Reddingsplan voor
Mont-Saint-Michel
Kreg na wat!
ZATERDAG 12 DECEMBER 1998
Mijn moeder hield er rare uitdruk
kingen op na. Als kind vind je 't heel
gewoon maar later blijkt dat nie
mand zoiets zegt. Zo zei ze wel
eens: 'Krijg een staart met een blik
ken punt', soms uitgebreid met:
'dan kan je rammelen'. Het was een
gee"rgerde reactie, als een van ons
bleef zeuren en zagen. Na de staart
was het afgelopen. Einde discussie.
Ik heb er eens een krantenstukje
over geschreven, jaren geleden,
want ik was benieuwd of andere
mensen de uitdrukking kenden. Ik
heb daar nooit een brief van een le
zer over gekregen, en veronderstel
de dat het een persoonlijke vinding
van mijn moeder was.
Tot vorige week. Ik krijg een boekje in
handen, een nieuw boekje, pas versche
nen. Het heet: 'Krijg de vinkentering', het is
samengesteld door Ewoud Sanders en Rob
Tempelaars (uitg. Contact.
Amsterdam /Antwerpen 1998), het bevat
een fantastische verzameling Nederlandse
en Vlaamse verwensingen, en daar staat op
bladzijde 72 waarachtig ook de staart: 'Krijg
een staart met een blikken punt, dan kun je
rammelen'. Posthuum taalkundig gerehabi
liteerd dus, want het staat nu ook in een
boek.
Het is werkelijk ongelooflijk, wat mensen
elkaar allemaal toewensen. Sanders en
Tempelaars hebben veel verzameld, het al
lemaal netjes ingedeeld en ook een keurig
register toegevoegd. Zo staan nu geordend
bijelkaar: krijg het rambam met een rietje,
krijg de gierende blafkanker, krijg de Arabi
sche kutkanker. krijg de pleurisvervelling
aan je onderlip, krijg de bloedkanker achter
je hart, krijg de vliegende vinkentering, krijg
de kouwe kippenkoorts, krijg een Jcoperen
kind dan kan je je de kanker poetsen, krijg
de roodkoperen klarinettyfus, krijg een
doodkist met spiegels dan kun je je eigen
geraamte in elkaar zien sodemieteren, krijg
elastieken buikharen, krijg de gifkikkerec:
zeem, krijg een fictspompcnlullebek,' krijg
een oogkasverzakking, en krijg het zwim-
zwam. Een enkeling kan geen keuze maken
tussen de verschillende echte en denkbeel
dige ziektes en zegt: krijg alles!
Zo, dat lucht op. En het is nog maar een
fractie van wat er in dit boek allemaal te
vinden is. Want we hebben nog niet gespro
ken over het type: 'loopzoals in: loop
naar uw grootmoeder en bak een ei, loop
naar verre metjes, loop naar de zee om
krabben, loop naar de paters en laat u bele
zen, loop naar de manendriepikkel, loop
naar de Blauwe Eergisteren. Of de lik- en
kus-verwensingen: lik aan mijn vorre, kust
de kloten van Herodes ze hangen achter Pi-
latus' deur, kus m'n gat loop naar de stad,
kus mijn botten, kus mijn oren, kus m'n
kont, kus mijn reedikuul, lik me bruine
schuine schijtreet. Of moeilijker in te delen
types als: stooft u met pruimen, of: ga zet u
op het dak met een bos ajuinen, of: sterf in
de meelzak en ga gepoeierd de hel in. Of:
kruip op een hert en rijd ermee naar Span
je. Of: verhaar met je hoed op.
Waar dat maar mogelijk is, geven de San
ders en Tempelaars ook een verklaring
van de soms bizarre verwensingen, zoals bij
'God hebbe je ziel en Dinkhuijsen je benen',
bij 'Ik wou dat je op de Kollenberg zat', of:
'Loop met je pis naar Bijsterveld'. In andere
gevallen is de verklaring vanzelf wel duide
lijk, of gewoon nergens te vinden. Er is ook
een lange literatuurlijst opgenomen van
werken waaraan een en ander ontleend is.
De studie van het schelden in de I^ge Lan
den bloeit dus. Vooral als je bedenkt dat er
vorig jaar een apart boek over vloeken is
verschenen (van P.G.J. van Sterkenburg).
Volgens de samenstellers doen Nederlan
ders en Vlamingen niet voor elkaar on
der als het om schelden gaat. Wel bespeu
ren zij een ongelijke voorkeur. De Neder
lander houdt het meest van enge ziektes als
de Arabische kutkanker en de vliegende
vinkentering. De Vlaming heeft een duide
lijke voorkeur voor 'kus m'n dit' en 'lik m'n
dat'. De intentie lijkt echter dezelfde, en het
effect is dat waarschijnlijk ook.
Een paar dagen geleden ontmoette ik toe
vallig Ewoud Sanders, één van de sa
menstellers van het boek 'Krijg de vinkente
ring'. Aardige jongen, altijd bezig, en daar
door ietwat gehaast: amper tijd voor een
praatje. In het voorbijgaan vraagt hij snel of
ik de Vinkentering al gelezen heb. 'Ja,', zeg
ik, 'en de staart met de blikken punt van
mijn moeder staat erin!'
'Klopt, die heb ik in dat krantenstukje van
jou gevonden'...
Verzanding giootste vijand van kloosterberg
Mont-Saint-Michel is een van de zeer zeldzame plekken op aarde waar de mens iets heeft gebouwd dat Moeder Natuur mooier heeft gemaakt.
Als André Fournier uit zijn middel
eeuwse raam blikt, ontrolt zich in
de nevel van ragfijne regen een
magistraal landschap. Zo ver zijn oog reikt
een uitgestrekte weide, waarvan het groen
slechts wordt onderbroken door honderden
grijze stippels.
Maar waar de oude monnik nu schapen
ziet op een guazige vlakte, ontwaarde hij bij
zijn komst 22 jaar geleden nog zeehonden en
dolfijnen in de zee. Hij zegt: „Je ziet elke dag
de kust een paar meter dichterbij komen. Het
zal niet lang meer duren voordat we geheel
door het land zijn opgeslokt.
Ruim duizend jaar heeft Mont Saint-Mi
chel, ongenaakbaar oprijzend uit de zee bij
Normandië, stand gehouden. Tijdens de
honderdjarige oorlog weerstonden de mon
niken de Engelsen, vandaag trotseren ze de
horden toeristen. Maar één vijand lijkt te
sterk: de verzanding.
Elk jaar rukt de kust verder op, langzaam
maar onverbiddelijk. Snel opkomend voert
de zee het zand aan, om dat het langzaam
wegebbend als niet afbreekbaar afval achter
te laten. De wind doet de rest; zaadjes wor
den aangevoerd en binnen luttele weken
schieten de grassprieten uit de grond. Als de
eerste schapen zich op de nog drassige bo
dem wagen, weet André Fournier genoeg: de
kust is andermaal een stukje naderbij geslo
pen.
Lange tijd haalde de mens zijn neus Qp
voor het probleem van het wassende land,
maar nu Mont Saint-Michel dreigt te verwor
den tot een zandkasteel te midden van scha
pen, is de onverschilligheid verdwenen. De
monnik: „De verzanding is meer dan een es
thetisch probleem. Mont Saint-Michel is de
optelsom van zand, zee, wind en rots. Als je
een van die bouwstenen wegneemt, verliest
het zijn magie."
Ongemoeid
De eerste 900 jaar; van zijn bestaan, werd het
klooster ongemoeid gelaten. Maar vanaf 1856
begon de mens zijn stempel van voorspoed
op dit unieke stukje aardkloot te drukken. De
Haagse firma Mosselman polderde er de
schorre in, een voorbeeld dat later door Fran
se waterbouwkundigen gevolgd zou worden.
En Franse ingenieurs legden naar het eiland
je de dijk aan waarover tegenwoordig elk jaar
drie miljoen toeristen het klooster bereiken.
Iedereen is het met André Fournier eens:
de mens maakte er een puinhoop van, en
diezelfde mens mag nu het puin ruimen.
Claire Montémont staat op de stuw in de
Couesnon, een snelstromende rivier die in
1863 werd gekanaliseerd om de polders te
beschermen tegen haar grillen. Zich met
moeite verstaanbaar makend boven de harde
zeewind die de fijne nevel heeft verdreven,
zegt ze: „De polders zijn voorgoed verloren;
ze zijn te belangrijk geworden voor de land
bouw. Een peer uit de streek bij Mont Saint-
Michel brengt driemaal zo veel op als elke
andere peer, zo magisch is de naam. Maar we
kunnen misschien voorkomen dat de schorre
nog verder oprukt.
Op de stuw zeulen mannen in oliejassen
met zwaar gereedschap. „De stuw moest
vroeger voorkomen dat de zee bij vloed het
waterpeil in de rivier opstuwde en daardoor
de polders bedreigde", zegt Claire Monté
mont, die werkt voor het conglomeraat van
van de dijkweg naar Mont Saint-Michel door
een brug. „Dat zal ertoe leiden dat de rivier
de Couesnon onder de brug door zijn bed
ding kiest, om rechts van het eiland naar zee
te lopen", zegt hij. „Dat betekent dat het
schorre ter linkerzijde, dat nu nog door de ri
vier op afstand wordt gehouden, binnen lut
tele jaren het eiland zal bereiken."
Toeristen
Maar zelfs de visser heeft geen bezwaar tegen
een ander onderdeel van het reddingsplan:
de overlast door toeristen te beperken. Mont
Saint-Michel is na Parijs de grootste trek
pleister van Frankrijk, en elke zomer strijken
de toeristen in dichte drommen neer op het
eiland. Sommigen komen in de traditie van
eeuwen her over het wad aangelopen, een
bezigheid die elk jaar levens eist. Maar de
meesten arriveren gemotoriseerd.
Zo groot is de chaos dat vijftien procent
van de automobilisten halverwege de dijkweg
omdraait omdat de parkeerplaatsen buiten
het eiland vol zijn. En van de gelukkigen die
uiteindelijk de oude toegangspoort tot het ei
land bereiken, komt tweederde niet verder
dan het straatje met restaurants en winkel
tjes.
De automobilisten laten hun voertuigen
achter op de parkeerplaatsen die vlak bij het
eiland op het schorre zijn gemaakt. Maar
vriend en vijand zijn het erover eens dat het
veelkleurige blik van duizenden auto's het
middeleeuwse klooster nog meer ontsierd
dan de tienduizend schapen die nu op het
schorre grazen.
Het reddingsplan voorziet dan ook niet al
leen in de bouw van een brug naar het ei
land, tevens zullen de parkeerplaatsen ver
dwijnen. Claire Montémont, woordvoerster
van de betrokken overheden: „De nieuwe
parkeerplaatsen zullen aan het begin van de
dijkweg komen, aan het oog onttrokken er
gens in de polder. En van daaruit zal dan een
treintje de toeristen naar het eiland bren
gen."
Vloek
Dat de lawaaierige stoet van kortgebroekte,
met hoeden en zonnebrillen getooide toeris
ten eigenlijk een vloek zijn voor Mont Saint-
Michel, verklaart misschien waarom er naast
André Fournier nog slechts één monnik en
twee nonnen in het immense klooster wo
nen.
Als hij, zoals iedere ochtend, de ruim vier
honderd treden afdaalt naar het postkan
toortje beneden, moet André Fournier spits
roeden lopen tussen de camera's. Maar daar
over beklaagt hij zich niet eens meer. Wat
hem meer ergert, is de 'verschrikking' van de
parkeerplaats. „Alleen de verwijdering daar
van al rechtvaardigt dit project", zegt hij. „Als
ik de toeristen had willen ontlopen, was ik er
gens in de Pyreneeën monnik geworden. Die
miljoenen toeristen zijn onvermijdelijk."
André Fournier maakt een vaag gebaar
naar de catacomben onder zich, de verbluf
fende ontvangstzaal boven zich en de magi
strale abdijkerk daar weer boven, en zegt:
„Want laten we wel wezen: Mont Saint-Mi-
chel is een van de zeer zeldzame plekken op
aarde waar de mens iets heeft gebouwd dat
Moeder Natuur in feite mooier heeft ge
maakt."
CEES VAN ZWEEDEN
overheden dat de redding van het klooster op
zich heeft genomen. „Wij gaan de stuw zo
veranderen dat hij de zee juist binnenlaat.
We sluiten hem pas als de polders bijna on
der dreigen te'lopen, om hem dan bij eb te
openen. De watermassa die dan vrijkomt
moet het aangespoelde zand dan wegspoe
len."
De werkzaamheden aan de stuw, die dit jaar
begonnen, maken slechts een klein deel uit
van een 550 miljoen francs kostende red
dingsoperatie die pas in 2002 wordt voltooid.
Doel ervan: de natuur zijn vrije hand terug te
geven.
Dat de zee jaarlijks 1,5 miljoen kubieke
meter zand in de baai dumpt, zo zeggen de
ingenieurs, is niets nieuws. Wat sinds de vori
ge eeuw nieuw is, is dat die zandmassa niet
meer wordt weggespoeld.
Twee ingrepen in de natuur van de baai
waren bijzonder funest. De eerste was het
omleggen van twee grote beken (in 1881 en
1884) die tot dan toe in de buurt van Mont
Saint-Michel waren uitgemond en het eiland
hadden gevrijwaard van schorre. De tweede
was de aanleg (tussen 1877 en 1880) van een
dijk naar het kloostereiland, waardoor de zee
niet langer vrij spel had.
De twee beken zullen weer in hun oor
spronkelijke bedding worden gelegd, maar de
dijk weghalen is moeilijker. Elke zomer be
springen miljoenen toeristen met getrokken
creditcards het eiland, waar de weg naar het
klooster afgeladen is met restaurants en sou
venirzaakjes. Bij 'La Mère Poulard', eigen
dom van de burgemeester, doet een omelet
140 francs. Wat wel mogelijk is, zo zeggen de
ingenieurs, is een groot deel van de dijk ver
vangen door een brug op pijlers.
Hoe groot die brug wordt, hangt af van de
proeven die nu nog in Grenoble worden ge
nomen. In een waterloopkundig lab daar is
de baai nagebouwd op een oppervlakte ter
grootte van een half voetbalveld. De schaal is
wat kleiner dan in Normandië (1:400), de fre
quentie van het getij hoger. Elk kwartier komt
in Grenoble het water op, wat de ingenieurs
in staat stelt in anderhalve maand het effect
van hun veranderingen over veertig jaar te
meten.
„Of de dijk over een afstand van honderd
meter door een brug wordt vervangen, zoals
aanvankelijk gesuggereerd, weten we nog
niet", zegt Claire Montémont. „Maar vast
staat dat er een brug komt."
Lulkoek
Tegenstanders van het plan zijn schaars,
maar een ervan spreekt met enig gezag. Enti
le Jugan (78) werkte vanaf zijn jongensjaren
als beroepsvisser in de baai. Onlangs borg hij
zijn netten definitief op. In zijn sfeervolle wo
ning in Saint Léonard, over het wad twee uur
lopen van Mont Saint-Michel, zegt hij: „Waar
ik me tegen verzet, is de lulkoek van de inge
nieurs."
Jugan is oud genoeg om zich eerdere red
dingspogingen te herinneren. Een daarvan
was een vier kilometer lange dijk, die vanaf
de oostoever van de baai in de richting van
Mont Saint-Michel in zee was gelegd, te ge
bruiken om een beek in de richting van het
eiland te leiden. Daar zou zij dan bij eb het
zand moeten afvoeren. Om de beek dicht ge
noeg bij Mont Saint-Michel te krijgen, had
den de ingenieurs een diepe geul laten gra
ven tussen het uiteinde van de dijk en het
kloostereiland.' Iedereen was ervan overtuigd
dat het snode plan zou werken; president
Mitterrand liet zich in een helikopter over de
dijk vliegen om er zijn zegen aan te geven.
Iedereen, behalve de oude visser. „Ik stond
op de dijk toen ze met het graven van de geul
begonnen", herinnert hij zich. „Ik zei tegen
de ingenieurs:' 'Die geul zal binnen twee
maanden weer met zand zijn gevuld. De beek
zal nooit in de buurt van Mont Saint-Michel
komen'." Emile Jugan had gelijk; in 1983
werd de dijk weer afgegraven.
De visser gelooft ook niet in het vervangen
Mont-Saint-Michel trekt meer toeristen dan enige andere plek in Frankrijk
buiten Parijs. Maar de vermaarde kloosterberg is niet meer wat bij geweest is.
Elk jaar rukt de kust enkele meters verder op. en zijn dagen als eiland lijken
geteldDat wil zeggen: tenzij het laatste reddingsplan werkt.