen geven? Zeker, er
valt misschien wel iets te leeren uit
het geval, doch dan is de heer S. te
laat. Op 12 februari heeft de erva
ring het woord gehad, die de beste
leermeesteres is. wat er te leeren
viel, dat heeft het college wel gron
dig en diep geleerd van den brand'.
Ook raadslid Bosman heeft geen
goed woord over voor de kritiek
van Sytsma. 'Het Is zoo gemakke
lijk: als het kalf verdronken is,
dempt men de put. Als de voorzit
ter van tevoren van de brand had
geweten, dan waren er wel andere
maatregelen genomen'.
Tot slot doet het college zelf er nog
een een flinke schep bovenop. 'Na
Hout kan bij hitte
spontaan ontvlammen
Het is inderdaad
heel goed mogelijk
dat een kast die
dicht naast een ka
chel staat vlam vat,
zegt Hans Baard-
scheer van de Leid-
se brandweer. Al
gaat daar wel een
tijd overheen. „Het
is niet zo dat de
eerste de best hitte
al meteen fataal is.
Alleen door lang
durige verwarming
kan hout spontaan
ontvlammen. De
structuur van hout
verandert als het
maar lang genoeg
aan hoge tempera
turen wordt bloot
gesteld. Het hout
wordt pyrofoor, zo
noemen we dat."
Ook nu komt zoiets
nog wel voor. „Bij
gaskachels die zon
der bescherming
op een houten
vloer staan bijvoor
beeld. Het kan ja
ren goed gaan,
maar dat hoeft na
tuurlijk niet. In elk
geval is zoiets bij
centrale verwar
ming niet mogelijk.
De buizen daarvan
worden hooguit
een graad of ne
gentig. En dat le
vert geen gevaar
op."
De ruïne van het stadhuis van bovenaf. Waar eens de toren stond, gaapt nu een gat. En het dak is compleet weggevaagd. Aan de kant van de Breestraat is een
schutting voor de beschadigde gevel gezet. Maar het gewone leven gaat door, getuige de marktkraampjes aan de Vismarkt. foto archief abcouwer
zoo'n gebeurtenis zijn zoveele be
denkingen altijd te opperen en zoo
gemakkelijk is te suggereeren wat
er gedaan had moeten worden! Er
zijn dan zoveel persoonlijke inzich
ten etc!'. En: 'Meer te redden viel er
niet, het toezicht was voldoende en
de brand was door een oververhitte
schoorsteen ontstaan en niet door
een kachel. Trouwens, dan nog:
hoeveel toezicht had dit gebeuren
kunnen voorkomen? Wie zal dit
zeggen. Bij iedere kachel een man
netje?'
Na de gewraakte vergadering is er
geen raadslid meer dat de rol van
burgemeester en wethouders, al
thans openlijk, in twijfel durft te
trekken. Zo gaan de heren macht
hebbers in 1929 blijkbaar met kri
tiek om.
HERMAN JOUSTRA
Geschokt is iedereen, door de stadhuis
brand. Maar ondanks alle verdriet, is er
ook ruimte voor een enkele poëtische uit
barsting. Zoals het gedicht dat een zekere
Elise Soer uit Lochem kort na de brand
naar het Leidsch Dagblad stuurt.
Ach Leidens roem, ach Leidens trots
Die eeuwenoude wonderbouw,
Het rijk bewerkte grijs gesteent
Een kunstwerk bij de gratie Gods
In vlammen ging her ten hemel op!
Te niet. te niet, door 't vuur verteerd
Wat Middeleeuwsch genie ontwierp
Wat wilden krijg heeft getrotseerd
Een brok historie van ons land
Maar ook daarbuiten wijd en zijd
Beroemd. Want, als ter bedevaart.
Zag het schoonst stadhuis van Nederland
Steeds talloos velen aan zijn voet
bewond'rend opziend naar 't gebouw
Dat met zijn strakken stroeven ernst
Steeds deelde in Leidens vreugd en rouw
Was een tresoor, dat stadsjuweel,
'n Grijze schrijn van schatten vol
't Huis van heel de burgerij
Voor ieder zijn rechtmatig deel
Beroofd, verarmt staart Leidens volk
Op droeve ruïne, zwart berookt...
Is dit geen droombeeld? Neen. een ramp,
Die opkwam als een onweerswolk,
Vol laaiend vuur...Geen man geen vrouw,
Blijft onbewogen bij dit leed,
Zoo onherstelbaar zwaar en bang...
Heel Nederland treurt in diepen rouw
aenoordhallen.
FOTO JAN SCHEERDER