Algerijnen leven tussen hoop en vrees 'Wereldleider met stalen uithoudingsvermogen' 'Afrika moet de weg bmhoog zelf vinden' Buitenland DINSDAG 14-NOVEMBER 1995 Voor het eerst sinds 1962 keus uit meerdere presidentskandidaten Bijna 16 miljoen Algerijnen zijn opgeroepen donderdag een nieuwe president te kiezen. Voor het eerst sinds de onafhankelijkheid in 1962 hebben zij daarbij de keus tussen meer dere kandidaten. Uit vrees voor aanslagen van radicale moslims zijn zeer scherpe veilig heidsmaatregelen genomen in het Noord- afrikaanse land, waar sinds begin 1992 al ze ker 40.000 doden zijn gevallen. DEN HAAG THOMAS VERFUSS ANP ;De zittende president Liamine Zéroual (54), een ge- pensioneerde generaal die in januari 1994 door het leger als interim-staatshoofd naar voren is gescho kondigde de presidentsverkiezingen vorig jaar t oktober aan. Volgens zijn strategie moet eerst de top e van het land haar democratische legitimiteit herwin- 1 nen. Een gekozen president kan vervolgens leiding geven aan een democratiseringsproces dat tot parle- ments- en gemeenteraadsverkiezingen leidt en een einde maakt aan het geweld aldus de theorie. Het is de tweede poging om in Algerije een plura listische democratie in te voeren. Bij de eerste - ge faalde - poging was nog voor de omgekeerde volgor de gekozen. Eerst werden in juni 1990 vrije gemeen- teraads- en provinciale verkiezingen gehouden waar bij het Islamitisch Reddingsfront (FIS) als grote win naar uit de bus kwam. De radicale moslim-partij on der leiding van Abassi Madani en Ali Belhadj wist de ze triomf bij de parlementsverkiezingen in december 1991 te herhalen: niet minder dan 47,5 procent van de stemmen werd in de eerste ronde op het FIS uit gebracht - bij een opkomst van 59 procent. Toen werd gevreesd dat een overwinning van het FIS in de tweede ronde tot het einde van de demo cratie zou leiden, omdat de radicale moslims de macht niet meer zouden afstaan als zij die eenmaal in handen zouden hebben. Het leger dwong in janu ari 1992 president Chadli Bendjedid tot aftreden: de beslissende tweede verkiezingsronde werd afgelast. Het FIS werd in maart verboden. De volgende jaren zijn gekenmerkt door bloedig geweld tussen leger en politie aan de ene kant en het AIS, de gewapende arm van het FIS, en de nog radi calere Gewapende Islamtische Groep (G1A) aan de andere kant. Zéroual probeerde in 1994 vergeefs een compro mis te vinden met de gevangen FIS-leiders. Op de aankondiging van de presidentsverkiezingen volgde het dreigement van nog meer islamitisch geweld. Zéroual ging een dialoog aan met alle maatschappe lijk relevante krachten om de Algerijnen een repre sentatieve keuze van presidentskandidaten te geven. Toch bleven naast het FIS twee belangrijke partijen de gang naar de stembus boycotten: het FLN, de voormalige eenheidspartij die het land naar de onaf hankelijkheid leidde, en het Front van Socialistische Krachten (FFS) van Hocine Aït Ahmed, dat vooral on der de Berbers sterk is. FIS, FLN en FFS kregen bij de afgelaste parle mentsverkiezingen samen 86 procent van de stem men. Tegenstanders van de verkiezingen donderdag zeggen daarom dat de keuze uit de vier presidents kandidaten niet representatief is. Voorstanders van de gang naar de stembus wijzen erop dat door het geweld van de afgelopen jaren veel minder Algerij nen de radicale moslims zijn gaan steunen en dat het land nu met een schone lei moet beginnen. Deze vi sie wordt gesteund door de massale opkomst, vooral in Frankrijk, sinds zaterdag voor in het buitenland wonende Algerijnen de stembussen opengingen in ambassades en consulaten. Favoriet bij de presidentsverkiezingen is Zéroual. Diens afkeer van de radicale moslims wordt gedeeld door Saïd Sadi, een 48-jarige psychiater die kandi deert namens de Beweging voor Guituur en Demo cratie (RCD). Deze Berber is de hoop van de aanhan gers van een democratie naar westers model. Hij wil 'democratie en vooruitgang in een modem Algerije'. Zijn campagne wordt geleid door de bekendste femi niste van Algerije, Khalida Messaoudi. De RCD kreeg in december 1991 2,56 procent van de stemmen. De het meest op de islam georiënteerde kandidaat is oud-hoogleraar Arabisch sjeik Mahfoud Nahnah (53) van de Beweging van de Islamitische Samenle ving (MSl-Hamas). Hij wil dat zijn 'moderne visie op de islam' de basis van alle sociale en economische activiteiten wordt. Volgens hem is het huidige be wind verantwoordelijk voor het geweld omdat het 'de principes van de islam heeft verlaten'. Hij wil 'de spiraal van haat en geweld' doorbreken. Het afzweren van geweld was overigens een voor waarde om zich kandidaat te mogen stellen volgens het decreet waarbij Zéroual de verkiezingen uit schreef. MSI-Hamas was in 1991 goed voor 4,7 pro cent van de stemmen. De vierde en tevens jongste kandidaat - de 45-jari- ge ex-ambtenaar Noureddine Boukrouh - wordt door waarnemers als kansloos beschouwd. Hij wil een na tionalistisch Algerije, gebouwd op een moderne is lam. De Partij van de Algerijnse Vernieuwing (PRA) die hem steunt, behaalde in 1991 maar 0,86 procent. De Algerijnse regering en de diplomatieke verte genwoordigingen in het buitenland hebben hun best gedaan om zoveel mogelijk buitenlandse waarne mers voor de stembusgang te vinden. Zéroual wil de wereld laten zien dat alles democratisch verloopt. Om te voorkomen dat islamitisch geweld de stem busgang verstoort, zijn scherpe veiligheidsmaatrege len genomen. Ireger en politie zijn paraat en hebben extra wegversperringen opgezet: duizenden reservis ten zijn opgeroepen. I let verkeer van vrachtwagens is beperkt wegens het gevaar van autobommen. De markten, een mogelijk doelwit van aanslagen, zijn gesloten, evenals de scholen: sportevenementen zijn verboden. Alle buitenlandse journalisten moeten in Hotel Aurassi wonen en mogen dat zonder politiebe geleiding niet verlaten. Als donderdag geen kandidaat de absolute meer derheid van de stemmen haalt, komt er. evenals in het voormalige koloniale moederland Frankrijk, een tweede ronde tussen de twee bestgeplaatste kandida ten, uiterlijk op 15 december. Global coalition voor Africaeind deze maand bijeen jtMSTERDAM GERARD CHEL ^loet het Westen zijn handen van Afrika, door cynici iel het verloren continent ge- toemd? Geen geld meer naar leze bodemloze put? „Nee", ïgt de Engelse historicus Step ten Ellis stellig, „de rijke donor inden hebben een verantwoor- lelijkheid. Maar de weg om toog uit het dal moet Afrika zelf /inden. Elk land op zijn eigen ijze. De Afrikanen moeten zelf tun eigen systeem creëren, niet !.$ns model overnemen. Het |Vesten moet zich niet langer '.verbeelden dat zij de oplossing de problemen hebben." Ellis, verbonden aan het Afri ca Studiecentrum in Leiden, is samensteller van het boek Afri- ca Now. Op verzoek van minis ter Pronk verzamelde hij de ge dachten van Afrikaanse weten schappers over de huidige crisis jn hun continent. En trok ver volgens conclusies. „De crisis in MVika kan alleen door de Afrika nen zelf worden opgelost. Van tej)uiten opgelegde oplossingen tewerken niet. Bovendien is er niet één panklare oplossing voor alle Afrikaanse landen. Paarvoor zijn de verschillen te groot en is in het verleden, ge bleken dat wat het Westen als oplossing zag ook niet werkte." Ellis doelt onder meer op be grippen als democratisering, privatisering en economische ontwikkeling die jarenlang als 'toverformules' op Afrika wer den losgelaten. Niet overal ech ter leidde democratisering tot succes. Het vervangen van een éénpartijstelsel door een meer- partijensysteem mag dan mooi klinken, soms werkt de praktijk anders. ,Als je naar sommige Aziatische landen kijkt, bij voor beeld Zuid-Korea, kun je moei lijk beweren dat daar een libe raal systeem is. Toch is Zuid- Korea een industriële groot macht geworden." Die ene blauwdruk om een ontwikkeld land te worden werkt niet meer, als het ooit ge werkt heeft. „Economische ont wikkeling moet zijn wortels hebben in de eigen sociale en politieke cultuur. Die verschilt van land-tot land. Die ene weg is er niet. Bovendien, wat schiet je met economische ontwikke ling op als dat bij voorbeeld leidt tot een vervuild milieu. Is .dat het ultieme doel van het ontwikkelen van een samenle Inclusief 20 videobonnen met 200.- voordeel j22S32Z^SEEEEiS93E2<IEn2IiEEliESS2n3 ving? Het gaat toch ook om de kwaliteit van de samenleving". En privatisering bleek goed voor de heersende elite. „De minister trad af en verkocht het staatsbe- drijfje aan zichzelf." Als één van de belangrijkste oorzaken voor de crisis in AJfrika ziet de Leidse wetenschapper „het slecht functioneren van de staat. Dat is een fundamenteel probleem. Er is geen vertrou wen meer tussen de staat en zijn burgers. Dan raakt de staat in verval, zoals in Rwanda, Bu rundi, Zaïre of Sierra Leone. Of stort zelfs helemaal in, zoals in Liberia en Somalië. Landen die alleen nog als een plekje op de kaart bestaan, de regering heeft er niets meer te vertellen." Ellis verklaart het uiteenvallen van staten onder meer door te verwijzen naar de koloniale ge schiedenis van Afrika. „Het is een erfenis. Nederland is zoals het is omdat onze voorouders bepaalde dingen zo gedaan hebben. Dat is met Afrika niet anders." Ellis brengt de kunst matige opdeling van het conti nent in herinnering, op de con ferentie in 1885 te Berlijn, toen de westerse landen min of meer lukraak strepen -op de kaart trokken. „Voor die tijd waren er dui zenden politieke eenheden. Ik heb het niet over staten met een centrale regering, een hoofd stad, of één taal, maar wel een heden met een koning. De nieuwe grenzen klopten niet met bestaande situaties. Er kwamen bestuurders van bui ten Afrika. En er werd een poli tiek systeem opgelegd. Na de onafhankelijkheid werd dat Eu ropese systeem in feite voortge zet door de nieuwe Afrikaanse leiders. Wat we nu zien is het uiteenvallen van dat systeem." De historicus wijst er boven dien op dat veel Afrikaanse lan den onafhankelijk werden in de zeer welvarende jaren zestig, begin jaren zeventig. „In de pe riode van 1945 tot 1973 de eerste oliecrisis kende de we reld een ongekende groei, wij dachten het geheim van de wei Kinderen achter prikkeldraad in de Somalische hoofdstad Mogadishu. vaart te hebben gevonden. Nu zien we dat het anders ligt." Onder druk van de bevolking èn om hun machtspositie te be houden, strooiden de nieuwe Afrikaanse leiders met over heidsbanen. In een land als Ke nya bij voorbeeld groeide hel aantal ambtenaren in tien jaar tijd van 10.000 tot 200.000. Ellis: „Dat strookte met de toen heer sende theorie over de rol van de staat in een economische ont wikkeling. De druk op de staat om voor voorzieningen als ge zondheidszorg en onderwijs te zorgen nam toe. Geld dat werd verdiend met export werd daar voor gebruikt." Geld dat ook werd gebruikt voor verkeerde dingen. „Is het zinvol een heel mooi zieken huis, met dure artsen, voor slechts tweehonderd mensen op te zetten? Je kunt beter wer ken aan een goede basisge zondheidszorg, dat is boven dien minder duur. Je hoeft geen harttransplantaties te kunnen. Dat is niet de essentie. Een ef fectief optreden tegen de mala ria is dat wel." De oliecrisis bracht een om mekeer. De olieprijzen stegen, de prijzen van grondstoffen Afrika's pijler daalden. Niet tijdelijk, maar permanent. Bijna alle Afrikaanse landen moesten zich diep in de schulden steken om zich te kunnen handhaven. Ellis is dan ook van mening dat één van de oplossingen een kwijtschelding van een deel van die miljardenschuld is. Als on derdeel van Financiële hulp, die volgens hem noodzakelijk blijft. Inclusief een betere controle door de donorlanden waar het geld blijft. „Als je corruptie vast stelt dan moet je gewoon stop pen met het doorsluizen van geld naar de staat." Volgens Ellis moet het Westen Afrika geen voorwaarden meer opleggen waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor hulp. Wel zegt hij dat regeringen die geen enkele interesse voor veranderingen tonen geen geld meer moeten krijgen. „Dan moet je naar an dere wegen zoeken om de bur gers in dat land te helpen. Dat kan bij voorbeeld via niet-rege- ringsgebonden organisaties of de kerk." De donorlanden zullen ook afstand moeten nemen van de heersende elites, in sommige landen al decennia aan de macht, die langzaam hun wor tels in de gemeenschap verlie zen. „Sommige donoren weten niet hoe impopulair de elites zijn, een beetje naïef van ze." Volgens Ellis beseffen steeds meer Afrikanen dat de elites verantwoordelijk zijn voor wat er is gebeurd en durven ze daar ook steeds nadrukkelijker voor uit te komen. Het risico op poli tiek geweld wordt daardoor gro ter. Maar zolang er geen 'contra- elite' is, pleit de wetenschapper niet voor een revolutionaire ver andering. „De consequentie is dal de hele staat verdwijnt, niet dat er een betere elite aan de macht komt. Zie Somalië. Op de vraag hoe de relatie tussen staat en burgers verbeterd kan wor den, bestaat geen technisch antwoord", zegt Ellis. „Het is een kwestie van moraal". De Leidse wetenschapper consta ARCHIEFFOTO teert dat religie in Afrika politiek belangrijker wordt. „Dan heb ik het niet over fundamentalisme maar over religie als bindmid del." Volgens Ellis bestaat in het Westen een vertekend beeld over de etnische groeperingen in Afrika. „Dat zijn geen kleine- naties die al eeuwenlang be staan. Het zijn kleine gemeen schappen die politiek worden gebruikt. Kijk naar Inkatha in Zuid-Afrika, een culturele Zulu organisatie die door Buthulczi werd omgevormd tot een poli tieke partij. Als Zulu moet je nu wel Inkatha stemmen. Of neem het conflict tussen de I lulu's en de Tutsi's in Rwanda. Dat heeft heel weinig te maken met de traditionele verhoudingen tus sen die twee maar alles met een politieke strijd om de macht." Weinig diepgang in biografie over paus Johannes Paulus II DEN HAAG THEO KRABBE Zelf is hij een mediafenomeen van de eerste orde. De middelen van de moderne massacommunicatie weet hij op zijn buitenlandse reizen handig te ge bruiken om zijn boodschap te verspreiden. Toch staat paus Johannes Paulus II zelf vrijwel nooit aan een journalist een rechtstreeks interview toe. In fe bruari '94 maakte de paus voor de Amerikaanse journalist Tad Sculz een uitzondering. Sculz slaagde erin met de paus een vertrouwensrelatie op te bou wen. Het resultaat daarvan ligt binnenkort in de boekhandel: een bijna vierhonderd pagina's tellende biografie. De Pool Karol Wojtyla is 'een van de belangrijkste personen die deze eeuw heeft voortgebracht', schrijft Sculz. Maar de bewondering slaat bij hem niet echt door in blinde adoratie, zoals vaak bij bio grafen het geval is. Steeds blijven de typeringen ge nuanceerd: Johannes Paulus II is een 'ontroerend vriendelijke man' met 'een diepe warme persoon lijkheid', maar ook een man van 'onverbiddelijke strengheid', een wereldleider met een 'stalen uit houdingsvermogen', een geheugen 'als een compu ter'. een man die 'niet echt te doorgronden' is. Politiek vooruitstrevend is Johannes Paulus II omdat hij zowel kapitalisme als communisme verwerpt en bijna overal ter wereld een vurig pleitbezorger is voor vrede en de naleving van de mensenrechten. Theologisch is zijn pausschap echter conservatief vanwege de strenge seksuele moraal, die abortus, euthanasie, echtscheiding en het gebruik van voor behoedmiddelen ondubbelzinnig verbiedt. Ook de weerstand die deze paus bij katholieken op roept laat Sculz niet onvermeld. „Zijn aanhangers waren hem eindeloos trouw, maar veel anderen wa ren hem zeer vijandig gezind." Tot zover spoort Sculz' boek ook volledig met analy ses die andere journalisten reeds eerder hebben ge maakt. Want vanaf het begin kende het pauselijk be leid van Johannes Paulus II consequent drie speer punten. Allereerst hield het een aanval op het com munisme in Oost-Europa in, waarbij de geestelijke waarden en de veerkracht van het Poolse katholieke volk ten voorbeeld werden gesteld. Op de tweede plaats bevatte het pauselijke beleid een aanval op het morele verval in het Westen, dat zich uit in za ken als abortus, euthanasie, consumptisme en ma terialisme. En op de derde plaats trachtte paus Jo hannes Paulus II de dialoog met de wereldreligies te ontwikkelen. Sculz laat in zijn boek ook concreet zien hoe de paus op zijn buitenlandse reizen, in zijn encyclieken en in zijn diplomatie die drie speerpun ten met een ijzeren onverbiddelijkheid uitvoert. Maar wat voegt deze Amerikaanse journalist dan toe aan hetgeen reeds bekend is? Dat is veel en toch weinig. Onthullend is de wijze waarop hij nauwge zet beschrijft hoe Johannes Paulus II in het conclaaf van kardinalen in 1978 werd gekozen. Dat behoorde nog altijd tot de best bewaarde geheimen van het Vaticaan. Want notulen van een pausverkiezing worden ook na een paar eeuwen niet aan de open baarheid prijsgegeven, stembriefjes worden ver brand, en zelden wordt er door kardinalen uit con claven gelekt. Sculz reconstrueert nauwkeurig en stap voor stap het verloop van de stemmingen, waarbij op het laatst vier kandidaten overbleven: de Nederlandse kardinaal Willebrands, de Weense kar dinaal König, de Argentijnse kardinaal Pironio, en de Poolse kardinaal Wojtyla. Onthullend is ook de voorafgaande beschrijving van de bliksemcarrière die Karol Wojtyla in 32 jaar maakte van priester in Krakau tot paus in Rome. Als jonge hulpbisschop, in 1958 gewijd, wist Karol Woj tyla razendsnel door te dringen tot de top van het Vaticaan, de oudere Poolse kardinaal Wyszynski te overvleugelen op het Tweede Vaticaans Concilie (1961 -1965) en later in de gunst te geraken bij paus Paulus VI, die in hem al snel een mogelijke opvolger zag. Voor de verklaring van die bliksemcarrière noemt Sculz drie factoren: de nodige dosis geluk, een sterke persoonlijkheid en contacten met de juiste perso nen. Al met al niet een echt bevredigende verklaring voor de werking van het hiërarchische kerkelijke ap paraat en de Vaticaanse machtspolitiek. Als Szulc iets heeft toegevoegd aan datgene wat reeds bekend was, dan is dat wel de inzage die hij geeft in de rol, die paus Johannes Paulus II speelt als wereldleider. Want door zijn stille diplomatie, door zijn persoonlijke en diplomatieke contacten met wereldleiders als Reagan, Brezjnjev, Gorbatsjov en Clinton, is deze paus er vooral in geslaagd de rooms-katholieke kerk een rol van betekenis te laten spelen in de wereldpolitiek. Dat bleek vorig jaar nog op de VN-bevolkingsconferentie in Cairo. Het Vati caan slaagde er toen in om de discussies over het slotdocument volledig te beheersen. 1 loe paus Johannes Paulus II die rol speelt, schetst Sculz vooral aan de hand van de Poolse crisis begin jaren tachtig. Karol Wojtyla slaagde er daarbij in een inval van de Sovjettroepen in Polen te voorkomen, toen de katholieke volksbeweging 'Solidarinosc' zich steeds sterker begon te manifesteren en de commu nistische generaal Jaruzelski zich gedwongen zag de 'staat van beleg' af te kondigen. Bij de vreedzame overgang van Polen van het communisme naar de mocratie speelde de paus de rol van de 'grote be middelaar'. Hij bracht de oppositie, de kerk en het communistische regime rond de tafel. De pagina's die Sculz aan die Poolse gebeurtenissen wijdt, vor men de meest verhelderende en boeiende van zijn boek. Verder blijft het boek in zijn fascinerende en indruk wekkende hang naar compleetheid toch aan de op pervlakte steken. Eigenlijk heeft Sculz ook het on mogelijke willen presteren: enerzijds een volledig portret van paus Johannes Paulus II schrijven, an derzijds een complete journalistieke behandeling van alle feiten over de Poolse kerk en het Vaticaan uit de twintigste eeuw presenteren. En dat is een in tellectuele operatie, die duidelijk te veel is gevraagd. Tod Sculz: l'aus Johannes Paulus II. De biografie. Uitgeverij Anthos, Baarn. Prijs f59,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 7