Betoverende stijl en zinderende ading in 'De tienduizend dingen' Levensverhaal hielp Theodor Fontane overleven et zwarte boek: Een vrolijk en diepgravend feest Boeken Orhan Pamuk Het zwarte boek AG 15 AUGUSTUS 1998w? Meesterwerk van Maria Dermoüt als Salamander opnieuw uitgebracht moi Ke: (jüi ROMAN RECENSIE HANS WARREN/GPD iCit. De tienduizend dingen. Met een na- Kester Freriks. 256 pag. Salamander Klassiek. Uitgeverij Querido Prijs 17,50. I ijde mooiste roman van de moderne Sjdse literatuur zijn? Een werk van Van Hermans? Toch iets van Wol- 'erkulisch? Ik houd het op De tiendui- hgen van Maria Dermoüt. In de Uamander Klassiek verscheen on- jn nieuwe editie van deze roman. Freriks, die ook aan haar biografie strwireef het nawoord, jbermoüt (1888 - 1962) heeft altijd ten, maar pas op het eind van haar ar|jze haar werk gaan publiceren. Ze •rde in 1951 met Nog pas gisteren. ze echter al een kist vol verhalen mirferhalen die doorgaans waren geïn- op alles wat ze op Java en vooral olukken had gezien en gehoord, tepunt in haar oeuvre is ongetwij- i'enduizend dingen, eind 1955 ver inmiddels in. dertien talen vertaald ons land toe aan de tiende druk. nawoord bij die uitgave wijst Kes- :s er nog eens op dat de schrijfster eiden door de orale traditie van het Haar werk bezit een Indische »«t is niet scherpgeslepen of fel, maar IR us, langzaam van tred. De veel- )K uitgesponnen zinnen bestaan uit sTI ienrijging van door een komma of VE ichtenstreepje van elkaar geschei- (fdzinnen waartussen telkens een een goede karakteristiek van haar ersoonlijke, bijna tastende stijl die kwekt dat je geen boek leest maar verteller luistert. De tienduizend itaat vol zinnen die geraffineerd afgebroken. Meteen al op de eerste schrijft ze: ,,Op een zonnige plek le kleine bomen - het gaat er zo sterk naar specerijen ruiken als het warm wordt - In zo'n stille vervallen kamer, met nog een echt Hollands opschuifraam en een diepe vensterbank - Op een stukje strand onder de platanen, waarop de golfjes van de branding uitvloeien: drie golfjes ach ter elkaar - achter elkaar - achter elkaar Zintuigelijkheid Haar proza is van een ongekende zintuige lijkheid. Kleuren, geuren en geluiden krij gen alle aandacht. En door de interrupties, de aarzelingen, de variaties en de herhalin gen heeft haar werk veel weg van poëzie. Bij vrijwel alle schrijvers zou zo'n aanpak tot sierkunst, tot overdaad, tot loos gepraat lei den. Zulke fatale gevolgen büjven uit bij Maria Dermoüt. Het is juist zo dat vorm en inhoud bij haar een ideale versmelting aan gaan, en misschien is dat wel haar grootste prestatie. Het kon uitsluitend zó worden ge zegd, maakt ze alinea voor alinea duidelijk. Alleen door haar betoverende stijl kun je onvoorwaardelijk geloven in de wereld die ze oproept. Een wereld waarin heden en verleden, het zichtbare en het onzichtbare, de realiteit en de fantasie moeiteloos sa mengaan. Een wereld waarin niets ver dwijnt, waarin alles evenveel aanzien ge niet, waarin ,de doden dezelfde rechten hebben als de levenden. Er is geen Indischer auteur in onze litera tuur aan te wijzen dan- Maria Dermoüt. Toch valt haar werk buiten het gebruikelijke kader van de Nederlands-Indische letteren. Ze ziet niet om in weemoed, al moest ook zij de tropen verruilen voor het kille Neder land. Ze ziet evenmin om in wrok, hoewel haar zoon in een Japans kamp overleed. De schrijfster lijkt eerder met Oosterse dan met Westerse ogen te kijken naar haar land van herkomst. Uit De tienduizend dingen zou je zelfs af kunnen leiden dat ze Oosters inzicht verkiest boven Westers denken. De hoofdpersoon weet zich zo goed te handhaven, omdat ze alle Nederlandse su perioriteitsgevoelens mist, omdat ze ont vankelijk is voor wat de Indische mensen beweren, omdat ze op een vanzelfspreken de manier opgaat in haar omgeving. Felicia Die hoofdfiguur heet Felicia, maar ze wordt meestal met haar bijnaam, mevrouw van Kleyntjes, aangeduid. Ze woont op een tuin, oorspronkelijk een specerijenplantage, op een eiland in de Molukken. De tuin is al vijf geslachten in het bezit van de familie. Zij zal niet worden opgevolgd, haar man is ver dwenen en haar enige zoon is gesneuveld. Haar leven deelt ze voornamelijk met de doden van de familie. Eén nacht per jaar herdenkt ze de men sen die op het eiland vermoord zijn. In het jaar dat de roman speelt zijn er liefst drie, misschien wel vier moorden gepleegd. De verhalen over deze misdaden zijn op een verrassende manier in de roman verweven. Het verhaal over de onhandige Schotse pro fessor en zijn trotse Javaanse assistent is een meesterlijke confrontatie van Oost en West. Wat zij hierin zegt over rassenwaan is nog altijd actueel: ,,Zo'n kleine strenge schutting om ons heen met niets dan A's lijkt het wel: kasten, klassen, standen, lan den, rassen, noem maar op!" De schrijfster brengt zulke bespiegelingen bijna terloops. Ze heeft het ergens over het leven dat wij niet te veel uit moeten willen zoeken. Voor de literatuur gold voor haar iets dergelijks. Ze benoemt zelden, maar suggereert des te meer. Het geeft deze ro man een zinderende lading, een zeldzame geheimzinnigheid, de stille kracht is in De tienduizend dingen bijna voelbaar gewor den. Als kind had Felicia zich al thuisgevoeld op de tuin. Ze volgde met veel belangstel ling de bezigheden van haar grootmoeder daar, die onder andere met kruiden en wor tels medicijnen bereidde. Felicia was met haar ouders vertrokken naar Europa, maar jaren later keert ze terug. Grootmoeder heeft haar verwacht. De twee vrouwen kun nen het goed met elkaar vinden en weten een succesvolle onderneming op te bou wen. Langzaam maar zeker kapselt de tuin ook de jonge vrouw in, laat haar de dingen zien, fluistert zijn geheimen. Dit is haar le ven, beseft Felicia. Ze verlaat de plaats dan ook nooit, niet na de dood van Imar oma en niet na de dood van haar zoon. Maar pas in de nacht van haar eenzame dodenherden king komt ze tot een alles verzoenend in zicht. Eenheid De schrijfster neigde, zoals Freriks opmerkt, naar een taoïstische en boeddhistische be levingswereld waarin de tegenstellingen te zamen een eenheid vormen. In het Westen denkt men juist altijd rechtlijnig in tegen stelling: leven tegenover dood, hemel te genover hel, het verhevene tegenover het nietige. Voor Felicia geldt echter, in plaats van dit het-is-zus-of-het-is-zo, dat het een én het ander waar kan zijn. Ze rekent in de roman af met wat wel het meest extreme contrast is: de tegenstelling tussen de moordenaar en zijn slachtoffer. De doden komen bij haar op bezoek. Ten minste, dat verbeeldt ze zich. Maar voor het eerst krijgen óók de daders een gezicht: En toen waren er niet meer moordenaars en vermoorden. Het hoort er allemaal bij: het goede en het kwade, het mooie en het lelij ke, de tienduizend dingen van ons bestaan, naast elkaar, los van elkaar, elkaar rakende, hier en daar in elkaar vervloeiende, zonder ergens enige binding, en tegelijkertijd voor altijd met elkaar verbonden. Maria Dermoüts nu weer beschikbare ro man is niet alleen mooi, maar ook wijs. 'Mijn Kinderjarenvoor het eerst in Nederlandse vertaling AUTOBIOGRAFIE» RECENSIE HANS WARREN/GPD Theodor Fontane. Mijn kinderjaren. Autobiogra fische roman. Vertaald door G. van Tussen broek. 240 pag. Uitgeverij De Prom Prijs 34,90. Tijdens het schrijven van zijn be roemde roman Efft Briest kreeg Theodor Fontane (1819 - 1898) een diepe inzinking. Hij onderging ver schillende behandelingen, maar die hielpen niet. De verhalen willen dat toen de huisarts van de auteur in greep. Hij zou z'n patiënt te verstaan hebben gegeven: „U bent helemaal niet ziek! U mist alleen uw gewone werk! En als u zegt: ik heb een plank voor mijn kop, ik kan het niet meer volhouden, het is gedaan met het schrijven van romans, wel, dan zeg ik u: als u weer beter wilt worden, dan schrijft u maar eens wat anders, uw levensherinneringen bijvoor beeld. Begin morgen maar meteen met uw kinderjaren!" Fontane volgde het advies op. Eind oktober 1892 begon hij aan de voorgeschreven taak, een half jaar later was hij klaar, en in 1894 ver scheen MeineKinderjahre. Zijn artis tieke crisis bleek verholpen: niet al leen wist hij Efft Briest te voltooien, hij publiceerde nóg enkele romans. Weinig auteurs beginnen hun lite raire loopbaan zo laat als hij. Pas in 1878, in het jaar dat hij 57 zou wor den, verscheen zijn romandebuut. Het was de bedoeling dat Fontane, net als zijn vader, apotheker zou worden. Hij koos echter voor de journalistiek, een toen nog nieuw beroep. Hij was enige jaren corres pondent in Engeland. Later zou hij Op 20 september wordt het hon derdste sterfjaar van Theodor Fontane herdacht. Ook in Ne derland gaat dat niet onopge merkt voorbij. Zo wordt voor de eerste keer een vertaling van Meine Kinderjahre uitgebracht. Het is het verhaal van zijn jeugd in het stadje Swinemünde (tegenwoordig Swinoujscie) aan de Pommersche Bucht. Volgens velen behoort het tot de beste egodocumenten van de Duitse literatuur. nog oorlogsverslaggever worden. Uiteindelijk werd het dus de let terkunde. En ook al wordt hij nu tot de grote negentiende-eeuwse schrij vers gerekend, veel succes had hij destijds niet met zijn werk. Over de verkoop van Meine Kinderjahre, dat voor een groot deel in Swinemünde speelt, kon hij schrijven: ,,Ik heb de literaire markt van Swinemünde ge heel beheerst." Innemend causeur Die ironische toon is kenmerkend voor Fontane. Zelfs in zijn romans ontpopt hij zich dikwijls als een in nemende causeur. Ook in dit boek over zijn jeugdjaren heeft hij die nei ging. Maar hij kende zichzelf heel goed. Door zijn herinneringen syste matisch, bijna puntsgewijs op te ha len, wist hij zichzelf in toom te hou den. In de eerste levensjaren krijg je de hele mens te zien, veronderstelde hij. Daarom 'kan misschien ook de beschrijving van mijn kinderjaren voor mijn levensgeschiedenis door gaan', zei hij in een voorwoord. Fon tane geeft bepaald geen geflatteerd zelfportret. De verstandige hulp in de huishouding, zo vertelt hij, wist 'dat ik van nature goed was, maar lichtgeraakt, verwaand en door een zekere dikdoenerij werd beheerst.' Openhartig gaat hij op zijn fouten en tekortkomingen in. Ook verklaart hij veel te lijken op zijn vader, een fanatieke anekdotenverteller en een briljante praatjesmaker. 'Het is al leen wel zo dat ik ver bij hem achter blijf, schrijft hij. Met dit boek heeft hij vooral een monument voor de.ze man opge richt. Er zijn maar weinig boeken waarin een zoon met zoveel respect over z'n vader schrijft. Hij had, zo meende hij, 'eigenlijk al het goede en in ieder geval al het bruikbare wat ik weet' aan hem te danken. Die va der kon het gokken niet laten, hij raakte zijn geld kwijt. Z'n echtgenote verdween. Toen hij eenenzeventig was, zocht Theodor hem op in zijn armoedige huisje. Hij wijdde een ontroerend intermezzo in Meine Kinderjahre aan dat bezoek. Zonder enige terughoudendheid schrijft hij over de mislukking van zijn vader. Maar ook zonder het minste voorbe houd verklaart hij zijn liefde. Bewondering Het boek dat - anders dan aanvan kelijk de bedoeling was - in Von Zwanzig bis Dreissig en Von Dreissig bis Achtzig werd vervolgd, is nu door G. van Tussenbroek in het Neder lands vertaald. Die heeft dat werk duidelijk uit bewondering gedaan, slechts een enkele keer hapert de tekst. Hij vindt het 'een van de mooiste boeken die de Duitse taal heeft voortgebracht'. Natuurlijk kan er over dat oordeel getwist worden. Maar misschien spreekt deze auto biografie sterker tot de verbeelding van de hedendaagse lezer dan ande re boeken uit die tijd, romans van Fontane als Efft Briest en Irrungen, Wirrungen inbegrepen. Dat zal stel lig met de directheid en de eerlijk heid van dit geschrift te maken heb ben. Fontane geeft een beeld van zich zelf, van zijn familie en van een klei ne Duitse stad in de eerste helft van de vorige eeuw. Zijn eerste levensja ren bracht hij door iri Neu-Ruppin, ten noordoosten van Berlijn gelegen. Centraal in het verhaal staat echter het havenstadje Swinemünde. Zijn ouders hadden allebei Franse wor tels en waren daar heel trots op. De vader èn de moeder hadden nogal eens conflicten, óók over hun stam boom, die ze veel fraaier voorstelden dan die in werkelijkheid was. In 1827 verhuisde het gezin naar de weinig aanzienlijke plaats. 'Wat is dat, dat steeds zo ruist en dondert?', vroeg de kleine Theodor de eerste avond. 'Da's de zee', kreeg hij te ho ren. Met zeldzame intensiteit be schreef hij bijna zeventig jaar later de nieuwe omgeving. Het erf, het huis, het interieur: ze worden in alle details opgeroepen. Swinemünde was, schrijft hij, 'een lelijke negorij, maar tegelijk ook weer een plaats van bijzondere charme.' Zulke te genstrijdige gevoelens beheersen aanvankelijk dit relaas. Maar minder en minder geneert hij zich, en meer en meer geeft hij zich over aan zijn genegenheid. Hij bericht vol lof over het assortiment van een plaatselijke winkel en de plaatselijke vrouwen vormden volgens hem 'een levende galerie of beauties'. Het eten moet nergens lekkerder zijn geweest. Ver rukt denkt hij terug aan het boom stamgebak van de weduwe Gaster: 'Er zijn ook tegenwoordig nog boomstamgebakjes, zeker, maar die van nu zijn ontaardingen, zwakke, sponsachtige bleekneuzen.' Geïsoleerde wereld Fontane schrijft over de ganzen- slacht en de varkensslacht, over de grote en kleine gebeurtenissen, over zijn liefde voor vuurwerk en verstop pertje spelen, over de huisleraar en misplaatste straffen, en ove» nog veel meer. Het was een geïsoleerde wereld. Berichten over de vrijheids strijd van de Grieken bereikten hem alleen via een kijkkast in een kermis tent. Eerst in de zomer van 1830 werden dagelijks kranten in de stad gebracht. Onvermijdelijk nadert de dag van het afscheid, zijn ouders be sluiten hem naar het gymnasium in Ruppin te sturen. Schrijven als therapie: meestal loopt dat verkeerd af. In het geval van Theodor Fontane leidde het echter tot een prachtig boek. 'Alles was poëzie. Het proza volgde spoe dig in alle mogelijke gestalten, vaak ook door mijn eigen schuld', blikte hij terug. In het proza van Mijn kin derjaren wordt die oude poëzie in al haar luister hersteld. Literair hoogstandje van Turkse schrijver Orhan Pamuk ROMAN RECENSIE MRGOT ENGELEN/GPD muk. Het zwarte boek. 485 blz. Margreet Dorleijn. Uitgeverij De beiderspers. Prijs 69,00. irkse schrijver Orhan (45) wordt internatio- raakpunt van Azië en Europa, vol eeuwenoude cultuurschat ten maar ook de stad bij uitstek waar het moderne hart van Tur kije klopt. Met zijn buitenlandse oplei ding (New York) en tweetalige studie letterkunde en journalis tiek in Istanbul mag Pamuk een Westers georiënteerde intellec tueel genoemd worden, met een in die kringen gebruikelijke afkeer van islamitisch funda mentalisme. Maar de funda mentalisten zijn zeker niet de enigen die Pamuk vrolijk en erudiet op de hak neemt. Ook aftandse communisten moeten het ontgelden, en ambtenaren, huismoeders, columnisten en journalisten, die hun lang gele den verworven plekje voor geen goud weggeven aan jonger ta lent, filmregisseurs, nationalis ten, zwarthandelaren, oude ooms, geen mens blijft ge spaard, maar Pamuk doet het op een liefdevolle manier. Tot zijn '22ste was Ofhan Pamuk een gewone Ottomaan se jongen, zij het uit een elitege zin. Toen sloot hij zich voor acht jaar in zijn kamer op, las en las en las, en werd vervol gens zelf schrijver. Vrijwel meteen werd hij 'postmodern' genoemd en vergeleken met groten als Italo Calvino, Borges, en Thomas Mann. Het grote Turkse achterland interesseert de schrijver in lite raire zin tot dusverre totaal niet; als gezegd wordt hij juist gefas cineerd door de stad Istanbul als brandpunt van de verdeelde Turkse mentaliteit. In zijn ijver om de nadelen van het oude Ottomaanse Turkije te tonen slaat Pamuk ,wel eens door naar een verheerlijking van alles wat uit het Westen komt; dat moe ten we wellicht als overcom pensatie beschouwen. Voor de Westerse lezer zijn Pamuks romans reusachtige schouwtonelen van oude Turk se gebruiken en karakteristieken die door een verdere verameri kanisering ongetwijfeld zullen verdwijnen, maar vooralsnog ook in het 'moderne' Istanbul nog volop aanwezig zijn. Daar bij heeft Pamuk een bijzondere stijl, eigenlijk verschillende stij len, waaronder een heel gulle en rijke, een weldadige, die hij probleemloos afwisselt met kor te fragmenten op een sobere hedendaagse toon. Pamuk le zen is genieten. Spelletje In Het zwarte boek speelt de schrijver een spelletje met zijn lezer, een typisch postmodern wie-is-wie spelletje, maar hij weet dat zo te spelen dat die le zer nergens geïrriteerd raakt. Het boek is als een detective, compleet met vermommingen, gedaanteverwisselingen, raad sels en moorden. De stad Istan bul is, met liefde beschreven, plaats van handeling en tegelijk haast een personage dat welwil lend toekijkt. De plot klinkt niet aantrekke lijk maar is ook slechts een ve hikel: de onvrolijke Galip (wiens naam ironisch genoeg 'overwin naar' betekent) is getrouwd met zijn innig geliefde nicht Rüya ('droom'), die op een dag niet meer urenlang pistachenootjes snoepend detectivetjes zit te le zen maar spoorloos verdwenen is. De pijn verbijt Galip door haar overal te gaan zoeken en omdat hij er stellig van over tuigd is dat zij bij haar halfbroer Celal zit, de populaire colum nist wiens stukjes iedereen al tijd als eerste opslaat in de krant, gaat Galip op zoek naar de eveneens verdwenen Celal ('triomf of 'wraak' van god). In de loop van zijn speur tocht, die hem door allerlei de len van Istanbul voert, vereen zelvigt Galip zich hoe langer hoe meer met de intrigerende Celal, vestigt zich in diens ap partement, duikt diep in zijn ar chief en zijn oude artikelen, waarvan er gelukkig vele opge nomen zijn, en neemt uiteinde lijk zelfs zijn identiteit aan.'Die dubieus is, met al die vermom mingen in de kast. Onzekerheid troef dus, maar die hindert nooit. Waarin schuilt de kracht van Het zwarte boek nu? In de prik kelende, cynische columns van Celal, een Turkse Hugo Brandt Corstius, en in de cultuurhisto rische uitweidingen over soefis me, de dichter-filosoof Rumi (liefhebber van vermommingen en eveneens zijn geliefde kwijt), het immense mysterie van de huisvrouw, over samenzwerin gen van marxisten of Hurufisten (ook: Hoerrieten, een Islami tische mystieke religie waarin het verlies van de eigen identi teit een opgaan in God bewerk stelligen kan), over kussen, de etalage van een drogist, het droogvallen van de Bosporus, het belang van een groene bal pen. (Het werkt aanstekelijk: Orhan Pamuk is verzot op op sommingen.) De schrijver is zo vrij het ty pisch Turkse te bespotten, en tegelijkertijd het vergelijken van het Oosterse met het Westerse als onmogelijk, zinloos en bela chelijk te bestempelen. Op to verachtige wijze heeft Pamuk van deze roman een zowel vro lijk als diepgravend feest ge maakt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1998 | | pagina 21