Gerrit Komrij 'Geniet, zondig, hoereer!' Chris Ryan en zijn boeken zijn als James Bond zonder opsmuk WOENSDAG 13 JANUARI 1999 James Bond zonder opsmuk. Dat is de indruk die achterblijft na lezing van Geen weg terug en de- ontmoeting met de schrijver van dit spannende boek, Chris Ryan. Hij is gewoon één van de gas ten van het Amsterdamse hotel. Alsof de IRA geen prijs op zijn hoofd heeft gezet. „Dat geldt voor alle (ex)leden van de SAS", zegt Ryan. „We moeten op onze hoede blijven." Vele jaren nam hij deel aan uiterst geheime militaire operaties tegen terroristen. Ervaringen die hij nu aan het papier toevertrouwt. School was een kwelling voor Ryan. Hij wilde zo snel mogelijk lid worden van de roemruchte Special Air Service (SAS), de commando-eenheid die in de Tweede Wereldoorlog werd opgericht. Op zestienjarige leeftijd ging de nu 37-jarige Ry an het Britse leger in en als een de weinigen ge lukte het hem inderdaad om de keiharde selectie voor de SAS door te komen. Veel van het werk van het Regiment' speelt zich in het uiterste geheim af. Waar de gebruike lijke strijdkrachten moesten passen, daar kwa men Ryan en zijn collegaspecialisten in het ge weer. Letterlijk en figuurlijk. De SAS-scherp- schutters worden overal ter wereld ingezet, zoals tijdens de Golfoorlog. Over de 'helaas mislukte' SAS-missie naar Irak verschenen, tot groot ongenoegen van de leger top en de Britse politici, een aantal onthullende boeken. Een daarvan was van generaal Peter de la Billière. Ryan werd door zijn bazen gedwongen zich door De la Billière te laten interviewen: „Ik zat op dat moment nog bij de SAS en had er hele maal geen behoefte aan om uit de school te klap pen. Maar de generaal was een hoop geld verlo ren en men wilde hem op het paard helpen." In 1994 kwam sergeant Ryan zeer ongelukkig ten val bij het parachutespringen. Hij brak zijn rechterenkel zodanig, dat het volgens de medici twee jaar zou duren voordat hij weer normaal kon lopen. „De SAS bood me aan om door te gaan, met een promotie tot sergeant-majoor. Dan zou ik voor het merendeel achter een bu reau zitten. Maar mijn standpunt is: 100 procent inzet of niet." Daarom nam Ryan na bijna achttien jaar ont slag bij de dienst en schreef hij zijn eigen verhaal over de Irak-missie, The one that got away. Dat werd in 1996 in Nederland uitgebracht onder de titel De achtste man. Tegelijkertijd verscheen, over hetzelfde onderwerp Bravo Two Zero van Andy McNab, een ex-collega van Ryan. Beide au tobiografische boeken deden het goed in Enge land en veel andere landen. Het verschil is volgens Ryan dat McNab het doet voorkomen of er een stel helden door de woestijn trok. „Ik noem het de Hollywoodversie. Mijn verhaal is realistischer. Al hoort het erbij, mensen doden is niet leuk. Iedereen bij de SAS is er doodziek van, als er slachtoffers moeten val len." Toegegeven, McNabs product was voor de ge middelde lezer verteerbaarder. Wat aardiger neergeschreven. Maar Ryan leerde snel hoe hij in plaats van een vuurwapen een pen moest gebrui ken. En het succes van De achtste man werd vrij snel gevolgd door fictie. Beter is: faction. Een combinatie van fantasie en feiten. Materiaal dat zich in een grote populariteit mag verheugen. Thriller Ryans tweede, de betonnen thriller Man tegen man, vertelt de belevenissen van SAS'er Geordie Sharp, die een prominent lid van het Ierse Repu blikeinse Leger (IRA) moet uitschakelen. Als hij zijn doel bijna heeft bereikt, wordt hij voor een bijzondere opdracht naar Colombia gestuurd, waar hij opnieuw tegenover de harde kern van de IRA, de Provisional IRA (PIRA) komt te staan. Die sluit in het Zuid-Amerikaanse land een cocaïne deal af met een kartel. In nummer drie, in Nederland recentelijk uit gebracht als Geen weg terug (De Boekerij, fl. 34,90), gaat het onverdroten verder. Geordie Sharp keert daarin terug naar Engeland van de geheime missie in Colombia. Zijn zoontje Tim en zijn vriendin Tracy blijken te zijn ontvoerd door de PIRA. De ultieme eis van de ontvoerders is dat Sharp de Britse minister-president (MP) liqui deert, wil hij zijn geliefden heelhuids terugzien. Daardoor bedenkt de hoofdpersoon een verbijs terend snood plan. Als je eerder al niet je nagel hebt opgegeten van pure spanning, dan zorgt de ontknoping daar wel voor. De wetenschap dat onder meer de Colombia-operatie, de Libië-affaire en de aanslag op de politicus alle de realiteit zeer nauw bena deren, geven de roman een extra dimensie. „De SAS traint bijvoorbeeld Colombiaanse drugspoli- tie. We waren op zo'n oefening in Libië. Verhin deren van kidnapping van de MP behoort tot de oefenstof." Ryan vertelt het alsof hij een kop koffie bestelt. Zonder blikken of blozen verkondigt hij tevens zijn standpunt over de vrede van Noord-Ierland. „Ik hoop dat het vechten definitief over is-. Maar al is de politieke strijd voorbij, de misdaad gaat door. De IRA is een criminele organisatie, die leeft van afpersing, overvallen, drugs. De enorme winsten geven die lui niet op." Dat de tegenpartij hem dat niet in dank afneemt, is jammer. Lijfwacht Ryan heeft tijd en mogelijkheden genoeg om ideeën voor nieuwe boeken te ontwikkelen en te schrijven. „Ik verdien de kost als lijfwacht, de laatste tijd voor een puissant rijke Amerikaanse zakenvrouw. Die winkelt veel en viert in alle uit hoeken van de wereld vakantie. Dat zou verve lend kunnen zijn voor mij en mijn collega, ware het niet dat we nogal eens ergens komen én onze aandacht voor andere dingen kunnen gebruiken. In mijn geval boeken." Tot zijn vijftigste wil hij als bodyguard blijven werken. „Daarna is het lichamelijk niet meer op te brengen." Zoals het er nu uitziet, zal hij dan van de schrijverij kunnen leven. Plannen vol doende. „Er komen nu twee Sharp-avonturen aan, eentje over Rusland en bommen en een an der over Afrika en wapenhandel. In het verschiet ligt een tweede non-fictie, waarin ik mijn leven na de SAS en als lijfwacht uit de doeken doe." Ex-commando Chris Ryan. an di Pa (rvan IP in Zwam ncontrt eerste terdago stlegger kozen weest o "nkans et het bi n gespn select» ijfir VVYOBL.' cGwire oeg, hee itlwiru m 26-j ai engst g psi jSWUKi Jfsman n een r< rentie jeenkoi ngvan Bigl KCELQÜ eekeini oor de i •elden He 42 st •ven. N ingen. ijvoorb inbezo fort ruarid evenoc [hade 1 ïiddagi fannee Een stukje opgeschoven naar het graf, maar hij hoopt dat er verder niet al te veel veranderd is in zijn poëzie. Twintig jaar na zijn laatste bundel verschijnt er een nieuwe. Gerrit Komrij is de moderne prediker. Alles is ijdelheid, maar dan wel genieten. As er één ding is, waar Gerrit Komrij de pest aan heeft, dan is het vooruitgang. Al die prachtige verbeteringen, maken zij ons gelukkiger? Nee, vindt de dichter die al jaren voor het eenvoudige leven in een zonnig en onmodern Portugal heeft gekozen. „Je kunt mensen alle technologische vooruitgang in de maag splitsen die er is. alle prachtige welvaart, alle vergetel heid van drank en drugs ook, al die schitterende pillen om ons een beetje op te peppen, zoals de viagra.er blijft toch iets knagen. Mensen weten dat zij moeten proberen te ver geten dat zij dood kunnen gaan, een besef dat altijd in hun lijf zal blijven zeuren". Twintig jaar na zijn laatste dichtbundel publiceerde Kom rij vlak voor het jaareinde Rook zonder vuur. Het onderwerp is de dood. zoals dat ook al zijn vroegere werk beheerste. Hij is zelf nu 54 jaar oud, maar: „Ik heb altijd in het besef ge leefd. dat het elk moment afgelopen kan zijn", zegt de dich ter. Rook zonder vuur heeft als thema het woord van de pre diker 'alles is ijdelheid', een thema dat hem na aan het hart ligt. Twintig gedichten van elk vier drieregelige strofen schreef hij afgelopen maand oktober in zijn Portugese dorp. Daarin herinnen hij de lezer er op olijke en muzikale wijze aan hoe kortstondig het leven is. Daarom moeten we vooral niet dik en poenerig doen. Als wij onze ogen uiteindelijk sluiten le ven wij 'nog steeds in een geleende jas', waarschuwt hij. Over de geldschrapers: Het goud dat zij beheren op hun banken/ Is ijzer in hun woning van zes planken. Uit 'Lied van het geld'. Over de kunstenaars: ..Ach. als ze liggen in hun kist,/de drie - de schilder, dichter, componist -/ wordt in de wereld waarlijk niets gemist. Uit 'Lied van de schoonheid'. Droog brood Waarom heeft het zolang geduurd tot er een nieuwe bundel kon komen van een van Nederlands populairste en markant ste dichters? Komrij, die behalve poëzie ook veël essays heeft geschreven - waarvoor hij in 1993 de P.C. Hooft-prijs kreeg -. is een gevreesd columnist en een averechtse bloemlezer, die de geschiedenis van de Nederlandse poëzie opnieuw her schreef. „Het valt mij op", zegt hij. aanvankelijk enigszins in de verdediging „dat poëzie altijd zo apart wordt gezet. Gen res kunnen toch door elkaar lopen?" Maar dan geeft hij toe: met gedichten valt vrijwel geen droog brood te verdienen. „De dichter moet er altijd alle mogelijke baantjes naast hebben", zegt hij met zijn bekende wat krakerige stem. „Ik ben ook mijn hele leven trouw om zeven uur opgestaan om de krant rond te brengen", lacht hij dan. Geschreven poëzie is geheel in de marge terecht geko men. meent hij. Hij noemt de poëzie het 'mongooltje van de literaire familie'. „Daarom houdt iedereen er ook extra veel van". Maar daarom gaat het er ook zo slecht mee. De dichter is nergens meer tegenwoordig. „Vergelijk het eens met schrij vers van muziekteksten, die ook een vorm van poëzie zijn: ten opzichte van de muziektekst heeft het gedicht enorm aan prestige verloren. Financiëel-economisch stelt het gedicht niets voor. Maar iedereen die tegenwoordig een liedje schrijft met zesmaal achter elkaar 'la-la-la' is goed be schermd. Zijn verdiensten stromen binnen. Ik ben de laatste die dat mijn mede-auteurs niet zou gunnen, maar soms is het toch lichtelijk overdreven zoveel als zij daar verdienen, terwijl het gedrukte gedicht op allerlei mogelijke wijzen mis vormd en overgedrukt kan worden". „Nu is het wel waar, dat ook de schilderkunst alleen heeft kunnen overleven omdat er op de veilingen miljoenen wor den betaald. Dat verhoogt het aanzien. De dichtkunst heeft dat aanzien niet. Ik vind het wel jammer, dat men geen oog meer heeft voor het immateriële van dé dichtkunst. Dat heeft zeker bijgedragen tot de huidige marginale positie van de poëzie. Wat de dichters zelf betreft, die hebben zij altijd al la ten verhongeren. Wij kennen de toerbussen, driedubbeldek kers vol, die naar een stadje rijden. Zegt de reisleider: 'Daar heeft de dichter zus-en-zo gewoond, die nog zo ontzettend honger heeft geleden'. Zo is het altijd geweest". Vanitas Het vanitas-thema is al zo oud als de kunst zelf. In het bijbelboek Prediker wordt de mens gewaar schuwd voor de ijdelheid, niet de ijdelheid van de kapper, maar die van het najagen van wind. Komrij vindt 'ijdelheid' een prachtig woord. „Ik heb gehoord dat ze dat in de nieuwe vertaling veran derd hebben, nee, ik wil niet eens horen waarvoor ('lucht en leegte', red.). Als al die schitterende ge nitieven, zoals 'ijdelheid der ijdelheden', 'boek der boeken' eruit gehaald worden, dreigt de totale vervlakking. Ach, als zij die bijbel per se weg wil len hebben, moeten zij hem zeker blijven moder niseren". Voor Komrij is de ijdel heid geen aansporing tot godsvrucht, want dat er na dit leven iets zou zijn, gelooft hij niet. „Maar het memento mori, het 'ge denk dat gij zult sterven!', heb ik altijd gekend. Voor mij is het memento een aansporing te leven: ge niet, zondig, hoereer!, want elke dag kan de laat ste zijn. Er is geen leven na de dood dus is leven voor de dood het enige zinvolle wat je kunt doen". „Mijn dichtbundel uit 1969 heette al Alle vlees is gras of Het knekelhuis op de dodenakker. Je kunt Gerrit Komrij: „Ik heb altijd in het besef geleefd dat het elk moment afgelopen kan zijn." wel zeggen dat het een blijvend thema is voor mij. Maar toen ik twintig was, was het uitsluitend een literair felijk: als ik met mijn domme lekenkop de natuurkundigen thema, nu ik een flink eindje naar het graf ben opgeschoven goed begrepen heb, dan komt er een keer een einde aan het krijgt zo'n thema veel meer een persoonlijk perspectief. Het heelal. Als dat moment is aangebroken, komt er daarmee koketteren met de dood wordt wat drastischer, zal ik maar ook een einde aan de dood". zeggen". .Als je goed om je heen kijkt, dan wordt de kunst van alle „Maar natuurlijk! Dichten over dood en verval is een ge- kanten bedreigd. Niet alleen omdat mensen er geen belang- not! Ik denk dat ook de prediker toen hij uitriep 'IJdelheid stelling meer voor hebben, maar ook omdat er heel andere der ijdelheden!' zich buitengewoon lekker voelde. Het zwel- beschavingen zullen komen. Die zullen onze kunstuitingen gen in de zinloosheid van alles is niet helemaal een staat'van niet meer begrijpen of in een ander daglicht plaatsen". „Die ongeluk. Zelf heb ik het ook in het geheel niet over mij om hele zogenaamde blijvendheid van de kunst is toch maar een ongelukkig te zijn. Ik kijk wel uit. Ik hoop nog aan de rand kwestie van een milleniumpje of wat. En wat stelt duizend van mijn doodskist luidkeels te zingen en te dichten". jaar nu voor? Niets. Kijk, ik vind het heel wat en een hele „Het zou toch wel raar zijn als je op je twintigste net zo troost als kunst zo lang kan blijven bestaan, maar straks gra- over de dood dicht als nu, maar ik hoop dat de verschuiving ven zij weer een skelet op dat bewijst dat de mensheid drie zo licht mogelijk is en ik mij nog steeds vrolijk kan blijven miljoen jaar ouder is dan wij altijd gedacht hebben. Wat is maken. Ik hou van de vrolijkheid van het macabere, van het dan duizend jaar? Een lichtflits, een scheet!" wegwuiven van de uitersten van de dingen. Maar verschillen Als je wist dat je het eeuwige leven had, zou het absoluut zullen er zijn. Later moet een verstandig iemand er maar geen zin hebben te leven. Wat moet je dan in godsnaam, je eens naar kijken, naar die verschillen, al hoop ik wel dat hij leeft toch wel! Er komt nooit een einde aan. Daar hoef je dus daarmee wacht totdat ik echt dood ben" niet aan te denken, aan het sterven. Ik denk daar veel aan. Hoe het zal zijn. Iemand die altijd zuinig en schraal heeft ge- Jeugd leefd, die zal ook wel moeizaam doodgaan, denk ik". Dichten over de dood, mikt u daarmee niet op de eeuwig- Dan snijdt hij de euthanasie-kwestie aan: „Je kunt nie- heid? mand voorschrijven hoe hij aan zijn einde moet komen. Als Komrij: „Nee hoor, ik vind dat je voor je tijdgenoten moet iemand per se wil creperen en niet met enige vriendelijkheid schrijven en dichten. Ik hoop dat men tot op de dag van de nacht in wil verdwijnen, zou ik hem dat geen seconde mijn begrafenis weet wie ik ben, maar daarna mag men mij kwalijk nemen. Alleen, je hoopt voor jezelf dat sterven net zo geheel vergeten. Alles is sterfelijk. Dat jeugd en schoonheid makkelijk is als leven. Een leuk onderwerp is het niet. Maar vergaan, is een grote tragedie: kunst blijft misschien ietsje ik benadruk het, omdat het sterven het scharnierpunt is van langer bestaan, maar ook zij verdwijnt. Zelfs de dood is ster- alle memento mori's en vanitas-symboliek. Het is absoluut noodzakelijk er steeds van door drongen te zijn. Zie f het een beetje zoals i,- een mooie meid al tijd gaat stappen met een lelijke aan haar zijde: om beter uit te komen. Zo heb je de gedachte aan het sterven no- dig om van het le- m yen te kunnen ge- nieten. Moet je zien hoe prachtig en 'f schitterend het alle maal is - en hoe kortstondig. Wat zonde is elke secon- f* de van ruzie, van chagrijn helaas, zo gS schijnt het te moe- li? ten, alje conflicten en alle vooruitgang. rÊ Vooral die vooruit- p gang is in dat per- spectief buitenge- y woon onnuttig". Televisie Waarmee wij terug zijn bij de moderne L samenleving. Ooit schreef Komrij woe- f dende columns over het fenomeen televisie. Hij was b; Nederlands meest Ifr' gevreesde televisie- recensent, uitvinder 1 van de term 'treur- (iji buis'. Komrij schreef zijn giftige stukjes in een tijd, dat televisie nog foto gpd theo bohmers een sociaal feno meen was. Iedereen keek naar dezelfde programma's. De videorecorder en de glasvezelkabel heb ben alles anders gemaakt. Hoe denkt hij tegenwoordig over 'de treurbuis'. Komrij: „je kunt die tijden niet meer vergelijken. Als ik nu weer recensies zou schrijven, zou ik mij minder opwinden, denk ik. Ik kijk veel overigens, 's avonds, voor de ontspan ning en het amusement, na een dag van lezen en werken. Wat dat betreft ben ik blij dat ik niet in Amsterdam woon, waar de cultuurgestapo bepaalt wat goed voor je is. In Portu gal heb ik een satellietontvanger. Tachtig zenders kunnen wij krijgen. Daar zit dan altijd wel wat gezelligs bij, hè. Er valt al tijd wel ergens wat te schieten. Ik heb overigens ontdekt dat als je een beetje handig zapt, je ook de hele avond naar cul turele praatprogramma's zou kunnen kijken, als je dat wilt". „Plat is het allemaal wel geworden. Ik heb geen morele oordelen, van mij zul je ook geen gezeur horen over kwali teit, maar het moet mij wel van het hart dat het allemaal nogal ordi is, hoor. Je gelooft soms je oren en je ogen niet waar je naar zit te kijken. Naar de stomste verhalen van de stomste trutten, verhalen die je helemaal niet wilt horen, ei genlijk". „Maar denk niet dat ik mij daar kwaad over maak, integen deel, het is toch ook een bron van vreugde. Vroeger in je stu dententijd ging je televisie kijken om arbeiders te kunnen zien. Die praatten dan plat en dat vond je leuk. Nu zit je daar met je kop zomaar opeens middenin het goorste bordeel. Ik zie daar dus wel de positieve kanten van, maar dat het iets menselijks, iets sympathieks, iets aardigs heeft, nee, dat kan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1999 | | pagina 22