Actie voor uniek orgel
Help het orgel restaureren
Eén op de twee
ZATERDAG 9 DECEMBER 1995
Het grote Van Hagerbeer-orgel
van de Leidse Pieterskerk moet
hoognodig worden
gerestaureerd. Het unieke
kunstwerk hangt letterlijk en
figuurlijk met touwtjes aan
elkaar. Om het terug te brengen
in de staat van vóór 1700 zijn
miljoenen nodig. De komende
maanden worden tal van acties
gehouden, onder meer door
deze krant, om gelden bijeen te
krijgen om de 'operatie' te
betalen. Daarna is de
Pieterskerk een van de
belangrijkste orgelcentra van de
wereld.
Een groot doek, waarop het orgel v
heden plaatshebben.
i de Pieterskerk is nagetekend, wordt voor het origineel gehesen. Onttrokken
Bijzonder kunstiverk in Pieterskerk hard aan restauratie toe
De gemeentezang in de Leidse
Pieterskerk moet zo rond 1600
van niet al te grote kwaliteit zijn
geweest. Hij was meestal een tikkeltje vals.
De kerkgangers konden maar moeilijk wijs
houden, want er werd zonder muzikale bege
leiding gezongen.
De bouw en uitbreiding van het Van Ha
gerbeer-orgel, zo rond 1640, moest daarin
verandering brengen. Het resultaat viel in de
praktijk bitter tegen. Het fonkelnieuwe en
dure kunstwerk stond in die grote Pieterskerk
te ver van de mensen af. Het had onvoldoen
de volume om de gemeentezang te kunnen
overstemmen. Het ging weliswaar iets beter,
maar nog steeds werden verkeerde noten ge
zongen.
Driehonderdvijfenvijftig jaar later is het
Van Hagerbeer-orgel zoals dat in de Pieters
kerk staat nog steeds een uniek kunstwerk.
Ruim 70 procent van het aantal pijpen da
teert van vóór 1700. Nog maar kort geleden
werd ontdekt dat veel pijpen deel hebben
uitgemaakt van een orgel uit 1446. Daarmee
behoort dat pijpwerk tot het oudst bekende
nog spelende ter wereld.
Het grote orgel hangt inmiddels letterlijk
en figuurlijk met touwtjes aan elkaar. Het
moet hoognodig gerestaureerd. Het wordt te
ruggebracht in de staat van vóór 1700. Een
kunstwerk moet worden herschapen.
Duivel
Orgels waren uit in de Reformatie. Ze werden
vooral gezien als een-speeltuig van de duivel.
Ze herinnerden bovendien aan die 'ketterse'
katholieken. En die hadden afgedaan. De Pie
terskerk was rond 1572 van hen afgepikt en
voortaan zwaaiden de protestanten er de
scepter.
Volgens de Synode van Dordrecht, even
eens uit 1578, moest het orgel tijdens de
dienst dan ook zwijgen. Ervoor en ema of tij
dens dagelijkse bespelingen was orgelmuziek
toegestaan, maar verder was die muziek ta
boe.
De behoefte om het orgel in de reformato
rische kerken weer een functie te geven,
groeide evenwel vanzelf. Door de slechte
zang van de kerkgangers, raakte een aantal
kerkmeesters al snel overtuigd van het nut
van orgelmuziek tijdens de dienst.
In de zeventiende eeuw werden i
op grote schaal orgels gebouwd,
lijk door Duitsers. Leiden was zo rond 1640
één van de voorlopers. In 'conservatieve' ste
den als Amsterdam en Utrecht hield men
zich nog bijna een halve eeuw langer aan de
Synode.
In 1637 werd begonnen met de bouw en
uitbreiding van het orgel. De kast is een ont
werp van Arent van 's-Gravensande, een
bouwmeester die onder meer ook de Mare-
kerk in Leiden ontwierp. De opdracht voor
het maken van het pijpwerk ging naar Gal-
thus van Hagerbeer en diens zonen Germen
en Jacobus. Van Hagerbeer was de beroemd
ste orgelbouwer van zijn tijd. In 1643 was het
orgel gereed voor gebruik.
Leiden kreeg een orgel dat de rijkdom van
die tijd weerspiegelde. In de Gouden Eeuw
was Nederland het centrum van de wereld.
Leiden groeide in die tijd tot de tweede stad
van het land met circa 70.000 inwoners. Er
werden niet alleen goede zaken gedaan, ook
op kunstgebied voerde ons land de toon aari.
Er was veel geld en dus werden er mooie din
gen tot stand gebracht. Het waren de jaren
van onder anderen Rembrandt en Sweelinck.
Allegaartje
Onbeleefd gezegd is het Van Hagerbeer-orgel
een allegaartje. Dat is overigens niet bijzon
der voor oude orgels, want die zijn in de loop
der eeuwen steeds aangepast aan actuele
kennis van en trends in de muziek. Een
nieuw muziekinstrument betekende in prin
cipe ook een nieuwe orgelpijp.
Sinds 1446 is het Van Hagerbeer-orgel
tientallen keren uit elkaar gehaald en in el
kaar gezet, gereviseerd, gemoderniseerd, op
gepoetst, uitgebreid en ingekrompen. Vele
grote namen van orgelbouwfamilies zijn er
op één of andere manier mee verbonden en
hebben er hun stempel op gedrukt. In de
loop van de tijd, vooral in de vorige eeuw,
werd het orgel beter geschikt gemaakt voor
begeleiding van koor en kerkgangers.
Ondanks vele ingrepen en veranderingen
is het pijpwerk uit de tijd van Van Hagerbeer
en van daarvoor het best bewaard gebleven.
De orgelbouwer heeft zelfs pijpen gehand
haafd uit 1446, die het instorten van de meer
dan honderd meter hoge toren van de Pieter
skerk in 1512 hebben overleefd. Tegen die
achtergrond werd besloten het orgel op te
knappen en terug te brengen in de staat van
de zeventiende eeuw.
Dat besluit ontmoette aanvankelijk veel
kritiek. Want met restauratie in zeventiende-
eeuwse staat wordt het orgel ongeschikt voor
moderne orgelmuziek en is het net als
vroegeronvoldoende in staat om koren te
kunnen begeleiden. De oplossing werd ge
zocht in de aankoop van een tweede orgel.
Dat werd het Thomas Hillorgel (18831, dat
bijna stond weg te rotten in een voor sloop
genomineerde kerk in noord-Londen. Het or
gel werd voor slechts 25.000 gulden aange
kocht. Een meevaller, omdat de orgelcom
missie voor aankoop maar maximaal 50.000
gulden wilde uittrekken. Eind vorig jaar is het
Hillorgel officieel in gebruik genomen. De
uiteindelijke kosten van restauratie en plaat
sing waren opgelopen tot zes ton!
In de Pieterskerk had trouwens al eerder
een tweede orgel gestaan, veel kleiner, maar
goed geschikt voor koorzang. Dat muziek
werk werd rond 1733 overgebracht naar de
Marekerk (gebouwd in 1649). Die kerk had
nooit een orgel gehad, omdat het met Leiden
na de Gouden Eeuw snel bergafwaarts ging.
De bevolking nam af en daarmee ook het
kerkbezoek. De Hervormde Gemeente had
veel moeite om de vier grote kerken in de
stad (Pieterskerk, Hooglandse Kerk, Vrou
wenkerk, Marekerk) in stand te houden.
Waarschijnlijk uit geldgebrek verhuisde het
kleine orgel naar de Marekerk.
Ingenieus
Het Van Hagerbeer-orgel is een ouderwets
i Holland
Het Leidsch Dagblad steunt de actie voor herstel van het orgel. Lezers die willen deelne
men, kunnen 100 gulden of meer overmaken op Postbankrekening 57055 ten name van
Uitgeversmaatschappij Leidsch Dagblad.
In ruil daarvoor:
wordt een orgelpijp naar u vernoemd. Uw naam wordt op een tableau vermeld dat in de
Pieterskerk komt te hangen. Indien u dat niet wenst, kunt u dat op de girokaart vernielden.
U mag de orgelpijp in principe ook naar iemand anders laten vernoemen.
ontvangt u een officieel certificaat r,
de pijp die door u is 'geadopteerd'.
•wordt u samen met met alle andere sponsors
Hagerbeer-orgel uitgenodigd vooreen speciaal ct
Ook scholen kunnen voo
nier hun naam verbinden
binnenkort een andere ac
n foto van het orgel, alsmede een beschrijving i
?en minimumbedrag van 250 gulden deelnemen en op die ma
an het oude Van Hagerbeerorgcl. Onder het bedrijfsleven wordt
egehouden.
mechanisch orgel. Er komt geen elektronica
of luchtdruk aan te pas om de orgelpijpen
aan het vibreren te brengen. Elke druk op
een toets, elke beweging, wordt mechanisch
overgebracht via een soms meterslange ver
binding. Daarmee wordt een ventiel geopend
zodat wind de orgelpijp kan binnenstromen.
Dit mechaniek is omwikkeld met stof of leer
om te voorkomen dat het lawaai maakt: het
ongepaste geluid van metaal op metaal.
Die ingenieuze verbindingen tussen toet
senbord en de circa 1.800 pijpen, in grootte
uiteenlopend van drie centimeter tot acht
meter, moeten voor een groot deel opnieuw
worden gemaakt. Het is maar één voorbeeld
van de vele werkzaamheden die met de res-
tauratie van het orgel gepaard gaan.
Voor de herschepping van het Van Hager
beer-orgel zijn tal van deskundigen en arties
ten nodig, onder anderen tingieters, kunst
schilders, schrijnwerkers en beeldend kun
stenaars. De ambachtslieden van vroeger zijn
de kunstenaars van nu. De restauratie wordt
uitgevoerd door orgelbouwer Verschueren uit
Heythuysen (Limburg).
De restauratiekosten worden geschat op
3,2 miljoen gulden. Door een aantal grote
sponsors en het rijk is een totaalbedrag van
bijna twee miljoen gulden toegezegd. De ko
mende maanden worden acties op touw ge
zet om het resterende geldbedrag van 1,3
miljoen bij elkaar te brengen.
Het karwei gaat ongeveer drie jaar duren.
Naar verwachting kan het orgel in 1998 weer
in gebruik worden genomen. En dan is het
Van Hagerbeer-orgel als geen ander geschikt
voor de vertolking van de vele componisten
van de zeventiende eeuw, onder wie onze
grootste nationale componist Jan Pietersz.
Sweelinck.
Met het Van Hagerbeer-orgel en het Tho
mas Hillorgel beschikt Leiden over „een
uniek orgelcentrum, waar vrijwel de gehele
literatuur van de vroege Middeleeuwen tot
de huidige tijd zal kunnen worden gespeeid",
aldus burgemeester G. Goekoop, die zich met
fondsenwerving voor het orgel bezighoudt.
Volgens ingewijden wordt de Pieterskerk één
van de belangrijkste orgelcentra ter wereld.
„Van heinde en verrre zullen vermaarde or
ganisten toestromen om één van de orgels te
bespelen."
Gegevens voor dit verhaal zijn ontleend aan
onderzoekswerk van onder anderen prof.
dr. MA. Vente, J. Doove en T. Brouwer, als
mede aan een lezing van burgemeester C.
Goekoop en aan informatie van de heer T.
Boon, directeur van de Pieterskerk en lid
van de orgelcommissie.
Denkwijzer
Enige tijd geleden legde een psycholoog tijdens een con
gres over Geestelijke Gezondheid en Leeftijd zijn gehoor
de volgende vraag voor: ,,Welk percentage van de vol
wassenen in landen als de Verenigde Staten of Nederland
lijdt één of meer keren tijdens het leven aan een ernstige
psychische stoornis? En met 'ernstig' bedoel ik psychi
sche stoornissen waarvoor internationaal erkende dia
gnostische richtlijnen bestaan, waardoor patiënten in
sterke mate in hun functioneren, op hun werk of in hun
relaties, worden belemmerd en waarbij behandeling al
leen al om die reden geboden is."
De schattingen waarmee de
aanwezigen kwamen, vari
eerden van ongeveer tien tot der
tig procent. Vervolgens vertoon
de de spreker een dia, waaruit
bleek dat er in de Verenigde Sta
ten op iedere 100 volwassenen
48 zijn die in de loop van hun le
ven ten minste één maal aan
zo'n stoornis lijden. Hij liet ook
zien dat in een willekeurig jaar,
bijvoorbeeld 1990, ongeveer der
tig procent van de Amerikanen
met zo'n stoornis had te kam
pen. De reactie van veel toehoor
ders, voornamelijk artsen, was
opmerkelijk. Ze geloofden het
gegeven van één op de twee
mensen' gewoon niet en begon
nen allerlei kritische vragen over
de betrouwbaarheid van de ge
gevens te spuien.
e spreker, dr. Norman Sarto-
aanstaande psychiaters in de we
reld op dit moment, had weinig
moeite die kritiek te pareren.
Maar op een gegeven moment
gooide hij de discussie over een
andere en verrassende boeg.
„Stelt u zich voor", zei hij tegen
de zaal, „dat ik u de vraag had
voorgelegd 'welk percentage van
de volwassenen in landen als de
Verenigde Staten of Nederland
lijdt een of meerdere keren tij
dens het leven aan ernstige li
chamelijke ziekten, zoals hart
en vaatziekten, kanker, CARA, ar
thritis, hepatitis (geelzucht), en
zovoorts'. Als ik u vervolgens een
dia had laten zien met gegevens
waaruit blijkt dat dat ongeveer
de helft van de volwassenen be
treft, zou u dan ook gereageerd
hebben in de trant van 'ja hé,
maak het nou even. Eén op de
twee, dat geloven we niet?' Ik
durf te wedden van niet. Nou
moet u mij het volgende eens
uitleggen. Als een mens inder
daad zowel een psychologisch als
een biologisch wezen is, zowel
een geest als een lichaam heeft,
en als die twee heel intensief op
elkaar inwerken, waarom.zouden
dan ernstige psychische stoornis
sen niet minstens zo vaak kun
nen voorkomen als ernstige li-
tamelijke stoornissen?"
„Eén van de belangrijkste rede
nen", zo ging hij verder, „dat niet
alleen u als wetenschappers,
maar moeilijk kunnen geloven
dat psychische stoornissen zo
vaak voorkomen èls ze voorko
men, heeft te maken met hou
ding. Voor de meesten ménsen is
een psychische ziekte nog altijd
iets dat ligt in de taboesfeer, de
sfeer van 'eigen schuld dikke
bult' en van iets waarvoor je je
schamen moet, iets dat je als
mens diskwalificeert en waar je
hel dus maar liever niet over
hebt. I>aat staan iets waar je bij
jezelf en anderen op let en even
tueel vroegtijdig, preventief, hulp
voor zoekt. Sterker nog, héél veel
mensen geloven dat psychische
stoornissen vaak niet, of in elk
geval veel minder vaak goed te
behandelen zijn dan lichamelijke
ziekten."
„Die combinatie van schaamte
en pessimisme waar het psychi-
n betreft, leidt ei
n klein gedeelte
met zulke stoor
•kt, naar schatting
niet meer dan één op de vier.
Maar de vermoedelijke waarheid
is dat gemiddeld genomen psy
chische stoornissen, zoals angst-,
depressieve, verslavings- en
behandelen zijn als lichamelijke
stoornissen. Goed behandelbaar
wil in dit verband natuurlijk lang
niet altijd zeggen 'volledig te ge
nezen', maar wel dat symptomen
en hinder voor de betrokkene op
een zodanige wijze verminderd
kunnen worden dat het leven
goed leefbaar is."
Sartorius gaf vervolgens een
aantal voorbeelden omtrent
de behandelbaarheid van psychi
sche stoornissen. Hen daarvan
was agorafobie. Het woord agor-
afobie komt van een Grieks
woord wat zoveel betekent als
'angst vooropen ruimten'. Kern
van agorafobie is de angst voor
paniekaanvallen. Als iemand aan
agorafobie lijdt, is hij bang in si
tuaties te verkeren waaruit het
moeilijk is te ontsnappen, of
waarin hulp mogelijk niet be
schikbaar is als hij plotseling een
paniekaanval krijgt. Maar de
agorafobie-patiént is niet alleen
maar bang voor paniekaanvallen.
i hulp z
Hij is vaak ook bang voor wat an
dere mensen zullen denken in
het geval ze zouden zien dat hij
een paniekaanval krijgt.
De angst niet weg te kunnen in
geval van een (dreigende) panie
kaanval, geen hulp te kunnen
krijgen of in ernstige verlegen
heid te geraken of zich belache
lijk te maken, leidt ertoe dat ago-
rafobici een scala van situaties
vennijden. Tot de meest voorko
mende daarvan behoren open
bare gelegenheden waar veel
mensen zijn zoals:
- supermarkten, warenhuizen en
restaurants
- min of meer besloten of om
heinde plaatsen, zoals tunnels,
bruggen of de stoel van de kap
per
- het openbaar vervoer zoals trei
nen, bussen en ondergrondse en
vliegtuigen
- alleen thuis zijn
Maar misschien wel het meest
algemene kenmerk van agorafo
bie is de angst om ver weg te
gaan van huis of van een 'veilige'
andere persoon, gewoonlijk
echtgenoot, partner, ouder of ie
mand waar men een hechte
band mee ervaart. Agorafobici
vermijden het vaak om alleen
auto te rijden, of verder te rijden
dan een bepaalde korte afstand
van huis. In ernstige gevallen
durft men alleen nog maar een
paar meter buiten de eigen voor
deur of zelfs helemaal niet meer.
Vanwege de ernstige beperkin
gen die agorafobie op het gedrag
en leven van de betrokkenen kan
leggen, zijn veel agorafobici ook
depressief. Die depressie komt
voort uit het gevoel van zich in
de greep te bevinden van een
stoornis waarove
controle heeft of i
zich machteloos i
veranderen.
Agorafobie is een veel voorko
1 geen
ri die te
Ree
chat
tingen wijzen erop dat ongeveer
5 procent van de volwassenen
(3,5 procent van de mannen en 7
procent van de vrouwen) tijdeus
hun leven met één of meer pe
rioden van agorafobie te kampen
heeft. Voor ons land betekent dat
zo'n 500.000 mensen, waarbij
overigens de mate waarin de
agorafobie het leven ontwricht
duidelijk uiteen kan lopen.
Het goede nieuws over agorafo
bie is dat het een psycholo-
gisch goed behandelbare aan
doening is. Hen stap in de behan
deling is ontspanningsoefeniiv
gen te leren en te leren met pa
niekaanvallen om te gaan. Hen
andere stap in de behandeling is
de patiënt te helpen zich geleide
lijk aan steeds vaker en lang
durigei
sdiet
eden
werden. Die blootstelling wordt
vaak eerst in fantasie uitgevoerd
en vervolgens in werkelijkheid.
Een derde stap is nieuwe, realis
tischer manieren van denken
aan te leren en daarmee 'pieker'
en angstverwekkende gedachten
te vervangen. En tenslotte, om
dat agorafobici vaak moeite heb
ben om goed voor zichzelf en
voor hun rechten op te komen, is
sociale vaardigheids- of assert ivi
teitstraining vaak een onderdeel
van de behandeling.
Rij behandelingen met deze in
grediënten vertoont zeventig tot
tachtig procent, en volgens som
mige onderzoekers zelfs negentig
procent van de patiënten, een
sterke verbetering, die ook jaren
later nog aanwezig blijft. Als we
bedenken dat vermoedelijk maar
een heel klein deel van die pa
tiënten zo'n behandeling krijgt,
en als we ook bedenken dat wat
voor agorafobie geldt, ook geldt
voor veel andere psychische pro
blemen, dan lijkt één conclusie
onontkoombaar: het is de hoog
ste tijd voor een brede maat
schappelijke discussie over gees
telljke gezondheidszorg.
RENE DIEKSTRA
hoogleraar klinische en
gezondheidspsychologie