Paul Cézanne geloofde niet in triomfen Cultuur Kunst DONDERDAG 19 OKTOBER 1995 Aix-en-Provence staat iedere dag van het jaar in het teken van haar beroemdste zoon, de schilder Paul Cézanne. Bijna negentig jaar na de dood van de weinig geliefde, maar zeer vaardige serie vormt het Grand Palais in Parijs evenwel de ideale expositieruimte waar een ongekende overzichtstentoonstelling plaats grijpt. Denaam van Cézanne is opeens op ieders lip, de belangstellenden staan in rotten van vier urenlang te wachten om een blik te werpen op de kleurenpracht. ^M3SBEM3!EBinEM3^m Drie voorbeelden Cézanne'sveelzij< schilderstijl: LesP peliers (landschap boven), Achille Ei peraire (portret, rechtsbeneden)« Stilleven met appi (links). Rijen wachtenden voor overzichtstentoonstelling in Parijs Het Gratul Palais is alle dagen behalve dinsdag geopend van 10.00 lot 20.00, woensdag tot 22.00. Entreeprijs frs. 55,--, maandag frs. 38,--. Reservering via tele foonnummer 33-1-49 87 50 50, dat is een nummer in Parijs waar ook Engels ge sproken wordtde prijs bedraagt dan fis. 68,00, maandag frs. 43,—. Een bezoek aan deze tentoonstelling vol in timistische na tuil rbe- leving kan echter worden bemoeilijkt door stakingen van trein-, metro- en bus- personeel, door mon ster-opstoppingen van automobielen, door rondvliegende onderdelen van met spijkers en moeren gevulde gasflessen die door Algerijnse inte- gristen tot ontploffing worden gebracht en door een pestilente luchtvervuiling als gevolg van de Indian Summer gepaard aan een teveel aan uit laatgas. Wie tenslotte voor Cézanne geen entreebiljet reserveert kan er vrijwel zeker van zijn tnlge urm de rij op straat te moeten staan). In een brief aan een schildersvriend schreef Paul lézanne (1839 - 1906) eens met grote nadruk: ,,Als ze mijn triomf vieren moet je daar niets van geloven. Vertel maar dat nie mand me ooit begrepen heeft en dat nie mand ooit gehouden heeft van wat ik heb ge- Nu was Cézanne wel een kribbebijter en een zwartkijker der eerste klasse bovendien. Bij zijn leven immers al waren er vooruitziende kenners die begrepen wat deze duister ogen de schilder probeerde uit te drukken. Onder hen was Vincent van Gogh, die in 1888 in een brief aan zijn broer Theo niet zonder grond uitlegde dat Cézanne op zijn doeken 'de harde kant van de Provence laat uitko men'. Van Gogh had duidelijk meer begrip voor de experimenten van zijn veelbelovende tijdgenoten dan Cézanne, die in de schilderij en van onze domineeszoon zonder meer 'het werk van een gek' meende te herkennen. „Als ze mijn triomf vieren moet je ze niet ge loven": toch hangt tot 7 januari het Grand Palais in Parijs over zijn beide etages vol met precies 226 schilderijen en tekeningen van de meester uit Aix. Wie voor ieder van deze 226 grote en kleine werken, waarvoor Cézanne minstens enige slapeloze nachten, veel ge klaag en tenslotte een heel leven, over had, één enkele minuut stil zou willen staan, zou voor deze tentoonstelling een kleine drie uur moeten uittrekken. Dat doet natuurlijk nie mand, al was het maar omdat de bezoekers van te voren al zo'n anderhalf uur op straat in de rij moeten staan. En waarom moet deze reeks monsterten toonstellingen in het Grand Palais zo nodig zijn kakofonisch hoogtepunt bereiken rond een mensenschuwe figuur als Paul Cézanne? Voor een groot deel gefinancierd door Moét Hennessy, Louis Vuitton en Christian Dior leveranciers van champagne en andere vor men van luxe die Paul Cézanne geheel vreemd waren blijkt het belangrijkste facet van deze tentoonstelling allang niet meer de bijna negentig jaar geleden overleden schil der. Veel meer de aandacht trekt de manier waar op via vakkundige hersenmasage enige chi que multinationals de media en daarmee de publieke opinie voor hun reizend circus heb-, ben weten in te palmen. (Na afloop van de show in Parijs op 7 januari gaat die nog naar de Tate Gallery in Londen en vervolgens het Philadelphia Museum of Art, waar hij in au gustus van het volgend jaar zijn einde vindt.) Genie Paul Cézanne werd in 1839 in Aix geboren. Zijn vader was van huis uit hoedenmaker, maar te ambitieus om dat te blijven. Hij werd dan ook bankier en nog rijker. „Mijn vader was een genie", merkte zoon Paul eens fijn tjes op: „Hij liet me een inkomen van 25.000 francs per jaar na". Ook dat was weer niet aardig van Paul. Na enig klassiek gestrubbel had zijn vader er im mers al in een vroeg stadium in toegestemd dat hij schilderslessen nam, onder de voor waarde dat hij zijn rechtenstudie afmaakte. De jeugdjaren van Paul werden gemarkeerd door zijn innige vriendschap met de latere romancier Hmile Zola, die hij op het lyceum ontmoette. Samen maakten ze speurtochten langs de hellingen van de Montagne Sainte Victoire en toen Cézanne rond 1870 serieus begon te schilderen, deed hij dat ook buiten enig atelier: sur le motif, werd dat genoemd. Toch werd die eerste fase van zijn schil dersloopbaan beheerst door uiterst eigenaar dige scènes waarin overduidelijk en raar uit de verf komende naakten zich onledig hiel den met dood en verkrachting. In die periode ook deden de eerste stillevens hun intrede en ontstond het macabere portret van Achille Emperaire, zijn mismaakte vriend, een zon dagsschilder, dat Cézanne had willen vernie tigen had hij het maar gedaan en dat buiten deze expositie om permanent en zeer in het oog lopend in het Musée d'Orsay te Op aandringen van zijn vriend Zola naar Pa rijs gekomen, volgde Cézanne schilderslessen in een academie waar hij onder meer Camille Pissarro ontmoette. Deze oneindig goeiige man behoorde tot de nieuwe school der 'im pressionisten' en hij drong er bij Cézanne op aan dat die naar Auvers-sur-Oise zou komen, zodat hij hem van advies zou kunnen dienen. Daar inderdaad breekt dan de eerste periode aan waarin Cézanne tot resultaten komt die we nu ook mooi zouden vinden als we niet wisten dat de wereldberoemde Cézanne ze geschilderd had: La maison du pendu en een Vue d'Auvers, benevens enige zwartbaardige en indrukwekkende zelfportretten. (Als Van Gogh een paar jaar later uit de Provence ook naar Auvers komt, wil Madame Pisarro de Hollander niet in haar huis in Pontoise opne men, omdat zijn onberekenbare gedrag geen goede invloed kon hebben op de kinderen). Het impressionisme bood Cézanne evenwel geen uitdrukkingsmogelijkheden genoeg: het was weliswaar vol van licht, maar het maakte de indruk van rommelig en dat was het laatste waar de sombere Provengaal van hield. Begon toen een strijd die hij tot aan zijn dood toe voerde en waarbij hij probeerde op zijn doek weliswaar heldere kleureffecten te bereiken, maar dan wel binnen het raam werk van een even helder en allerminst schools-aandoend lijnenspel. Nogal naïef merkte Cézanne hieromtrent eens op: „Ik wil het impressionisme omvormen tot iets soli- ders, iets blijvenders, net als de kunst die je in museums ziet". Enige opzienbarende re sultaten van deze nieuwe koers waren onder meer Le Pont de Maincy en het adembene mende Les Peupeliers uit 1879-'80, geschil derd in de omgeving van Pontoise. Worsteling Teruggekeerd in zijn geliefde Provence, waar hij met kleur en licht beter overweg kon, be gon rond 1890 de laatste lange fase van Cé- zannes worsteling met de 'geometrisering' van de vorm, of het nu appels waren dan wel uien, de Montagne Sainte Victoire of Horten- se Fiquet, de vrouw met wie hij in het geheim was getrouwd omdat zijn vader het niet mocht weten. Cézanne is dan niet langer zo onbegrepen als hij wel voorwendde: de beroemde schilderij enhandelaar Ambroise Vollard zette zich voortaan voor hem in, een school van jonge adepten volgde zijn werk. Het werd in die ja ren ook steeds duidelijker dat Cézanne nie mand meer nadeed, dat hij schilderde zoals niemand vóór hem dat had gedaan, dat hij kortom bezig was de weg te wijzen naar ge heel nieuwe mogelijkheden in de picturale uitdrukkingsvorm. Onder de adepten vinden we ook de Fauves, zoals Derain en Matisse die in hun jonge ja ren onder de indruk waren van zijn licht, en belangrijker nog Picasso en Braque, die Cézannes experimenten met de geometrie vervolgden. Gezegd wordt wel dat het hieruit voorgekomen cubisme neerkwam op het aaneensmeden van 'de cylinder, de bol en de kegel'. Cézanne had zelf namelijk de schilder Emile Bernard (ooit een volgeling van Gau guin en een trouwe vriend van Vincent van Gogh) eens de raad gegeven: „Behandel de natuur met de cylinder, de bol en de kegel, dat alles in perspectief gplaatst op zo'n ma nier dat iedere zijde van een object of een vlak zich naar een centraal punt beweegt". In de tentoonstellingscatalogus wordt dan echter de belangrijkste Cézanne-kenner John Rewald geciteerd die al in '48 opmerkte: „In het werk van Cézanne vinden we cylinder noch kegel en evenmin parallelle of lood recht op elkaar staande lijnen, om de een voudige reden dat voor hem de lijn nooit heeft bestaan, hetzij dan als ontmoetings plaats van twee verschillend gekleurde vlak ken. Het is ongetwijfeld mogelijk in de door hem geuite theorie een poging te zien duide lijk te maken dat hij zich wel bewust was van de bestaande structuur onder de oppervlakte van de kleuren, waarin de natuur zich aan ons voordoet. Het was immers juist dit be- wust-zijn van de vorm, die Cézanne van zijn impressionisten-vrienden verwijderde. Nooit in zijn doeken evenwel heeft Cézanne dit ab stracte concept aangewend ten koste van de directe indruk. Hij vond zijn vormen altijd in de natuur, nooit in de geometrie". Zwarte bolhoed Op de tentoonstelling in het Grand Palais zien we een doek, dat in 1906 geschilderd werd door Maurice Denis, dat was de intel lectuele leider van de schildergroep der Nabis Net als de Fauves waren de Nabis volgelin gen van Gauguin, post-inpressionisten dus en zó onder de indruk van Cézannes werk. dat Denis al in 1900 een Hommage aan Cé zanne geschilderd had, een enorm doek dat de Cézanne-tentoonstelling opent. Op deze afbeelding uit 1906 toont Denis ons de mees ter tegen de achtergrond van 'zijn' Montagne Sainte-Victoire. Cézanne staat er wat klunzig bij, alsof hij voor de eerste keer in zijn leven een palet in de hand houdt. Getooid met een zwarte bolhoed en gestoken in een lange zwarte jas zien we hem verlegen in de weer. Zijn ezel heeft hij met een zware steen aan een touw tegen de mistral verankerd. „Ik maak enige vooruitgang" schreef hij Ambroi se Vollard drie jaar voor zijn dood. Zo ook ploeterde Van Gogh met zichzelf en even taai volhoudend tegen de schier ononverwinne: lijke natuur. „Het is geniaal als we onze emotie iedere dag opnieuw in het dagelijks contact met de na tuur weten te vernieuwen", aldus Cézanne. En hij was steeds weer verpletterd bij de aan blik van wat hij in de natuur 'het goddelijke' noemde, de natuur die hij evenmin als Van Gogh in 'een momentopname' wilde vangen, maar 'voor altijd'. Deze laatste jaren, van 1895 tot 1906, was Cé zanne eindelijk zover dat hij tot resultaten kwam die indruk maken door hun 'goddelij ke' stilte en vooral ook door de uitstraling van de - een levenlang nagestreefde - harmonie- voor-altijd, die mijlenver verwijderd was van de gekunstelde harmonie - zoals de klassisis- tische van een schilder als de 17e-eeuwer Nicolas Poussin, die Cézanne zo bewonder de. Cézanne-routes Nu de rijen wachtenden zich weer slingeren rond de fontein op het voorplein van het Grand Palais, sponsors en Staat rekenen op record-inkomsten en de Cézanne-industrie op vette winst, herinneren we ons de opmer king van Cézanne, dat 'de kunst zich maar tot een beperkt aantal individuen richt'. Ba seerde hij zich op de bekrompen burgerij in zijn geliefde Aix-en-Provence? Nog tot voor kort bestond daar zo weinig belangstelling voor de 'grote zoon', dat diens Amerikaanse biograaf John Rewals 15.000 dollar in de Sta tes bij elkaar moest harken om daarmee het atelier van Cézanne in Les Lauves, even bui ten de stad, te kopen om het uit de handen van project-ontwikkelaars te redden. Dat alles is nu op slag veranderd. Geen won der dat voortaan in Aix een plein naar John Rewald heet. En dat het plaatselijke VW sinds enige jaren een uitstekend vouwblad verkoopt waarop een aantal uitgestippelde 'Cézanne-routes' is aangegeven, in de eerste plaats natuurlijk die langs en over de in tussen bijna heilig verklaarde Montagne Sainte-Victoire. (Toen in '90 branden op de zuidhelling van de Montagne alle bossen in de as legden, werd ogenblikkelijk en zeer te gen de Provengaalse gewoonte in meteen voor nieuwe aanplant gezorgd) Museumwinkel Maar terug naar het Grand Palais: in de mu seumwinkel kopen we aardewerken Cézan- ne-appels, Cézanne-droogdoekjes met opge drukte stillevens, borden met Cézanne- uimotieven en kort en goed potten, pannen en vazen vol Cézanne-symbolen. In de boekwinkel van het Grand-Palais en in de Parijse boekwinkels vinden we zo'n ze venendertig aan de meester gewijde boeken en platenalbums, nadat de voltallige Franse pers zich met hartstocht in paginalange arti kelen vol knarsende clichés en verplichte su perlatieven over Cézanne had uitgelaten. Drie CD-Romprogrammas beconcurreren de gealarmeerde uitgeverijen. We kunnen ze op speciaal opgestelde schermen zien, er mee spelen en ze natuurlijk ook kopen, vaststel lend bovendien dat de kleurreproducties op deze CD-Roms aanzienlijk overtuigender overkomen dan de bleke illustraties die we in de 4 kilo wegende en 600 paginas tellende of ficiële catalogus (omgerekend 120 gulden) aantreffen. De persoon Cézanne had niets van de flam boyante en lang na diens dood de mas sa zo aansprekende Van Gogh: hij sneed zich geen oor af, schreef geen wereldberoemd ge worden brieven, hij leed niet onder geman keerde vriendschap, schilderde geen doeken die het geestelijk goed werden van zowat alle mensen op aarde. Cézanne was een bekrom pen, valse, mensenhatende, burgerlijke, reac tionaire man die ruzie maakte met zijn vrouw en haar tenslotte zonder een cent in de steek liet. Het enige wat met Cézanne de geschiedenis in ging was zijn werk: moeilijke composities als Bach-fugas en Bartok-sona- tes, niet voor massaconsumptie geschikt. Moët-Hennessy, Vuitton en Dior dragen dan ook met hun Cézanne-promotie eerder aan een algemeen wanbegrip bij. Blijft de consu ment het recht zich tegen dergelijke 'promo ties' te verzetten. Cézanne in de eerste plaats zou Moët-Hennessy, Vuitton en Dior hebben gehaat. Niet zo de burgers van Aix en omgeving, die een extra toestroom van kunsthistorische toeristen mogen verwachten, en de fruithan delaren in het gehele land, die een extra voorraad hebben aangelegd van blozende appelen, zilveren uien en zonnige citroenen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 12