Nieuwe Reve stelt zeer teleur
Boeken
chrijvers op de bres voor varkens
ien barbaar in Tibet'zoeken naar de bron van de Mekong
Rasverteller wordt geconfronteerd
met eigen emotionele sprakeloosheid
5NDERDAG 3 SEPTEMBER 1998
13
BLOEMLEZING «RECENSIE
HANS WARREN
s. Een bloemlezing. Samenstelling
ting Varkens in Nood. Uitgeverij Con
tact. Prijs 24,90.
erlandse auteurs komen
en in actie, maar vorig jaar
rde een aantal van hen zich
in de manier waarop var-
worden gefokt. Door de
liciteit rond de varkenspest
duidelijk geworden hoe on-
sch de omstandigheden in
jioindustrie zijn. J.J. Voskuil
tte de Stichting Varkens in
id op, Koos van Zomeren
;de, anderen sloten zich aan.
:n van de gevolgen van het
atief is het boek Varkens.
bloemlezing. De bundel
ikt duidelijk dat het varken
mze auteurs op grote sym-
ïie mag rekenen. ,,Het var-
is de ideale hond", vindt
is van der Helm. Daar wordt
een schepje bovenop ge-
i door Wouter Klootwijk,
kens zijn net mensen", be
rt hij. Maar niemand gaat
er als Rudy Kousbroek. Vol-
hem zijn varkens betover-
rinsen en prinsessen.
bloemlezing bevat een
ige selectie uit alles wat er
Aafjes tot en met Van Zo-
n over varkens is geschre-
Helaas staan er ook ge
iten in van het niveau: 'Er
een klein varkentje, ergens
iest,/ die vond dat hij toch
betekenen moest'. Aan de
•re kant moeten we var-
igedichten van Chr.J. van
Patty Schol ten en Charles
al missen. De laatste gaf
in één van zijn verzen een
nend beeld van een heden-
jse varkensfokkerij: 'Toen
n wij het vlees in bedrijf,/
jlinde leven dat sliep, vrat,/
afgevoerd en geslacht,/
lichaam tot eigen vuil/ te-
ebracht. De lucht beet./ Wij
nden meelstof en ammo-
lar staat in Varkens wel heel
tegenover. Het bekende
aal Mijnheer Tip is de dikste
\heer van A. Koolhaas bij
beeld. Of het aangenaam
jpl jnige proza van Midas Dek-
'Het hijgend hert' staat vol herhalingen en reactionaire bespiegelingen
Gerard Reve hoopt in december zijn vijfenzeventigste
verjaardag te vieren. Bij die gelegenheid zal het eerste
deel van zijn 'Verzameld werk' verschijnen. Zijn impone
rende oeuvre is zo'n uitgave waard. Helaas blijkt het
jongste onderdeel van dat oeuvre - de roman Het hijgend
hert- niet bepaald indrukwekkend.
ROMAN RECENSIE
Rudy Kousbroek ziet varkens als betoverde prinsen en prinsessen.
ARCHIEFFOTO UNITED PHOTOS DE BOER
kers, die altijd maar weinig
woorden nodig heeft om tot de
kern van de zaak te komen:
,,Het varken is zo'n beetje het
blootste beest dat er is; je zit
meteen op de binnenband." Of
het verhaal van Bertus Aafjes
die de rollen omdraait en een
varken laat zeggen: „Ik eet graag
mensenvlees. Zonder mensen
vlees zou het varken niet kun
nen bestaan."
In verschillende bijdragen
wordt beschreven hoe het alle
maal zo fout heeft kunnen -lo
pen met de varkensfokkerij. Het
meest direct is de Franse Ne
derland-kenner Sylvain Ephi-
menco. Zonder omhaal schrijft
hij over de asocialen van de var
kensmaffia; de varkensboeren
leider Van Den Brink is naar
zijn zeggen een soort Karadzic.
De gewetenloze desperado's
zouden Nederland het liefst in
een reusachtige plee verande
ren. Wouter Klootwijk is in Wat
wil de big? een stuk genuan
ceerder, maar zijn conclusies
blijken nauwelijks minder ver
nietigend. Voor de fokkers wer
den de intelligente dieren, zoals
hij het noemt, snelgroeiende
ballen met gaatjes erin.
Ook Koos van Zomeren
schrijft over de sinistere aspec
ten van de bio-industrie. Hij
eindigt zijn indringende stuk
met een oproep die het over
denken waard is: „Het is óf onze
moraal die zich uitbreidt over
de varkenshouderij, óf de mo
raal van de varkenshouderij die
zich uitbreidt over ons." En
Rudy Kousbroek wijst nog eens
op de even weerzinwekkende
als vanzelfsprekende traditie
van sabotage, ontduiking en be
drog in de kringen van varkens-
boeren, die de gemeenschap in
1997 vier miljard hebben ge
kost. Deze bloemlezing Varkens
maakt duidelijk dat onze schrij
vers eindelijk weer eens een on
derwerp hebben waarvoor ze op
de bres willen staan.
HANS WARREN/GPD
Gerard Reve - Het hijgend hert. Uitgeverij
Veen, 184 pag. Prijs 29,90 (gebonden
39,90).
Vrijwel alle auteurs van mees
terwerken hebben ook matige
boeken geschreven. Die misluk
kingen worden snel vergeten,
het goede werk blijft bestaan. In
het licht van de eeuwigheid is
het dus niet zo verschrikkelijk
dat het helemaal mis is gegaan
met Gerard Reve's nieuwste Het
hijgend hert. Maar voor zijn be
wonderaars is dat een schrale
troost: we hebben op iets an
ders gehoopt. Blijkbaar zag de
schrijver na afloop zelf hoe
slecht het was. Ongewoon ge
noeg voorzag hij zijn roman van
een nawoord. Die verantwoor
ding maakt het er echter alle
maal niet beter op. Het tekstje
werkt eerder vertroebelend dan
verhelderend.
'Als titel van mijn jongste lief-
des- en avonturenroman heb ik
enkele woorden gekozen uit
Gods Eeuwig Woord, te weten
uit de berijmde versie van de
beroemde psalm 42', oreert Re
ve. Hij citeert vervolgens de eer
ste strofe: 't Hijgend hert, der
jacht ontkomen,/ Dorst niet ster
ker naar 't genotI Van de frisse
waterstromen,/ Dan mijn ziel
verlangt naar God. Dat is mooi.
Een stuk minder mooi is dat de
ze woorden weinig of geen ver
band hebben met de roman. De
schrijver heeft achteraf een
diepzinnigheid willen suggere
ren die in feite ontbreekt. In z'n
nawoordje doet hij nóg een po
ging de roman interessanter te
maken dan die in werkelijkheid
is, namelijk door te benadruk
ken dat alle personen historisch
zijn. Verder volgt nog wat be
jaardenhuispraat in deze trant:
'Er waren vele zorgen, maar de
vloek van de Verrekijk was nog
niet op de mensheid nederge
daald.'
Ook de eigenlijke roman be
vat van dit soort reactionaire
bespiegelingen. Hij moppert
over inferieure kunstenaars die
de dienst uitmaken, zodat de
musea vol hangen met werk dat
eigenlijk in de vuilnisbak be
hoort. Daar wordt nog een ge
dachte over de knip van de be
lastingbetaler aan vastge
knoopt. Hij windt zich op over
mislukkelingen, kansarmen, ge
pensioneerde studenten of soci
aal zwakken die elke dag drie
keer zo veel vreten kopen als ze
door hun strot kunnen krijgen,
omdat ze door de overheid zou
den worden voorgetrokken.
Het is machteloos, maar ook
ontoepasselijk getier. Reve lijkt
op zulke momenten te zijn ver
geten dat zijn verhaal niet nu,
maar zo'n halve eeuw geleden
speelt, in wat ook volgens hem
de goede oude tijd was. Het eni
ge bezwaar was dat destijds de
herenliefde als een gruwelijk
misdrijf (werd) beschouwd,
zoals hij het in het nawoord
omschrijft. In de roman formu
leert hij dat een stuk genuan
ceerder. Op pagina 14 beweert
hij: 'Verboden tussen volwasse
nen was (de herenliefde) niet,
maar zij was toen nog lang niet
zo deftig geworden als thans, en
evenmin reeds een aanbeveling
bij een staatkundige of journa
listieke sollicitatie.' Hij herhaalt
dit op pagina 61 in enigszins af
wijkende bewoordingen.
Juist dergelijke nodeloze her
halingen maken duidelijk dat
el Peissel wijdbeens boven de prille Mekong, vlak onder de bron in de Rupsa-la, de pas die achter hem verrijst.
BOEK RECENSIE
'oorkant van de maan is beter bekend dan de verste
oeken van de aarde. Nog steeds kun je, als profes-
eel ontdekkingsreiziger, besluiten een of andere
fgelegen vallei als eerste te betreden dan wel een
istorven gewaande diersoort te ontdekken. Of het
e begin van een rivier aan te wijzen. Zelfs al is elke
cante kilometer aardoppervlak al vanuit satellieten
aait gebracht, sommige mysterieuze zaken weten
goed te verstoppen, totdat de echte ontdekkings-
ger zich er mee bemoeit.
er jaar geleden ging Tibetkenner Michel Peissel op
met twee compagnons en een team Chinese bege-
:rs, satellietfoto's en een hoop bagage om de bron
de Mekong-rivier te vinden. Al meteen valt Peissel
de mand. De tocht wordt halfbakken voorbereid,
compagnons maken pas onderweg kennis met er-
ïgen als te paard de bergen door trekken. Ook is te
lig rekening gehouden met het gegeven dat de rei-
s op grote hoogte snel op elkaar uitgekeken raken,
ïnlang wordt tijdens de expeditie- onderling geen
rd gewisseld: eenmaal terug is alles wel weer goed-
men.
issel wisselt zijn beschrijvingen van landschap,
doeringen met de schaarse bewoners en strubbe-
m met bureaucratie-in-topvorm af met uitstapjes
de boeddhistische denkwereld. Wie daar geen be
te aan heeft, bladert snel verder,
lorts doet Peissel een geforceerde poging om van
zijn speurtocht naar de bron van de Mekong-rivier een
ouderwetse wedloop te maken. Een ander team onder
zoekers is eveneens op weg, na eerst het idee te hebben
gestolen van een loslippige Peissel. De ontdekkingsrei
ziger komt sporen van de hem voor zijnde concurrentie
regelmatig tegen. Op enige honderden kilometers van
de bron blijkt dan, dat die andere reizigers helemaal
niet op pad zijn naar de oorsprong van de Mekong.
De bovenloop van die rivier bevindt zich in een nau
welijks toegankelijk deel van het Tibetaans plateau en
valt onder Chinees bestuur. De Mekong-rivier is een
van de grootste van Azië. Het beginpunt was tot vier
jaar geleden nog niet precies vastgesteld: de kaarten
makers zaten er, weet Peissel nu, zo'n honderd kilome
ter naast. Overigens, de bron van de Jangstekiang (in
diezelfde omgeving) is ook nog maar net exact op de
kaart gezet door een Chinese professor.
Een eeuw geleden al stortten allerlei geologische stu
dieclubs zich op het bereiken van de oorsprong van de
grote rivieren. Die van de Nijl werd al snel ontdekt, de
Amazone is ook heel wat op en af gepeddeld. Zelfs naar
de bron van de Mekong is al vaker gezocht. Ontdek
kingsreiziger Duthreuil de Rhins, een Fransman, kwam
honderd jaar voor Peissel al een heel eind. De bron van
de Mekong werd toen bij benadering aangewezen. Een
precieze aanduiding bleef uit, omdat de vlakte waar hij
en zijn metgezellen de bron vermoedden bedekt was
met ijs. En op de terugweg werd hij doodgeschoten
door Tibetanen tijdens een ruzie over gestolen paar
den.
Peissel en zijn metgezellen hebben het relatief heel
wat makkelijker. Onaardige Tibetanen genoeg, tot grote
verbazing en teleurstelling van de ontdekkingsreiziger
Gerard Reve.
Reve zijn greep helemaal kwijt
is. Het hijgend hert maakt de in
druk te zijn afgeraffeld, het was
blijkbaar te veel moeite de ro
man nog eens rustig na te kij
ken. De gevolgen zijn rampza
lig. Een opmerking over het
aantal inwoners van de stad
waar het verhaal zich afspeelt,
krijgen we zowel op bladzijde
11 als op bladzijde 24 te lezen.
Hoe rustig de buren van hoofd
persoon Raphaël Wessel zijn,
wordt evengoed op pagina 11
als op pagina 30 meegedeeld.
PUBLICITEITSFOTO
En zo gaat het maar door: de
schrijver herhaalt zichzelf en
spreekt zichzelf tegen.
Slechts een enkele keer van
gen we een glimp op van de
grote, stilistisch zo begaafde,
ironische Reve. Wessels wilde
erotische fantasieën worden er
gens afgebroken met een ont
nuchterend: 'Je hebt een mooi
karakter, maar daar heb je in
bed niks aan.' Maar verder voelt
de lezer van dit boek zich als
het hijgend hert uit de psalm. Je
smacht naar een aardige blad
zijde, een geslaagde passage,
een memorabele zin desnoods.
Ze blijven uit, honderdtachtig
vervelende pagina's lang.
De hoofdfiguur blijft al met al
een manlijk deel zonder man
eraan. We komen alles te weten
over zijn geslachtsdrift, niets
over zijn persoonlijkheid. Ge
dachten over vervallen huizen,
spoorbomen, wolken, de begra
fenis van een geliefde vorst en
nog veel meer bezorgen hem
prompt een erectie. Pillen heeft
Wessel daarvoor niet nodig. Het
meest opgewonden raakt hij
echter door jongemannen. Hij
wil ze straffen en voor ze zor
gen. Het hele bekende repertoi
re op dit gebied wordt weer
eens afgedraaid, maar dan op
een slaapverwekkende manier.
Wessel is landmeter van be
roep, daarnaast is hij een ver
dienstelijk schilder. Hij krijgt in
het verhaal de kans voor betrek
kelijk weinig geld een geheim
landgoed te kopen, waar hij zijn
seksuele dromen in vervulling
kan laten gaan. Een van de ge
bouwen op het terrein wordt
bewoond door een vrouw en
haar doofstomme zoon. Diens
aanblik doet de hoofdpersoon
beseffen: 'Het is een uitgesteld
leven geweest, mijn leven, altijd,
en God weet waarom'. Deson
danks blijft hij uitstellen. Het is
een ander, een jongeman van
kantoor, die uiteindelijk het ini
tiatief neemt. Inmiddels zijn er
rondom het landgoed enige ver
wikkelingen: spannend be
doeld, ze willen evenwel maat
niet spannend worden.
Het einde van Het hijgend
hert is waarschijnlijk het meest
slappe, futloze en onbenullige
slot uit de Nederlandse roman
literatuur. Onder z'n ma
nuscript heeft de auteur de let
ters gezet: S.D.G., Soli Deo Glo
ria, Alleen God zij de eer. Maar
Gods zegen heeft deze keer niet
op zijn werk gerust. De goede
boeken van Reve zijn heel erg
goed. Maar dit slechte boek is
buitengewoon slecht.
die al talrijke malen door dat verafgelegen land heeft
getrokken en toen louter vriendelijke Tibetanen trof.
Een galsteen-aanval verziekt de trip, evenals ijsstormen
en zoekgeraakte paarden. Maar de reis gaat in elk geval
grotendeels per jeep, marginaal comfortabeler dan ver
plaatsing te paard of lopend. En verdwalen op de hoog
vlakte lijkt uitgesloten door gebruik te maken van GPS,
een plaatsbepalingssysteem met behulp van alweer
satellieten.
Toch blijven de ontberingen even echt als vroeger. Zo
ontbreekt door een vergissing een keukentent aan de
expeditie-uitrusting. De kok moet vaak ijzige kou trot
seren om iets warms te kunnen maken. De verlokkin
gen plus bijbehorende wroeging maken eveneens nog
steeds deel uit van de avonturen van de ontdekkers. Zo
vangen Peissel en zijn metgezellen vis in een watertje
op vijfduizend meter hoogte. Vissen die zo'n hoogtere
cord weten te vestigen voor hun zwemwater zou je ei
genlijk moeten ontzien, denkt hij achteraf in zijn stu
deerkamer. Maar ze vormen tijdens de expeditie een
prettige afwisseling in het eentonige menu.
De beroepsmatige ontdekkingsreiziger Peissel, die
zich voor zijn reislust en inkomen de afgelopen tiental
len jaren gebroken benen, bevroren voeten en heel wat
frustraties van niet-gelukte ondernemingen heeft moe
ten getroosten, slaagt bij de Mekongrivier wèl in zijn
opzet. Trots laat hij zich fotograferen terwijl hij wijd
beens boven een iel waterstroompje staat: de oor
sprong van de enorme Mekong-rivier.
De terugkeer in de westerse wereld valt tegen: de
prestatie trekt geen enkele belangstelling tot pas een
jaar later, nadat de ontdekking wetenschappelijk is er
kend. Tijd voor een boek.
At te Jongstra schreef een weerbarstige liefdesroman
ROMAN RECENSIE
Begenadigde sprekers en ver
tellers, wie kent ze niet. Weten
iedere zaal te boeien, krijgen
de lachers op hun hand als ze
dat willen, passen zich moeite
loos aan, improviseren even
gemakkelijk over platvissen als
over sinterklaas en niemand
vindt het vervelend als hun
toespraak wat uitloopt.
In de grillige en vaak on
grijpbare romans en verhalen
van Atte Jongstra (geb. 1956)
kom je deze rasvertellers regel
matig tegen. Steeds probeert
de schrijver hen met hun eigen
middelen te verslaan. Met de
zelfde taal en dezelfde retori
sche wendingen breekt hij hun
muur van verbale zekerheden
af, op zoek naar de mens ach
ter de verteller, naar de werke
lijkheid achter de werkelijk
heid. Welke daden gaan er
schuil achter die facade van
woorden?
Van beeldhouwers is bekend
dat ze het overtollige weghak
ken waardoor de essentie over
blijft en zichtbaar wordt. Alles
wat er omheen is gegroeid,
moet weg opdat je het beeld
weer in zijn oorspronkelijke
vorm kunt zien. Precies dat is
wat de hoofdpersoon uit Jong
stra's nieuwe roman Disgeno
ten overkomt. Samen met een
aantal andere Europese topre-
denaars wordt hij uitgenodigd
voor een geheim symposium
ergens in het Hoge Noorden.
Wat een verbaal knap maar
waarschijnlijk nogal formeel
tafelgesprek had kunnen wor
den, loopt uit op een veel boei
ender confrontatie van onze
held met zijn eigen emotionele
sprakeloosheid.
Dankzij de fantasie, eruditie
en het vakmanschap van Jong
stra is Disgenoten geen replica
van de gelikte roman waarin
een veertigjarige er in zijn mid
life crisis achterkomt dat hij
gevoelsmatig tamelijk armzalig
bedeeld is. Natuurlijk vraagt
zijn vrouw aandacht, hoor en
wederhoor en heeft hij tot nu
toe weinig anders te bieden
dan ironie en het gelijk van de
cynicus. Ook aan andere ingre
diënten voor zo'n modieus cli
ché-verhaal is gedacht. Een
versleten huwelijk, tijdens een
symposium ergens ver weg een
vrouw ontmoeten die ook wel
iets anders wil, een heimelijke,
snelle affaire en tot slot een
zuiverend inzicht. Psycho-the-
rapie wil wel eens langer du
ren.
Het minst verrassend is dus
het verhaal in grote lijnen.
Maar zoals dat hoort, zijn het
ook hier de subtiele verwijzin
gen, is het de stijl, de toon en
de vorm die veel, maar niet al
les, vergoeden. Eerst dat laatste
maar. Wat zich in de eerste
hoofdstukjes aandient als een
intrigerende, geestige persoon
lijkheid, die je graag beter zou
willen leren kennen, blijkt al
snel 'een jongleur die lucht
hooghoudtiemand die er
achterkomt dat zijn woorden
steeds minder samenvallen
met zijn emotionele werkelijk
heid. Van zijn uiteindelijke ver
bale en fysieke onmacht, sta je
dan ook niet te kijken.
Gelukkig is Jongstra een be
gaafd stilist die er bovendien,
net als Brakman, lol in heeft,
allerlei duistere zijpaadjes in te
slaan. En juist op die onver
moede en terloopse plekken
worden details zinvol, krijgen
beelden hun betekenis, blijkt
dat hele wanordelijke symposi
um deel uit te maken van een
groter plan: een eigentijds
commentaar leveren op Plato's
klassieke symposium, zijn ta
felgesprekken over de liefde.
Disgenoten bevat drie delen:
Voorgerecht, Symposion en
Nagericht, te lezen als aan
klacht, verweer en vonnis
niet Nagerecht dus. En iets van
een oordeel heeft dat derde
deel ook wel. De hoofdpersoon
onderkent zijn ontluisterende
werkelijkheid en komt tot een
inzicht dat niet alleen voor
hemzelf van waarde is: 'Zodr'a
men zijn hart begint te voelen,
heeft de natuur ons mondig
verklaard en...'. Zijn 'bergrede'
over de liefde, zijn Pinkster-
boodschap aan de mensheid
eindigt weliswaar in gestamel
en benauwenis, maar zijn ver
lossing ligt vanzelfsprekend in
die heel andere mondigheid.
Disgenoten is geen gemakke
lijk boek. Net als bij luilekker
land verpakt Jongstra de kern
van zijn verhaal in nogal veel
rijst. Maar wie Hink dooreet,
zal zich uiteindelijk te goed
doen aan smakelijke kost.