Indonesiërs zouden gebaar van Nederland waarderen Jakarta wilde tuan Nederlands biedt jonge Indonesiërs toekomst Pronk ontwapenen S 50 jaar Indonesië oven- en ondergronds: 3-in-l |)AGH AUGUSTUS 1995 het EM 6 29 1 6 Taal van voormalige kolonisator geniet groeiende populariteit „Papa, orangBelandaf', trekt de oudere vrouw de aandacht van haar man. Ik ben de enige klant in him eethuisje. Als ik heb besteld, begint de vrouw het ge bruikelijke vraag- en antwoordspel. Dari mana? Dari Australia"? Nee, dari Belanda, „Oh", zegt de vrouw, „maar dan kunnen we toch Nederlands pra ten?" Toeristen hebben in dit Middenjavaan- se plaatsje niets te zoeken. Een Neder lander in de zaak is voor het echtpaar iets bijzonders. Ze hebben alletwee op de Hollandse school gezeten. Maar om dat ze het Nederlands nooit meer ge bruiken, is hun kennis ervan danig versleten. Wel vertelt de vrouw dat ze na de soevereiniteitsoverdracht (1949) nog lang Nederlandse bladen las. „De Libelle." Wie door de voormalige kolonie reist, treft oudere Indonesiërs die Nederlands spreken. Het worden er wel steeds min der. Oude mensen, dingen die voorbij gaan. Bovendien, becijfert Neerlandicus Kees Groeneboer, was vlak voor de Ja panse invasie (1942) maar twee procent van de Nederlands-Indische bevolking Nederlandstalig. Joyo (24) kent één Nederlands woord: inlander. „Op school zei een lerares dat eens tegen me. Ik denk dat ze boos was. Wat betekent inlander?" Mijn uitleg be vestigt zijn vermoeden. „Nou zeg, aan was ze wel heel boos." Er zijn ook voor Joyo normale woorden die de Nederlandse bezoeker niettemin vertrouwd voorkomen. In een bengkel knalpotkun je je uitlaat laten vervan gen en in een garasi de andere onderdil van je auto. In Jakarta vertrekt van stasi- un (u wordt als oe uitgesproken) Kota de trein naar Surabaya van sepur 8. Be halve een wassery kwam ik ook Wisrna Gordyn (Het Gordijnhuis) tegen, terwijl ik in een hotelletje op brood muisjes kon bestellen. Dat de echtgenote van plaatsvervangend topman Sumendap van luchtvaartmaatschappij Bouraq luistert naar de voornaam Meiske, zal geen toeval zijn. En als Indonesiërs be spreken of ongehuwd samenwonen aanvaardbaar is, bezigen ze het Neder landse woord 'samenleven'. Maar woorden uit een taal lenen, is iets anders dan die taal spreken. Waarom zouden Indonesiërs ook? Nederlands is de taal van de voormalige koloniale overheerser en in de wereld kom je er niet ver mee. Dat nu, is te simpel geredeneerd, vin den Rahmanti Asmarani, Abesara Ardi Y en Damiana Widjantani. Nederlands mag dan de taal van toen zijn, voor de ze 19- en 20-jarige studenten is het te vens de taal van hun toekomst. Aan Taaiacademie 17 Augustus 1945 in de drukke havenstad Semarang zwoegen ze op het Nederlands. Hun belangstel ling voor Hollands politiek, cultuur en economie is beperkt, maar in de Neder landse taal zien ze een middel om het leven door te komen. „Ik word opgeleid voor de toeristische sector. Daar kan ik het Nederlands goed gebruiken", vertelt Abesara. Rahmanti en Damiana leggen zich toe op kantoormanagement en denken er precies zo over. Bij bedrijven die zaken doen buiten de landsgrenzen zijn mensen die Nederlands spreken immers welkom. Wie Nederlands spreekt, heeft meer kans op werk. Dus trekt de Semarangse taaiacademie naast de Uniuersitas Indonesia in Jakarta de enige Indonesi sche instelling die een fulltime-oplei ding Nederlands aanbiedt studenten uit de hele archipel. De academie telt 60 bijvak- en 32 hoofdvakstudenten Ne derlands. „De vraag is groter, maar twee jaar geleden zijn we klein begon nen om de zaak goed te kunnen opzet ten", aldus PakSunario. Hij is de inspi rator van de Semarangse academie, die voor managementszaken Hans Jansen aantrok, advocaat en burgemeester van het Limburgse Eijgelshoven tot die ge meente werd opgeheven. Jansen knikt als Widjajanti Dharmo- wijono, hoofd van de afdeling Neder lands, verzucht dat lesmateriaal een probleem is. Studieboeken zijn duur en pogingen om dat te verhelpen, bijvoor beeld met behulp van een Indonesische uitgeverij, stuitten op onwil van de Ne derlandse uitgever. „Aan de andere kant hebben we een goed talenprakti- cum met drie computers plus software van de Nederlandse Taalunie", zegf Widjajanti, die in de jaren zeventig in Leuven Nederlands studeerde. „Waar om Nederlands? Omdat dat mijn eerste taal is. Mijn ouders spraken het." Voor veel jonge Indonesiërs die Neder lands leren, gaan de wortels van hun belangstelling terug in de tijd. Kees Groeneboer, verbonden aan het Eras mus Taaicentrum in Jakarta: „Voor de meeste cursisten hier is Nederlands net iets dichterbij dan een andere westerse taal. Bijvoorbeeld omdat oma het wel eens spreekt". Zijn collega Herman Poelman: „Zo'n 65 procent van onze cursisten is 20 tot 30 jaar. Als je kijkt naar hun namen en plaatsen van her komst, kom je vaak de Molukken en Manado tegen". Gebieden die zich in de koloniale tijd sterk met Nederland verbonden voelden. Poelman: „In 1994 hadden we 1.340 cursisten. Dat is veel. Ga maar na: bij het Nederlands cultureel centrum in Parijs waren het er jarenlang enige tien tallen, nu enkele honderden. Vroeger was Nederlands hier sjiek, zoals ooit het Frans bij ons. Tegenwoordig biedt Ne derlands voor ruim de helft van onze cursisten vooral beroepsperspectief. En er zijn er heel wat die Nederlands willen leren om toegang te hebben tot bron nen". Daarbij gaat het om specialismen als rechten, geschiedenis, geologie en plantkunde. Veel wetenschappelijke kennis is genoteerd in het Nederlands. En een deel van de wetgeving stamt nog uit de koloniale tijd. 'Rechtsstaat' is voor Indonesische juristen net zo'n al ledaags woord als voor hun Nederland se collega's. Geen wonder dus dat de eerste volledi ge opleiding Nederlands werd gereali seerd aan 's lands topuniversiteit, Uni- versitas Indonesia, die nu 200 studen ten Nederlands telt. Voor 90 van hen is het vijf jaar lang het hoofdvak. Maar ook buiten Jakarta knaagt de taalhon- ger. Groeneboer: „Diverse universitei ten, in Bandung, Medan en Ujung Pan- dang bijvoorbeeld, willen een driejarige opleiding Nederlands starten. En de vakopleiding in Semarang draait inmid dels twee jaar". In Semarang hoor ik het mooiste Ne derlands. Van Ibu Liem Khing Nio. Met haar bijna tachtig jaar geeft ze nog altijd les. „Oudere Indonesiërs die Neder lands spreken, zijn daar trots op", zegt ze. Dat Ibu Liem zulk verzorgd Neder lands spreekt, vindt ze niet vreemd: „Wij mochten vroeger geen fouten ma ken, hè, want wij zaten op de Kweek school". Op 25 maart 1992 gaf Indonesië Nederland een vuistslag. Ont wikkelingshulp was niet langer gewenst en Nederlands voorzit terschap van de internationale donorclub IGGI evenmin. Nu zijn de relaties weer uitstekend, maar nooit is helemaal duidelijk geworden wat Jakarta ten diepste bewoog Nederland in 1992 de bons te geven. Het ver band dat Den Haag legde tus sen hulp en het bloedbad dat het Indonesische leger 12 no vember 1991 aanrichtte in het Oosttimorese Dili? De kritiek van de Nederlandse regering? Of vooral minister Jan Pronk, aan wie Jakarta zich groen en geel ergerde? Dewi Fortuna Anwar heeft als politiek wetenschapper genoeg contacten in Jakarta's elite voor een goed oordeel. „Kritiek van Nederland pareert Indonesië gezien het verleden anders dan kritiek van andere landen". De nemarken en Canada reageer den op het Dili-bloedbad nau welijks anders dan Den Haag en kregen geen tik. Niet alleen de kritiek speelde dus een rol. An war: „Het was zeer zeker ook Pronks manier van doen". De Indonesische media toon den hoe de minister bij bezoe ken aan ontwikkelingsprojecten de handen in de zij plantte en opinies ten beste gaf. Dat maak te koloniale herinneringen wak ker. Anwar: „Pronk stond daar als de tuan Meneer. Dat steekt". Pronks benadering viel overi gens niet overal verkeerd. „Ver gis je niet, onder jongeren is hij heel populair", meent Moham mad Sadli, diverse malen minis ter en ook nu nog iemand naar wie in Jakarta wordt geluisterd. „Maar er was een kleine groep ministers die het zat was dat Pronk ons keer op keer de les las. Het ging om Jan Pronk, om zijn gedrag. Je moet het Radius Prawiro maar vragen. Die kreeg het vervelende klusje het aan de Nederlandse regering te vertel len". Prawiro was in 1992 coördine rend minister van economische zaken en financiën. „De IGGI leverde 24 jaar goed werk, maar plotseling was er dat probleem met Oost-Timor", blikt hij te rug. „Geloof me, Pronk is een goede vriend van me. We zaten op dezelfde opleiding (de Eco nomische Hogeschool Rotter dam, nu Erasmus Universiteit, RF). En we hebben elkaar ont moet op de zondagschool, al hebben we niet precies hetzelf de geloof. Maar als je politicus bent en Jan Pronk en ik zijn dat dan moet je oppassen wat je zegt". „Af en toe reisde Pronk door Indonesië en dan zei hij dingen heel direct en confronterend. Dat moest worden gestopt. We hebben de Nederlandse rege ring laten weten dat het beter zou zijn de ontwikkelingsrelatie te beëindigen, omdat de moei lijkheden anders ook andere de len van de relatie zouden kun nen aantasten. Wij vonden dat het geld van de Nederlandse be- lastingbetalerbetekenisvoller kon worden gebruikt als we niet meer als oud-kolonisator en voormalige kolonie tegenover elkaar zouden staan, maar als gelijken. Als Nederland geen IG- GI-voorzitter meer zou zijn, zou er geen munitie meer zijn voor een Nederlandse minister om moeilijkheden te veroorzaken." „We hebben de Nederlandse re gering een brief geschreven en ik heb getelefoneerd met jullie toenmalige premier, Lubbers. Ik legde uit dat we na het stoppen van de ontwikkelingshulp op het gebied van handel en inves teringen een veel nauwere rela tie konden aangaan. Lubbers was daar blij mee en vroeg wie ik graag snel in Jakarta op be zoek zou zien komen. Ik kende Yvonne van Rooij, dus ik zei: waarom stuur je die niet? En zo is het gegaan." Waarmee hij in het midden laat of de oude politieke rot Roeslan Abdulgani gelijk heeft met de suggestie dat vooral president Soeharto en Prawiro zeifin 1992 aanstuurden op de breuk. „Met het bezoek van de Nederlandse koningin aan Jakarta in aan tocht, wil ik nu niet verder in detail treden." Dat bezoek moet de bekroning worden van het herstel der goede betrekkingen waarvoor Van Rooij in 1992 de eerste steen legde. Minister Pronk van ontwikkelingssamenwerking (tweede van rechts) tij dens een bezoek aan Indonesië in 1992, het jaar waarin Jakarta de hulprelatie met Den Haag verbrak. foto gpd n miljoen inwoners telt i en dagelijks komen er éd mensen bij, op zoek irk en geluk. Wie de trein i2 rabaya neemt, kan aan- 5'en hoe jammerlijk die bekerij kan mislukken. 'Ie rails schurken krotten Ikaar van hout, golfplaat, en karton. Sommige ge- beschikken slechts over Q estokken en een stuk 9 plastic. i peuren in vuilnisber- 1 le hoop iets te vinden j unnen verhandelen. Of 8 imelen lege plastic wa- en. Handelaren geven er i voor, maar het is in elk stadkampongs is de be- jj er iets beter aan toe, 7 elvaart heerst ook daar 0 ïst. Volgens het stadsbe- 1 eft 27,6 procent van de j inse gezinnen in armoe- e president ziet dat er aan de hand zijn", con- oud-minister Sadli. „Hij 8 :pleit in dit vijftigste jaar 9 e onafhankelijkheid al else namen in te ruilen lonesische. Waarom die luxe gebouwen alle- >u>er of Plaza heten? Ze r de goed verdienende «klasse. Maar dat hoefje 'er minderbedeelden jeens extra te accentu- i3 Jogelijk heet het beken- tta Hilton Convention traks dus Balai Sidang .5 akarta. is het tweede nijpende m van deze 468 jaar ou- Om de ochtendspits in !n, werd op de belang- erkeersaders in 1992 het De keerzijde van de snelle economische groei in Indonesië. In Jakarta (foto) leeft volgens het stadsbestuur ruim een kwart van de gezinnen in armoede. foto cpd 3-in-l-systeem ingevoerd. Wie tussen 6.30 en 10 uur op die we gen rijdt met minder dan drie mensen in de auto riskeert een .forse boete. Eenzame automo bilisten worden echter geholpen door lieden die voor 1.000 ru- piah (80 cent) aanbieden mee te rijden. Dat veroorzaakt opstop pingen op aanvoerwegen en vermindert het aantal auto's niet. Daarom wordt overwogen 3-in-l te vervangen door een sticker, aan te schaffen voor 25.000 rupiah per maand. Voorts wordt volgend jaar be gonnen met de bouw (kosten 1,3 miljard dollar) van een 14 ki lometer lange metrolijn, die vanaf de eeuwwisseling dage lijks 290.000 passagiers moet verstouwen. Onder de grond is het al even zeer een drukte van belang. Ook hier geldt het 3-in-l-systeem. Getracht wordt mensen te be wegen gedrieën een graf te de len. Dat stapelsysteem waar op het publiek positief reageert is overigens alleen toepas baar in de droge stadsdelen, want het bovenste lichaam moet een meter onder de grond liggen en het onderste mag geen natte voeten krijgen. Jakarta telt nu 70 openbare be graafplaatsen en zonder beper kingen zou de stad worden overwoekerd met dodenakkers. Dagelijks sterven in deze metro pool ruim honderd mensen, van wie 90 procent een plekje wil op een van de stadsbegraaf- plaatsen. Het is dus dringen en grafmonumenten, zelfs Idein- tjes, zijn daarom taboe ver klaard. Een graf mag maximaal 1,50 bij 2,50 meter groot zijn, slechts voorzien van een kleine steen. En wie in een kist wil worden begraven, mag daar voor geen hardhout uitzoeken. Dat vergaat niet snel genoeg. heeft dat gedaan en het is jam mer dat hij vervolgens is ge slachtofferd. Het beste zou zijn als Nederland zou zeggen: het spijt ons wat er in het verleden fout is gegaan. Dan kan er defi nitief een streep onder worden gezet". Een andere mensenrechtenacti vist in Jakarta voorziet ook waardering „als de koningin op bedekte wijze iets zou zeggen, bijvoorbeeld dat er in het verle den bittere dingen zijn ge beurd". Die formulering van de ze voormalige Nederlander 'Poncke' Princen staat Indo nesiërs die ik er naar vraag wel aan. Politiek wetenschapper Dewi Anwar: „Jong en oud zou den zo'n gebaar wel op z'n plaats vinden. Het zou zeker ten goede komen aan de warmte van de betrekkingen". Toch beseffen Indonesiërs ook wel dat in de oorlogstoestand aan béide kanten ontsporingen plaats vonden. „In de buurt van Cepu (Midden-Java, RF) was mijn vader destijds guerrilla strijder", vertelt Dhia Prekasha Yoedha. „Hij zegt dat uitwassen nu eenmaal bij oorlog horen." Ex-minister Mohammad Sadli beaamt: „Dat is overal zo. Je ziet het ook gebeuren met onze troepen op Oost-Timor". En de bedenker van de succes volle Indonesische guerrillatac tiek, wat vindt hij? „Wij verge- ran kapitein Westerling Korps Speciale Troepen, dat aanvankelijk Depot Speciale Troepen heette. itje Soumokil :es methoden n Westerling AG* foto cpd Kapitein Raymond Westerling. Zijn naam is in Indonesië nog steeds be rucht, ook bij jonge mensen. foto cpd jonge Indonesiërs we- ino 1995 nog waar de naam Westerling 'excessen' op Zuid-Ce- gepleegd van decem- 146 tot en met februari Dat kapitein Wester- n anderen flink tekeer t gegaan, bezorgde ook tige hoge Nederlandse i ionarissen een onbe- ijk gevoel. Zo seinde H.J. Lovink, Hoge Ver- woordiger van de i,op 19 juli 1949 van ia naar Den Haag: „Als •chter vraagt, hoe (de takte rust en orde op es) tot stand is ge- t, komt men alleen tot tclusie, dat terreur rreur is vergolden en aar met succes. Ik zou geval niet graag een •zoek willen instellen le methoden, die men jd heeft". irkelijk vond Lovink 3I|j van Indonesische vernam over die sen' op Celebes: „De lesische Minister van ie zong mij de lof nkele officieren, die ij een vooraanstaande bben gespeeld, nde wereld", donesiër die de Wes- •methodes prees, was Chris Soumokil, bij pad Ventje, de latere nan van de Republik ai Selatan (RMS). 'Eigenfouten onderkennen, is teken van kracht' Steeds meer aandacht trekken de redevoeringen van ko ningin Beatrix. Nog meer gespitst zijn de oren later deze maand om te horen wat ze in Jakarta te berde brengt over het Nederlands-Indonesische verleden. Dat ze dan op eieren loopt, staat wel vast. Het debat over de jaren 1945-1950 is in Nederland nog altijd met emotie beladen. Sommigen achten excuses over het Nederlandse militai re optreden gepast. Anderen zijn daar fel tegen en zeggen dat de Indonesiërs alles al lang hebben vergeven en zijn vergeten. Maar zo simpel ligt het niet. Alleen Indonesiërs onder de dertig zeggen dat ze wel wat anders te doen hebben dan zich daarmee bezig houden. Alle ouderen schilderen een genuanceerder beeld. In Indonesië heerst de opvat ting dat het om een Nederlands debat gaat. Minister Ave (toeris me en telecommunicatie) zei het in maart in Amsterdam zo: „Als jullie die discussie nodig vinden, dan respecteren we dat, maar we zullen er niet aan deel nemen. Stop met dat gepraat over het verleden. Laten we el kaar als waardige naties in de ogen zien en de toekomst tege moet gaan". Maar Ave heeft po litieke verantwoordelijkheden. Wat hij zegt, is dus niet per defi nitie hetzelfde als wat onder de Indonesische bevolking leeft. Na tien jaar in Jakarta heeft Herman Poelman van het Ne derlandse cultuurcentrum Eras mus Huis er aardig kijk op. „Ne derland kent een schuld-cul tuur, Indonesië een hormat-cul tuur die draait om eer en schaamte. Ze vinden het zelf niet leuk om zich te moeten schamen en ze willen dat ook anderen niet onnodig aandoen. Maar vergis je niet. Er leeft nog wel wrok. Vorig jaar publiceerde The Jakarta Posteen brief van een Nederlandse meneer. Die betoogde dat Nederland na tuurlijk fouten heeft gemaakt, maar dat het op de keper be schouwd wel meeviel. Dat leid de tot woedende reacties met voorbeelden en al. Zo van: daar en daar op Sulawesi werden mensen bijeen gedreven en zijn die en die afgemaakt". Een nu in Haarlem wonende ex-KNIL-militair schreef voor zijn kinderen op wat hij in 1946 en 1947 meemaakte op Zuid- Celebes: „Ik had verscheidene patrouilles moeten meelopen. Bij dergelijke acties vielen de meeste slachtoffers onder de kampongbevolking die met al les niets te maken had. Ik zag eens (berggebied nabij Makas sar) een Boeginese herder die met een stok liep. Even later kreeg hij een salvo. Die man hoefde echt niet zo doodge schoten te worden. Toen wij verder optrokken, passeerden wij het ontzielde lichaam. Mijn hart was en is nu nog daarover ontroerd". En: „Er werden vele woningen van verdachte perso nen, maar soms ook zelfs com plete dorpjes platgebrand. Men moet zich met dergelijke han delingen wel bij de bevolking goed gehaat hebben gemaakt". Adnan Buyung Nasution, be kend Indonesisch strijder voor de mensenrechten, beaamt dat: „Oude Indonesiërs hebben diep in hun hart nog steeds bittere gevoelens. Maar als ik over mijn eigen generatie spreekik heb eind 1948 in Yogyakarta de Ne derlandse vliegtuigen zien over komen, maar ik was nog klein dan zeg ik: wij vragen geen verontschuldigingen. Maar we zouden het wel waarderen als de Nederlandse regering iéts zou zeggen. Minister Pronk ten natuurlijk niet", zegt gene raal b.d. Abdul Haris Nasution (76), terwijl hij thuis herstelt van een oogoperatie in het Amster damse AMC. „Maar we verge ven wel. God houdt meer van mensen die vergeven." Tot slot een man voor wie het opperwezen ook geen vreemde is. Th. Sumartana is theoloog te Salatiga (Midden-Java). Hij kent het debat goed. „Ik heb negen jaar in Nederland gewoond, waarvan zeven in het missie huis in Oegstgeest." Zijn con clusie: „De nachtmerrie moeten we vergeten, maar de geschie denis verbergen kan nu een maal niet. We moeten fair zijn, niet alleen tegenover anderen, ook tegenover onszelf. We moe ten kunnen onderkennen dat we in de geschiedenis fouten hebben gemaakt. Dat is geen te ken van zwakte, maar van zelf vertrouwen en kracht". Hoewel ook Sumartana dus voorstander is van verzoening, zit één ding hem dwars: „Nog steeds leren Nederlandse kinde ren op school dat Indonesië on afhankelijk werd op 27 decem ber 1949. Als we dat horen, treft ons dat onaangenaam. Onze onafhankelijkheid werd uitge roepen op 17 augustus 1945". Ksm -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 7