ZATE R DAGS BI JVOEGSE L 'Niemand doodt voor zijn plezier, maar het is oorlog' 991 ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1995 rouwelijke PKK-guerrilla's trainen in de bergen, fotos cpd jessica lutz De Turkse regering schuwt geen enkel middel in de strijd tegen de Koerdische afscheidingsbeweging PKK. In het zuidoosten van het land wordt een ontvolkingspolitiek gevoerd, die zijn weerga niet kent. Mannen worden voorde keus gesteld: of dorpswacht worden en de gendarme helpen in de strijd tegen de PKK of vertrekken. Jessica Lutz reisde door het gebied en zocht daar 'gewone' Koerden, dorpswachten, militairen en PKKers op. „Niemand doodt voor zijn plezier, maar het is oorlog. i J- ,'V.T Mik - OsR QLS& Met handenvol tegelijk trekt Zeydo de rijpe kersen van de boom. Even later breekt hij hele takken af. zwaar van het fruit. ..Het is wel niet goed voor de bomen, maar ik weet niet of ik ze ooit terugzie. De takken zijn voor mijn vrouw, dan kan ze zien hoe mooi alles erbij staat. Ze zal er wel van moeten huilen". Zeydo schat zichzelf zo'n 50 jaar. Onder zijn grijze stoppelbaard lopen diepe rimpels over zijn gezicht, sporen van het vele lachen toen hij nog aan de rand van het dorp woon de. Daar, bij de bron die aan de voet van de helling onder zijn huis ontspringt, hield hij eetfestijnen met zijn vrienden uit de stad. Kersen, moerbeien, walnoten, perziken en druiven uit eigen boomgaard en vooral een overvloed aan lamsvlees, geroosterd aan het spit. „Als je je helemaal volgegeten had en dan van dit water dronk, kon je twee uur later weer opnieuw beginnen", zegt Zeydo. Hij doet zijn best om stoer te blijven. Als gevolg van de Turkse ontvolkingspolitiek van het platteland moest hij, zoals zoveel Koer den, huis en haard verlaten. Nu woont hij met zijn 36 koppen tellende nageslacht in de werkplaats van een vriend in de stad Mardin. Van het geld dat hij verdient als chauffeur van een minibus kan hij niet eens éénmaal per week vlees kopen. De aardige Turkse legercommandant in Mardin had hem nog gewaarschuwd: „Ik word overgeplaatst en de man die na mij komt, heeft het wellicht niet zo goed met jul lie voor. Bovendien woon je buiten het dorp, dat is gevaarlijk. Het is beter als je je biezen pakt". En inderdaad, toen Zeydo op een dag in december jerugkwam van een ziekenhuis bezoek stond zijn huis, zijn kleine paradijsje, in lichterlaaie... Stabtsein De oude, kromme Wesile strooit rode kersen uit over een witmarmeren graf. Ze buigt zich naar de grond en roept klagend: „Djemil, Djemil, waar ben je?" Ze rouwt om haar broer, de 70-jarige burgemeester van het dorp, die op een winteravond in diezelfde tijd door gemaskerde mannen uit het huis ge haald werd. „Wat later hoorden we een schot, maar in het donker durfden we niet te gaan kijken". Deze moord was voor de dorpelingen het startsein om te vertrekken. Sindsdien staan hun huizen er verlaten bij. Alle deuren zijn nadien door soldaten ontdaan van hun slo ten en klapperen in de wind. In de moskee hangt de gebedspij van de imam nog aan de muur. Nu al heeft hoog opschietend gras be zit genomen van de onverharde straatjes. Wesile is met een aantal wouwen terugge komen om kersen te plukken, maar Zeydo moest heel wat angsten overwinnen voor hij de reis wilde maken. „Ik ben niet bang voor de soldaten, maar voor de dorpswachten. Die knallen je zomaar neer en zeggen dan dat ze een terrorist onschadelijk gemaakt hebben". Alle mannen van de dorpen in de omge ving werden voor de keuze gesteld: dorps wacht worden of vertrekken. Dorpswachten krijgen een salaris van de staat en een machi negeweer om de gendarme te helpen in de strijd tegen de Koerdische afscheidingsbewe ging PKK. Want loyaliteit alleen vindt Turkije niet genoeg, je moet je leven willen wagen. Maar dat gaat de meeste Koerden te ver, tenslotte zijn de dorpswachten doelwit num mer 1 voor ^ie PKK. Zeydo haalt zijn neus op voor het dorp waar zijn neven wonen, dat wel onder de wapens is gegaan. „Ze wanen zich heer en meester van de hele omtrek". Ver ontwaardigd schudt hij zijn hoofd over de De Turkse ontvolkingspolitiek sporen van hun schapen op zijn land. Zo'n 200 kilometer verderop, even buiten de stad Silopi,aan de Iraakse grens ligt Görümlü. Majoor Erdinc, bevelhebber van het gendarmebataljon in het dorp. is een ta nige, vriendelijke man. Hij is blij dat de meeste mannen van Görümlü een jaar gele den besloten om dorpswacht te worden, want sindsdien is het aantal verrassingsaan vallen van de PKK drastisch verminderd. In de eerste zes maanden dat hij hier gelegerd was, verloor hij vijftien soldaten, het laatste jaar nog maar vijf. Hij reikt zijn verrekijker over. „Kijk, daar op die hoge pieken lopen onze mannen. Vroeger kon de PKK van daar af het dorp hier in de vallei, en onze post ge makkelijk onder vuur nemen". En maken de dorpswachten dat dan nu on mogelijk? „Puh", zegt Ali, het hoofd van de wachten, „zonder ons zouden die stakkers uit Ankara en Istanbul toch nooit de weg weten. Maar wij kennen deze bergen als onze broek zak. Wij weten, waar er water te vinden is, waar schuilplaatsen zijn, langs welke paden de PKK naar Irak kan vluchten". Tijdens de militaire operatie tegen de PKK in Noord-Irak afgelopen maart maakte het Turkse leger dan ook gretig gebruik van die kennis. Maar de PKK sloeg terug. Bij een aanval op het dorp doodde een handgranaat vier kinde ren en verwondde hun ouders. De halfblind geworden vader kijkt stil voor zich uit. Hij had de wapens geweigerd. De avondmaaltijd van rijst, vlees, tomaten, komkommers en ongedesemd brood wordt op de grond ge bruikt. Behalve een kast en een TV heeft Ali's huis geen meubelen. Ondanks de stenen mu ren om hen heen, leven veel Koerden nog als nomaden. In de warme maanden verhuizen ze hun dunne matrasjes en het kookgerei naar ten ten op de hoger gelegen zomerweiden. Ten minste zo was het vroeger, voor alle proble men begonnen. Net als Zeydo, uit dat verre, andere dorp, heeft Ali diepe lachrimpels en mooie herinneringen aan betere tijden. Hij spreekt met moeilijke woorden, om gewich tig te klinken, maar zijn Turks is een raar taaltje. Geen wonder, want tot een paar jaar geleden sprak hij het nauwelijks. „Voor we stroom in ons dorp kregen, gebruikten we niet eens Turks geld. We haalden alles uit Irak, tot aan de stof voor onze kleren toe". Maar met de electriciteit drong het gezag van de Turkse staat zich binnen en leerde Ali dat er een grens loopt tussen hem en zijn vrien den en familie aan de andere kant van de berg. Meer dorpswachten zijn het huis binnen gedruppeld. Bij de thee komen de tongen los. „Weet je", zegt Halit, „in het begin geloofden we de PKK toen ze ons een onafhankelijke staat beloofden. Op onze ezels brachten we ze voedsel in de bergen, 's Nachts, want met het bataljon in het dorp was dat erg riskant". Na verloop van tijd begonnen de guerrilla's van de PIOC overdag in het dorp te verschij nen, tot wanhoop van de bewoners, en eisten ze steeds meer. „Van mij hebben ze 250 schapen gestolen, maar ik deed mijn mond niet open. Tot ze mijn zoon wilden", vervolgt Halit. Nog 30 an dere vaders kregen een brief met het verzoek een kind af te staan. Omdat zijn zoon destijds dienst deed in het leger, ontvoerde de PKK Halit zelf. „Ze wilden een losgeld van 30 mil joen TL (toen ongeveer 3000 gulden), maar dat had ik helemaal niet". Halit kon ontsnappen, maar moest die vrij heid duur betalen. Zijn zoon werd tijdens diens militaire verlof doodgeschoten. „Sa men met mijn neefje", zegt Ali en haalt een foto van een jongen van 15 tevoorschijn. „Mijn vader, mijn broer en mijn oom zijn ontvoerd", zegt Rashit. „Mijn broer was daar ook bij", zegt Muhettin. Hij is geen dorps wacht, maar werkt in de kolenmijnen. „Ik ben de bergen ingegaan, ik heb ze gevolgd tot in Irak en gesmeekt of ze m'n broer wil den laten gaan". In ruil voor de vrijlating van de in totaal 14 gijzelaars, onder wie ook meisjes, eiste de PKK de ontruiming van het dorp. „Hoe kon ik nou iedereen bevelen zijn huis te verlaten? klaagt Muhettin. „Mijn schoonzusje is naar Silopi verhuisd, in de hoop haar man terug te krijgen, maar we hebben nog steeds geen nieuws van hem, of van de anderen". Na die ontvoering besloten de mannen in Görümlü om de wapens van de staat aan te nemen. Niet van harte, maar ze waren ge vangenen geworden in hun eigen dorp. Maar droomt niemand dan meer van een onafhan kelijk Koerdistan? „Dat zou natuurlijk prach tig zijn, we zijn tenslotte Koerd, we spreken Koerdisch, maar moeten we er voor sterven?" vraagt Vecdet, net terug van tien dagen in de bergen met het leger. Halit snuift. „Ik ben mijn zoon kwijt, van mijn broer weet ik niet of hij nog leeft en des ondanks is die beloofde staat er nog steeds niet. Erger nog, ik heb de fout gemaakt om de Turkse staat niet te helpen tegen, tegen hen!" Hij spuugt de woorden uit. „Turkije heeft me nooit kwaad gedaan, realiseer ik me nu. Ik leef honderd keer liever onder de Turkse vlag, dan onder die van de PKK". De mannen knikken, maar toch klinkt er een sprankje hoop in Ilhan's stem als hij mijmert: „Tja, maar als Turkije ons die staat op een vreed zame manier aan zou bieden..." Voor dorpswachten en guerrilla's is het drie uur lopen naar de andere kant van de grens. Gewone stervelingen, die langs de douane moeten, doen daar een paar dagen over. Botendien kunnen zij niet als klipgeiten over smalle paadjes klauteren langs ravijnen met kolkende rivieren in de diepte, maar klemmen zij zich met hoogtevrees tegen de rotswand aan. Ieder uur moeten zij even zit ten om uit te hijgen van de klimpartijen, maar desondanks bereiken ook zij uiteinde lijk een PKK-kamp hoog in de bergen van I raaks- Koerdistan Na een koude nacht op de rotsige grond onder een boom, is commandant Abbas be reid zijn gasten te ontvangen. Vreemd ge noeg is hij geen Koerd, maar Turk. „Natuur lijk, de onderdrukking van het Koerdische volk gaat ook Turken aan. Ik ben vanaf het begin, vanaf de zeventiger jaren toen het nog een discussiegroep was, bij de PKK betrok ken". Achterstand Speciaal voor de gelegenheid laat hij de trots van de organisatie, de vrouwelijke teams, aanrukken. Ondanks hun vervaarlijke uiter lijk, machinegeweer om de schouder, hand granaten op de buik, besloten deze vrouwen op een congres in maart dat ze een histori sche achterstand hebben en nog steeds on der de plak van de man zitten. Beter dus om de seksen te scheiden. Miriam (32), aanvoerster van een groep van 50 vrouwen, is in Ankara afgestudeerd als psychologe. Haar bril past niet echt bij een guerrilla. Rustig, maar met gezag in haar stem, gebiedt ze de vrouwen in de houding te gaan staan. Twee en een half jaar geleden gaf ze haar werk op om de bergen in te trekken. Ze praat in exact dezelfde bewoordingen als commandant Abbas, die door de guerrilla's hewaal kameraad genoemd wordt. „Nee hoor, we zijn niet gehersenspoeld, integen deel, hier zijn onze hersenen pas tot ontwik keling gekomen. Dankzij de PKK-ideologie hebben we geleerd wie we zijn". Hun richtlijn is in principe marxistisch-le- ninistisch, maar ontwikkelt zich voortdurend. „Het is een ideologie die niet alleen de Koer den, maar de hele mensheid een waardig le ven aanbiedt, haar bevrijdt van het slaven dom". I.eyla van 22 vertelt: „In het begin had ik erg veel moeite met het opgeven van mijn persoonlijkheid. Kan je nagaan hoezeer ik onder de invloed van de kapitalistische ge- dachtengang stond". Een jong meisje met een lange paardestaart zit er stilletjes bij, haar machinegeweer tegen zich aangeklemd. „Zij wordt wel opgeleid, maar mag nog niet meevechten, ze is nog maar 12", verklaart Miriam. De guerrilla's ontkennen dat ze het bij uit stek op de dorpswachten gemunt hebben. Die moeten juist gered worden, want ze zijn door geld en valse (want Turkse) scholen af hankelijk gemaakt van de Turkse staat, die hen vervolgens misbruikt. „Het is niet onze schuld dat iedere familie tot een militaire post gemaakt is. Als we een dorp binnen wil len gaan, schieten ze op ons. Natuurlijk schiet je dan terug, ander ga je er zelf aan. Dat daarbij vrouwen en kinderen omkomen willen wij ook niet, maar het is onvermijde lijk", zegt commandant Abbas. „Niemand doodt voor zijn plezier, maar het is oorlog", beaamt Milan. Geboren en ge togen in Sidney, Australië, ontdekte zij op haar 17de dat ze niet Turks, maar Koerdisch was. Reden genoeg om naar de Bekaa-vallei in Libanon te trekken voor een guerrilla-trai ning. In Sidney heeft ze geleerd een filmca mera te hanteren, waarmee ze nu de daden van haar kameraden vastlegt. „Ze kan niet kiezen tussen het geweer en de camera", grapt Abbas. „Nergens smaakt een kopje thee zo lekker als in de bergen", verzucht Hassan van 17 terwijl hij het houtvuurtje onder de ketel op port. De avond brengt eindelijk wat koelte en de muggen vallen massaal aan. „Het zijn net de gevechtshelikopters die het Turkse leger tegen ons gebruikt". Ze bagatelliseren de ver liezen die het leger hen toebrengt, maar ie dereen realiseert zich dat er maar een leven de uitweg is uit deze bergen: de oorlog win nen. En dat doel heiligt alle middelen. Wesile strooit kersen uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 29