De hordenloop van Hans van Mierlo Over Bloed en Levensdruk Denkwijzer De partij gered, de verkiezingen gewonnen, de formatie handig gespeeld, jongensdroom verwezenlijkt en toch Mens gebleven. Precies een jaar geleden leek de reputatie van de oude reus H.A.F.M.O. vanMierlo nog van gewapend beton. Maar na twaalf maanden hordenloop op het ministerie van buitenlandse zaken vreet de rot aan zijn fundamenten. Op de trappen van het koninklijk paleis stond er vorig jaar één schelmachtig te glunderen. Hans van Mierlo, op zijn 63ste nog ontwape nend jongensachtig, was zoals hij dat zelf zei 'minister van de wereld' geworden. Dat zal wat worden, dachten ze bij D66 handenwrij vend. Na de ambtenaar Van den Broek en de professor Kooijmans eindelijk weer een Echte Politicus op de Apenrots. En niet zomaar een politicus... Nee, eentje met een voorliefde voor de Grote Gedachte. Een innemende persoonlijkheid die het ook nog eens zo mooi kan zeggen. Nu, een jaar later, valt hier een daar een pijnlijke stilte als het wedervaren van roer ganger Van Mierlo ter sprake komt. Europees diplomaat Gualthèrie van Weezei verslikt zich in zijn bitterbal als hem gevraagd wordt hoe het leven onder de bewindsman is. „Hij is zo gruwelijk vaag", is het enige dat hij er over kwijt wil. Oud-minister Van der Klaauw stelt: „Deze minister filosofeert.in het open baar. Dat is heel gevaarlijk." Een topambte naar van buitenlandse zaken zegt: „Sommige collega's hebben het gevoel geen grond meer onder hun voeten te hebben." Het D66-ka- meflid Van den Bos oppert: „Ik wil zijn agen da weieens zien. Hijjs overvoerd, wordt one venredig belast." Affaire na affaire Het heeft Hans van Mierlo ook niet meegeze ten. Bijna vanaf de eerste dag is hij van de ene naar de andere affaire gehobbeld. De op hanging van drugskoerier Johannes van Damme in Singapore, de visumaanvraag van Poncke Princen, de oprichting van het Koer disch Parlement in Ballingschap, de vertrou wensbreuk met NAVO-bondgenoot Turkije en last but not least de overwinningsneder laag in Srebrenica; allemaal kwesties waar over Haagse stormen opstaken. Tussen de bedrijven door moest nog de hele wereld worden afgereisd; omdat een nieuwe minis ter van buitenlandse zaken nu eenmaal snel de Groten der Aarde de hand moet schud den. Voeg daarbij het Europese vergadercir cuit en het beeld van ultieme werkstress is compleet. In de Tweede Kamer bleef de druk waar de minister onder gebukt gaat niet onopge merkt. Bij de verdediging van zijn begroting eind vorig jaar, zat een dodelijk vermoeide man in het ministersvak-K. Voor hem op ta fel een duimendikke stapel ambtelijk proza, in plastic mapjes vervat. De minister, anders zo sprankelend, worstelde zich door de woor denbrij heen en slaagde er niet in een selectie aan te brengen. „Die begrotingbehandeling was een misser. Zonder meer", erkende hij later in Trouw. „Te weinig tijd. Onwennig heid. Het was het jaar wel zeg. Ik kreeg abso luut geen tijd me in te werken." WD-kamerlid Weisglas zegt: „Van Mierlo heeft niet het imago van de rustige wijze man bij wie het buitenlandse beleid vierentwintig uur per dag in goede handen is. Je krijgt het beeld van iemand die altijd achter zichzelf aanrent, een opgejaagde man met teveel functies. De combinatie van het minister schap, partijleiderschap en vice-premier- schap is absoluut ongelukkig. Steeds als hij terugkeert van een buitenlandse reis moet hij proberen weer grip te krijgen op de zaak, de partij, het kabinet." Op het ministerie van buitenlandse zaken zijn de ambtenaren nog steeds niet aan de nieuwe bewindsman gewend. Aan loyaliteit ontbreekt het niet, maar de cultuurschok die optrad na het tijdperk Van den Broek/Kooij- mans is men nog niét te boven. Zegt een ho ge ambtenaar, die niet met name genoemd wil worden: „Kooijmans en Van den Broek hadden een enorme feitenkennis en konden snel beslissen, pasten beter binnen onze cul tuur. Maar Van Mierlo houdt niet van lezen, is auditief ingesteld. En een ambtenaar vindt het toch mooi het potlood van de minister op zijn nota's terug te vinden. Van Mierlo gaat meer impressionistisch te werk. Sommigen hebben daardoor het gevoel geen grond meer onder de voeten te hebben." Dat er een 'enorm verschil' met zijn voor gangers in stijl fs, erkent ook Bob van den Bos, buitenlandwoordvoerder van D66 in de Tweede Kamer. In zijn kleine werkkamer beent hij heen en weer. „Zijn voorgangers waren diplomatiek geschoolde politici met brede buitenlandse ervaring. Degelijk, maar weinig inventief. Aan de stijl van Van Mierlo moest men wennen. De traditioneel ge schoolde diplomaten voelden zich er soms ongemakkelijk bij. In de cultuur van Buiten landse Zaken is voorzichtigheid het hoogste goed. Je kunt beter iets nalaten dan iets ver keerd doen. Uit die cultuur komt Van Mierlo 'Met zijn agenda is iets fundamenteels mis' absoluut niet. Vanuit de D66-traditie is hij meer gericht op verandering. Soms hardop denkend, of openlijk twijfelend. Die stijl moet Opvallende blunders .De Leidse docent internationale politiek Koen Koch is er niet van gecharmeerd. „Een minister van buitenlandse zaken moet aller eerst duidelijke blunders proberen te vermij den. Wat bij Van Mierlo opvalt is dat hij nogal eens blundert", zegt hij. Koch illu streert deze stelling met twee voorbeelden uit de afgelopen tijd: „Door voor de TV te verkla ren dat ethnische zuiveringen zinvol kunnen zijn voor het bereiken van een politieke op lossing in Bosnië, heeft hij het morele gezag van Nederland ondermijnd. Dat het gebeurt weet iedereen, maar de minister hoeft er nog niet het stempel 'goedgekeurd' op te zetten." Een tweede voorbeeld van onhandig ope reren is volgens Koch de felle reactie van Van Mierlo op zijn Franse collega De Charette, die - aldus het persbureau Reuters - de rol van Dutchbat in Srebrenica had gehekeld. Koch: „Van Mierlo riep op basis van dat pers bericht meteen de ambassadeur op het mat je. Dat doe je niet in de relatie Nederland- Frankrijk, die toch al beroerd is. Die onbe kookte ondiplomatieke reactie bewijst voor mij dat hij niet de goede man op de juiste plaats is." Is de presentie van Van Mierlo in Brussel, het hoofdkwartier van de Europese Unie mis schien beter? Europarlementariër Arie Oost- lander (CDA) formuleert voorzichtig. „Van .Mierlo is beschouwelijker dan zijn voorgan gers", zegt hij. „Hij is makkelijker in de om gang, hij heeft humor, is aimabel en heeft tact, dat is in zijn functie mooi meegeno men." Die lovende woorden blijken de aan loop naar een groot 'maar'. „Ik had gedacht dat hij zelfbewuster zou zijn In het contact met zijn collega's maakt hij zich steeds zo kléin! Vanwege zijn weifelende houding heeft hij in de Raad nog niet veel gezag als je het mij vraagt." D66-kamerlid Bob van den Bos voert aan dat Van Mierlo het er 'inhoudelijk' volgens hem goed van heeft afgebracht. „Het is waar dat het ontwikkelen van beleid Van Mierlo veel tijd kostte. Hij heeft door zijn drukke agenda weinig ruimte om ook nog creatief te zijn. Maar inhoudelijk is hij volgens mij suc cesvol. De buitenlandse politiek is meer op Duitsland en Frankrijk gericht, het Benelux- overleg is nieuw leven ingeblazen en het feit dat de Herijkingsnota er ligt is een prestatie op zichzelf." Ook Weisglas (WD) is op dit punt positie ver: „In zijn politiek is hij nogal zakelijk en rationeel. Minder het opgestoken vingertje. Dat spreekt ons wel aan." Politicoloog Koen Koch signaleert even eens een nieuwe zakelijkheid in de buiten landse politiek. Maar daar zit nu juist de zwakke plek, meent hij. „Het buitenlands be leid wordt onder deze minister vrijwel hele maal in het teken van het economisch eigen belang geplaatst. Dat zie je heel mooi bij de recente bezoeken aan China en Indonesië. Pronk (ontwikkelingssamenwerking) mocht niet mee, maar wel met geld over de brug ko men voor exportfinanciering. Voor de men senrechten hebben we treurige termen op zak zoals: „open dialoog" en „begrip voor el- kaars ontwikkeling en cultuur.Brrr!." 'Onevenredig belast' Zal het 't komende jaar nog wat worden met excellentie Van Mierlo? Bob van den Bos heeft er alle vertrouwen in, maar hij heeft wel een advies: de bewindsman moet in de Tweede Kamer minder wijdlopig zijn. „Ande re ministers zeggen het minimale, Hans het maximale. Flij heeft de neiging alles te willen zeggen. Als er een stilte valt, dan praat hij die vol. Hij maakt het zichzelf niet makkelijk om- Hans van Mierlo. Zijn ambtenaren op het ministerie van buiten landse zaken zijn nog steeds niet aan hem gewend. FOTO'S ARCHIEF dat hij op een voor ministers ongebruikelijke manier het debat opzoekt. En met die agen da van hem is iets ftindamenteels mis. Hij is overvoerd, wordt onevenredig belast. In een volgend kabinet zou de staatssecretaris wel een zwaardere portefeuille mogen hebben. Patijn kan hem nu door de strikte scheiding van taken niet veel werk uit handen nemen. Ook in de Tweede Kamer zie je veel Van Mierlo en weinig Patijn." WD'er Weisglas is niet somber: „We staan nu aan de vooravond van een nieuwe perio de, van fundamentele discussies waar hij toch vrij goed in is. Ik sta er positiever tegen over dan een half jaar geleden." Arie Oostlander heeft in Brussel de moed al een beetje opgegeven. „Van Mierlo deint op de golven mee. Wat Joegoslavië betreft heeft hij het hart wel op de juiste plek, maar hij heeft helaas een beetje de neiging zich bij de feiten neer te leggen. Ik vraag me af of de D66-ideologie wel bestand is tegen het cynis me in deze wereld. Overal zie je dat het ge scharrel voor het eigenbelang en de zogehe ten realpolitiek in opkomst is. In die maal stroom probeert Van Mierlo vooral intelligent mee te drijven. Ik zou willen dat hij ook eens tegen de stroom oproeide." De Britse geleerde Stephen Boyden betoogt in zijn boek 'Westerse beschaving in Biologische Perspectief (1987), dat in de begintijd van het huidige menstype, de homo sapiens sapiens - een periode die wel wordt aangeduid als het tijdperk van de jager-verzamelaar - hoge bloed druk of hypertensie naar alle waarschijnlijkheid uiterst zeldzaam was. Tegenwoordig komt deze ziekte in de hoog-geïndustrialiseerde landen bij naar schatting tussen de 15 en 33 procent van de volwassen bevolking in wisse lende mate van ernst voor. Waarom? Volgens Boyden spelen daarbij tenminste twee factoren een belangrijke rol. De eerste factor is een verandering van dieet in de vorm van een gigantische toena me in de consumptie van keu kenzout of NatriumChloride (NaCl). De andere factor is de overmatige prikkeling en chroni sche (over)spanning die type rend is voor het moderne verste delijkte leven. Het is in dit op zicht veelbetekenend dat het woord hypertensie letterlijk 'overspanning' betekent. Wat de dieetfactor betreft: veel westerlingen gebruiken ruim 3 tot 6 maal zoveel zout als hun li chaam nodig heeft. Dat excessie ve gebruik heeft een aantal in grijpende gevolgen. Bij naar schatting een op de vijf volwas senen is overconsumptie van zout een van de oorzaken van de over de loop der levensjaren ge leidelijke stijging van en tenslotte veel te hoge bloeddruk, van zie kelijke veranderingen in de wan den van de bloedvaten, en van een chronische overbelasting van de hartspier, met alle risico's vandien. Vastgesteld is dat bij een aantal zogenaamde 'primitieve' vol keren die geen keukenzout aan hun voedsel toevoegen, de bloeddruk niet stijgt met de leef tijd en na de leeftijd van 25 jaar zelfs licht kan dalen! Vastgesteld is ook dat volkeren waar oor spronkelijk hypertensie niet of nauwelijks voorkwam (mede vanwege het ontbreken van keu kenzout in hun dieet zoals in be paalde Oost-Afrikaanse landen) met het overnemen van westerse de voedingsgewoonten ook een toename in gemiddelde bloed druk vertonen. Het is niet goed mogelijk het ef fect van de 'zout-factor' volledig te scheiden van dat van andere factoren, zoals de stress van het verstedelijkte leven. Met een toe name van verstedelijking en le venstempo neemt doorgaans ook het gebruik van zogenaamd 'processed' of 'fast food' toe dat een relatief hoog gehalte aan keukenzout bevat. I let moderne grote stadsleven blijkt op zichzelf ook een factor van bloeddrukver hoging te kunnen zijn. Stadsbe woners, en dat is inmiddels de grote meerderheid van alle wes terlingen, hebben gemiddeld grotere bijnieren dan bewoners van landelijke gebieden. Dat kan verklaard worden op grond van een chronische overactiviteit van die organen. Het is in de bijnie ren en met name de bijnier schors waar de zogenaamde stresshormonen worden gepro duceerd, zoals bijvoorbeeld het adrenaline, een woord dat letter lijk 'bijnierstof betekent. Ons lichaam is van nature zo geprogrammeerd dat het niet alleen bij directe acute bedrei gingen of problemen maar ook onder omstandigheden van grote druk of spanning, reageert met het nemen van 'nood'maatrege- len. Hetzij in de vorm van een 'vecht'reactie, hetzij in de vorm van een 'vlucht'reactie: de zoge naamde 'fight-or-fiight' respon se. Dit gebeurt onder andere door middel van de afscheiding van adrenaline. Dit hormoon zet vervolgens de lever aan om de daarin opgeslagen glucose te 'le- ver'en voor energie, het versnelt onze ademhaling en onze hart - slag en doet de spanning in onze spieren toenemen. Het maakt, met andere woorden, ons li chaam klaar om ofwel zijn man netje of vrouwtje te staan en er flink tegenaan te gaan, ofwel te melken dat het weg komt. Maar als noch het een noch het ander kan, dan is het 'opgeladen' li chaam niet in staat om de opge bouwde spanning kwijt te raken. Dan wordt het letterlijk en fi guurlijk gefrustreerd in wat het van nature zou willen doen en reageert het de spanning op zichzelf af. Dat is de reden dat mensen onder chronische stress gewoonlijk klachten ontwikkelen als hoofdpijn, maag- en darmpij nen, spier- en gewrichtspijnen, enzovoorts. Het lichaam kan let terlijk uitgeput en beschadigd ra ken als dit soort frustratie met chronische regelmaat optreedt. Maar niet iedereen in de stad ontwikkelt hoge bloeddruk, hart- of vaatziekten of andere stress stoornissen. En dus rijst de vraag naar de verschillen tussen men sen die onder stress wel en men sen die onder stress niet dergelij ke klachten krijgen. De vraag is vooral daarom een intrigerende, omdat er steeds meer aanwijzin gen zijn dat de wijze waarop mensen het hoofd bieden aan druk of stress (psychologen spre ken in dit verband wel van 'co- ping'strategieën - van het Engel se woord 'to cope' het hoofd bieden aan) een belangrijke be palende factor blijkt te zijn. Het meest sprekende voorbeeld van de rol van de 'coping'-factor bij het ontstaan van stressziekten is alcohol. In de afgelopen halve eeuw is er sprake geweest van een enor me toename in de consumptie van alcohol in tal van westerse landen, waaronder Nederland. Deze toename moet onder meer begrepen worden als een uiting van een toegenomen behoefte in de samenleving aan snelwerken de 'stress-reducerende' midde len. Maar temidden van tal van andere middelen zoals psy chofarmaca, neemt alcohol een bijzondere plaats in. Vastgesteld is dat er een verband bestaat tus sen alcoholconsumptie en hoge bloeddruk. Uit de beschikbare bevolkingsstudies hiernaar blijkt dagelijkse comsumplie van drie of meer glazen alcohol - los van leeftijd, geslacht, overgewicht, roken, koffie- en zoutgebruik - een duidelijk bloeddrukverho- gend effect te hebben. Het direc te verband tussen alcohol en bloeddruk valt ook af te leiden uit het feit dat zwaardere drin kers (meer dan drie glazen per dag) die hun alcoholgebruik te rugbrengen, in een aantal geval len ook vrij spoedig een daling van hun bloeddruk vertonen. Concluderend: het feit dat wij een progressief verband tussen leeftijd en hoge bloeddruk nor maal vinden en zelfs, zoals in veel medische handboeken is ge beurd, van een 'wetmatig' ver band spreken, is een treffende manifestatie van hoe weinig we ons bewust zijn van de cultuur- of tijdsgebondenheid van veel zogenaamde medische feiten. Dit ongezonde verband heeft zich als gevolg van veranderin gen in voedingspatroon, in om geving (de toegenomen stress) en in gedrag (gebruik van chemi sche 'sqelontspanners' Eoals al cohol) sluipend ontwikkeld. I-Iet was al op grote schaal aanwezig voordat bloeddruk op grote schaal betrouwbaar kon worden gemeten. Toen die meting een maal goed mogelijk was, werd als normaal beschouwd wat geme ten werd. Het gevolg is geweest dat wij lange tijd 'onnatuurlijk' hoge bloeddruk-niveaus als normaal hebben geaccepteerd. Mede om dat ze vaak weinig of geen symp tomen geven. En ook: er als cul tuur geen adequate maatregelen tegen hebben genomen, behalve dan wat curatieve - in de vorm van het voorschrijven van zoge naamde antihypertensiva me dicamenten tegen hoge bloed druk. Maar preventieve maatre gelen, zoals wettelijke richtlijnen voorde 'zoutarmheid' van voe ding of omgevingsverandering gericht op prikkelreductie - re ductie van (werk- of levensdruk of het aanleren van 'niet -chemi- sche' ontspanners, zijn nog niet of nauwelijks van de grond geko men. En zolang dat blijft gelden, blijft ook gelden dat we een aan zienlijk deel van de epidemie aan hart- en vaatziekten over onszelf, zowel als samenleving als indivi du, blijven afroepen. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 35