Zestig jaar Monopoly c Affectief is Effectief ZATERDAG 21 OKTOBER 1995 Een aantal jaren geleden bezocht ik een reünie van oud leerlingen van mijn middelbare school. Op de weg er naartoe had ik mijn klasgenoten van toen zo goed moge lijk voor de geest proberen te halen. Elke keer als ik er één duidelijk in mijn innerlijk vizier kreeg, was ook de onvermijdelijke vraag opgekomen wat er van hem of haar geworden was. Hoewel het mij als psycholoog na tuurlijk helemaal niet had mogen verbazen, was ik toch verrast te merken dat twee van de knapste koppen uit onze klas, leerlingen tegen wie wij jarenlang hoog had den opgekeken, het maatschappelijk eigenlijk helemaal niet zo goed hadden gedaan, terwijl een aantal van de onopvallende leerlingen het verder, en vaak behóórlijk ver, had geschopt. Eén van de publieke geheimen van de psychologie is de be trekkelijke onmogelijkheid om op grond van cijfers of dat nu IQ-cijfers of schoolcijfers zijn accuraat te voorspellen wie in het leven zal slagen. Natuurlijk is er een verband tussen IQ en maatschappelijke positie: veel mensen met een heel laag IQ ko men terecht in slecht betaalde banen met een lage status, ter wijl degenen met een hoog IQ hebben een grotere kans op goed betaalde beroepen met een ho gere status. Maar er zijn tallloze uitzonde ringen op de regel dat IQ of schoolcijfers succes voorspellen, misschien wel net zoveel uitzon deringen als gevallen die de regel bevestigen. Naar schatting draagt IQ ongeveer een vijfde bij aan de factoren die succes in het leven bepalen. Dat betekent dat de plaats die we uiteindelijk in de samenleving innemen voor het grootste deel wordt bepaald door niet-IQ factoren, variërend van de sociale klasse van onze ouders tot puur geluk. Over één van die niet-IQ-fakto- ren schreef de psycholoog Daniel Goleman een boek onder de intrigerende titel 'Emotionele Intelligentie'. Zijn uitgangspunt is dat wij in de opvoeding van kinderen, en vooral op scholen en universiteiten, geneigd zijn de nadruk vrijwel volledig te leggen op de ontwikkeling van een be paald type intelligentie en ken nis, namelijk die welke te maken heeft met rekenen, schrijven, le zen, vertalen, abstraheren en analyseren. Het is het type intel ligentie dat door intelligentietests wordt gemeten. De beoordelin gen of cijfers die kinderen daar voor halen, beschouwen wij als de belangrijkste graadmeter voor de excellentie of uitmuntendheid van de bijdrage die ze later als volwassene aan de samenleving zouden kunnen leveren. Ouders met kinderen die rela tief slechte cijfers halen, maken zich daarom heftig ongerust over de toekomst van hun kind. Ou ders met kinderen die goede cij fers halen, geloven vanuit dezelf de redenering dat hun kind heel wat in zijn of haar mars heeft en het nog ver zal schoppen. Vol gens Goleman is de neiging om toekomstig succes in het leven af te lezen aan cijfers in de Verenig de Stalen een ware cultus aan het worden. Maar hetzelfde geldt voor Nederland. Het is al geen uitzondering meer om leerlingen en studenten met hoge cijfers of een hoog IQ zo vroeg mogelijk op te sporen en eventueel een aparte behandeling te geven, om zo de kans zo groot mogelijk te maken dat ze als volwassenen ook inderdaad die uitmuntend heid zullen tonen die ze in zich lijken te hebben. Toch is er, zo laat Goleman in zijn boek overtuigend zien, weinig reden om te geloven dat iets extra's doen voor de excel lente leerling of student op den duur ook veel zal opleveren. Illu stratief in dit opzicht is een nog lopende studie onder leiding van de pedagoge Karen Arnold, waar in de 81 meest uitmuntende leer lingen van alle 'highschools' uit het jaar 1981 in de staal Illinois tot op heden zijn gevolgd. Deze leerlingen behaalden ook op de universiteit uitstekende cijfers. Maar ruim tien jaar later blijkt maar één op de vier inderdaad in hun beroep op het hoogste ni veau terecht Ie zijn gekomen. Ve len van die hoogstbegaafden zit ten aanzienlijk beneden dat 'ni veau, en ze blijken als groep ook niet het gelukkigst in vriend schappen, partnerrelaties en ge zinsleven. Zoals Arnold terecht opmerkt: weten dat een leerling of student uitblinkt, is alleen maar weten dat hij of zij bijzon der goed is in het leveren van prestaties die worden gemeten met rapport - of examencijfers. Het vertelt je niks over hoe hij of zij zich in de branding van het le ven staande weet te houden. En dat is het probleem: school- of academische intelligentie biedt vrijwel geen voorbereiding voor het de golfslagen van hel le ven. En toch, hoewel een hoog IQ geen garantie is voor succes, voor prestige en voor geluk in het leven, zijn ons onderwijssysteem en onze cultuur volledig op die begaafdheid gefixeerd en nege ren ze bijna volledig dat andere type intelligentie, emotionele in telligentie, dat minstens zozeer ons persoonlijk lot bepaalt. Wat is emotionele intelligentie dan? Goleman, in navolging van de bekende intelligentie-psycho loog Howard Gardner, noemt de volgende kenmerken. IZelfbewustzijn of je eigen gevoelens (her-1 kennen. Een ge voel kunnen herkennen en ver woorden op het moment dat het gebeurt. Dat is de hoeksteen van emotionele intelligentie. Een on vermogen om onze gevoelens waar te nemen, betekent dat we aan de genade ervan zijn overge leverd. Mensen die zich meer be wust zijn van hun gevoelens, zijn betere piloten van hun eigen le ven. Ze zijn zekerder van hoe ze zich werkelijk voelen over de be langrijke persoonlijke beslissin gen in hun leven, variërend van met wie een relatie te beginnen tot wat voor baan te nemen. 2.1 let omgaan met gevoelens. Het op een zodanige manier om gaan met gevoelens dat ze han teerbaar zijn is een vorm van in telligentie die voortbouwt op het accuraat waarnemen van gevoe lens. Het vermogen om jezelf ge rust te stellen of te kalmeren, angst te tolereren, irritatie bin nen de perken te houden of met somberheid om te kunnen gaan is een cruciale voorwaarde voor succes en geluk in het leven. Mensen die op dit punt weinig intelligentie bezitten, worstelen voortdurend met gevoelens van spanningen onbehagen. Dege nen die in dit opzicht excelleren, herstellen zich veel beteren snel ler van de kommer en kwel van het leven. 3. Jezelf kunnen motiveren. ievoelens, of de daarmee ver bonden energie, in dienst kun nen stellen van een bepaald lan gere-termijndoel. Emotionele zelfbeheersing, in de vorm het kunnen uitsellen van bevrediging en het kunnen beheersen van (afleidende) impulsen, is essen tieel voor creativiteit en het leve ren van belangrijke prestaties. 4.1 let herkennen van gevoe lens bij anderen. Empathie, de vaardigheid om de aard en de in tensiteit van gevoelens van ande ren te kunnen waarnemen, is 'de basale mensen-vaardigheid' en berust eveneens op het vermo gen eigen gevoelens accuraat te kunnen waarnemen. Mensen die empathisch zijn, stemmen beter af op de subtiele signalen die an deren uitzenden over waar zij behoefte aan hebben of over wat hen bezighoudt. Dit maakt dat zij beter functioneren in allerlei 'zorg-beroepen', maar ook als leiders van (onderzoeks-) teams of bedrijven en in intieme rela ties. Mensen die hier slecht in zijn, lopen een verhoogd risico op allerlei gelazer in relaties, die daardoor zoveel energie kunnen wegzuigen dat er (te) weinig tijd voor het eigenlijke werk over blijft. 5.1 lel omgaan met relaties. De kunst van het omgaan met rela ties is ii\ belangrijke mate de kunst van het waarnemen van gevoelens van anderen en van het kunnen communiceren daar over. Omdat ons bestaan in we zen een 'in verband staan' is, zijn onze sociale vaardigheden of ons gebrek daaraan medebeslissend voor hoe ons bestaan zal verlo pen en wat we erin klaar zullen spelen. Natuurlijk verschillen mensen in hun aangeboren aanleg op deze vijf punten van emotionele intelligentie, net zoals ze in aan leg verschillen in schoolse intelli gent ie. Maar net als bij schoolse intelligentie geldt ook vooremo tionele intelligentie dat er een hoop valt te leren. De moraal: zo lang (hoge-)scholen en universi teiten niet meer gevoel (of affec tie) in hun donder en program ma hebben, zullen veel van hun leerlingen er) studenten beneden hun maat blijven. Of anders ge zegd: alleen een affectieve school is effectief. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie Monopoly is verder gegaan dan de huiskamer. Heuse wereldkampioenschappen zelfs. Op de foto een beeld van een van die toernooien: Was- hinghton 1975. foto archief 'U hebt de tweede prijs in een schoonheidswedstrijd gewonnen en ontvangt 10'. 'Boete voor te snel rijden 15'. Zo simpel was dat eind jaren vijftig, toen huismoeders lof nog kookten tot die ècfymentgrijs was en toen huisvaders nog sjouwden met de kolenkit. )e jaren waarin het gezin zich op zaterdagavond rond de 'afel schaarde voor een spel. Niet zelden was dat Monopoly, dat dit jaar als massaproduktzijn zestigste verjaardag viert. ovjet-dictator Josef Djoegasjvili k W 'Stalin' vond Monopoly decadent, Fidel Castro achtte het 'typisch ka pitalistisch' en deed het op Cuba in de ban. Ook in China en Noord-Korea is het nog steeds taboe. In Rusland zijn de tijden echter veranderd. Monopoly verscheen daarin 1988 op de markt. Het duurste Russische kaartje heet niet Kalverstraat, Boardwalk, Rue de la Paix of Paseo del Prado, maar Arbat, naar Moskou's prijzigste winkelstraat. Zo kent vrijwel elk van de ruim tachtig lan den waar Monopoly in de winkels ligt zijn ei gen variant. Er is zelfs eens een brailleversie uitgebracht en in 1992 een Euro-versie, waar bij namaak-ECU's het betaalmiddel zijn. Mo nopoly bestaat in het-Japans, Hebreeuws, Kroatisch, IJslands en 21 andere talen. In to taal belandden in zes decennia 200 miljoen Monopoly-dozen bij de consument. „Al generaties lang", schreef iemand eens, „haalt het de slechtste neigingen in ons bo ven." Daar zit wel wat in,-al raken heel wat mensen door Risk, het imperialistische land je-pik op een speelbord, nog veel erger van de kook. Maar brave lieden die keurig hun maandelijkse huur betalen, kunnen aan het Monopoly-bord inderdaad op slag verande ren in de walgelijkste huisjesmelkers. gein er af is, al zullen zelfs zij moeten toege ven dat het bij jongere generaties op onge loof zou stuiten als de Gronihgse Heerestraat anno 1995 nog voor 240 gulden te koop zou zijn. Monopoly heeft in de loop der jaren een zo hoge vlucht genomen dat er sedert 1973 zelfs wereldkampioenschappen worden georgani seerd. In 1992 troefde Eindhovenaar Joost van Orten in het negende titelgevecht een Ja panse ondernemer, een Canadese makelaar, een Italiaanse econoom en een Finse advo caat af en ging met 's wérelds hoogste Mono- poly-eer strijken. Van Ortens spelopvatting was in principe dóódsimpel: ga in de aanval, koop alle stra ten die je te pakken kunt krijgen. Daarnaast had hij voor huiskamerspelers een paar aar dige tips. Zo wees hij erop dat het handig kan zijn om, als alle groene huisjes zijn uitver kocht, zelf geen hotels te nemen maar je huisjes rustig te laten staan. De tegenstander kan dan namelijk geen huisjes meer kopen. Handigheidjes Mooi was ook de kansberekening die wereld kampioen Van Orten maakte. De straten op zes, zeven, acht en negen plaatsen na de twee startpunten in het spel (Start en Gevan genis) worden het meest bezocht. Het is dus zaak de Steenstraat, de Ketelstraat en het Vel- perplein in Arnhem in bezit te hebben, net als de Neude, de Biltstraat en het Vreeburg in Utrecht. Ook is het trouwens handig om de Dorpsstraat (Ons Dorp), de Amsterdamse Kalverstraat, de Haarlemse Barteljorisstraat, de Fleerestraat in Groningen of Station West te bezitten. Er zijn Kans- en Algemeen- Fondskaarten die spelers naar die straten stu ren. Wie ze bezit, toucheert dus extra huur penningen. Ondanks het succes van Mono poly het 'spel der spelen', aldus de fabri kant kampt het na zestig jaar toch nog met een schoonheidsfoutje. Wie als laatste start, weet zeker dat eerder vertrokken spelers al allerlei straten hebben weggekaapt. R. Wayne Schmittberger, hoofdredacteur van het Ame rikaanse spellenblad Games, heeft daar iets op bedacht: gespreid starten. Speler 1 ver trekt van Start, speler 2 vanuit de Gevange nis/Slechts op Bezoek, nummer 3 vanaf Vrij Parkeren en nummer 4 vanaf Naar de Gevan genis. Een heel aardig idee. Bijna net zo aardig als wat Ronald Biggs en zijn maten deden nadat ze in 1967 bij het En gelse Cheddington de beroemd-beruchte Grote Treinroof hadden gepleegd. Na hun geslaagde operatie speelden ze Monopoly met echt geld. Volhouder Het begon allemaal bij de werkloze verwar mingsmonteur Charles Darrow in het plaats je Germanstown, in de Amerikaanse staat Pennsylvania. Op een ronde doek tekende hij een speelbord voor een stratenspel dat in grote trekken tot op de huidige dag is ge handhaafd, zij het dat het bord na die oerver sie vierkant is geworden. Spellenkenners za gen er aanvankelijk niets in. Ze bespeurden in Darrows ontwerp 52 forse fouten, onder meer het feit dat het spel te lang zou duren. De verwarmingsmonteur hield echter vol en liet op eigen kosten vijfduizend exempla ren van zijn geesteskind vervaardigen. Toen hij merkte dat het aansloeg, nam hij er patent op. In 1935 verkocht hij dat aan de firma Par ker Brothers. Die begon en dat is nu zestig jaar geleden de massaproduktie van het spel. De toen 46-jarige Darrow was binnen. Met verwarmingen heeft hij zich sindsdien niet meer bezig gehouden: met het kweken van orchideeën des te meer. Op 67-jarige leeftijd zou hij als meervoudig miljonair over lijden. Had Darrow voor zijn prototype de huisjes en hotels nog eigenhandig uit stukjes hout gesneden, Pdrker liet dat uiteraard machinaal doen. Tegenwoordig zijn de rode hotels en groene huisjes uit plastic vervaardigd. En de Kalverstraat kost al lang niet meer 400 gulden maar het honderdvoudige, terwijl aan de bankbiljetten eveneens twee nullen zijn toe gevoegd. Sommigen beweren dat sindsien de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 39