CID-informanten 'per ongeluk' met 10 miljoen aan de haal Feiten &Meningen Opsporing van criminelen onder de loep WOENSDAG 2 AUGUSTUS 1995 Het politiewerk in Nederland ligt onder een vergrootglas. Vooral de methoden die recher cheteams hanteren bij het achterhalen en be strijden van de georganiseerde misdaad, zijn onderwerp van discussie. Hoe ver kan en mag de politie gaan in het opsporen van cri minelen? Binnenkort buigt de commissie Van Traa zich tijdens een parlementaire enquête over de grenzen van het opsporingswerk. Een belangrijke rol bij het achterhalen van misdrijven en verdachten is weggelegd voor de Criminele Inlichtingendiensten van de po litiekorpsen. Zij vergaren in de boven- en on derwereld informatie over criminelen. De CID-rechercheurs gebruiken daarvoor 'infor manten'; afgeschermde personen die geco deerd in de politiebestanden zijn opgeno men. Slechts een handjevol mensen kent hun identiteit. Informanten en hun contactperso nen bij de politie runner5) begeven zich in een schimmige wereld van voornamen en geheime telefoonnummers. De Criminele Inlichtingendienst van de po litie Kennemerland is al enige tijd in op spraak. Onderzoeksmethoden van de Haar lemse dienst zouden niet door de beugel hebben gekund. Maar ook zouden CID'ers intern regels hebben overtreden. Op dit moment licht de rijksrecherche alle operaties van de Haarlemse CID door. Bin nenshuis verscherpte de Haarlemse politie top de CID-regels en verving de oude vrij buitersgarde door een nieuwe generatie. Op de achtergrond speelde intussen een or- dinarie burenruzie tussen het Amsterdamse en Haarlemse korps als nasleep van de affaire rond de opheffing van het Interregionale Re cherche Team (IRT). Een gevecht dat het le ven van informanten en politiemensen in ge vaar bracht. Het wereldje van runners en informanten is er een waar de buitenwacht door de mist gordijnen die rond het werk worden opge trokken, geen zicht op heeft. Namen van in formanten behoren tot de best bewaarde ge heimen in de politiewereld. Opzienbarend was daarom de onthulling van de identiteit van drie informanten die werkten in dienst van de zo in opspraak ge raakte Haarlemse CID. Gisteren werden ze tijdens een rechtszaak in Amsterdam met naam en toenaam genoemd. Het betrof hun betrokkenheid bij plundering van ABN/AM- RO-rekeningen, die een halfjaar geleden aan het licht kwam. Onze verslaggevers Allard Besse en john Schoorl spraken met de informant die bin nen het groepje van drie de leidende rol had. Door eigen onvoorzichtigheid en overmoed werkte hij zich flink in de nesten. Hij weet zich niet langer gedekt door de CID, omdat zijn runnersdie behoren tot de oude gene ratie het veld hebben moeten ruimen. Verslag van een uit de hand gelopen dienst aan de politie. (Om redenen van privacy worden de namen van betrokkenen niet genoemd). Het hoofdbureau van politie in Haarlem, bolwerk van de Criminele Inlichtingendienst. Van hieruit werd de informant gestuurd. FOTO ARCHIEFUNITED PHOTOS DE BOER Jarenlang voorzag hij rechercheurs van de Haarlemse Criminele Inlichtin gendienst (CID) van tips. Soms ging hij verder en zocht hij zaken tot op de bodem uit voor deze runners, zijn contactpersonen bij de politie. En toen ging het mis. In zijn 'enthousiasme' een bende die de ABN-AMRO oplichtte te ontmaskeren, werd mede door zijn toedoen ruim tien miljoen gulden verduisterd. Uit teleurstelling over alles wat hem overkwam, heeft hij besloten een punt te zetten achter zijn werk voor de CID. „Het begon jaren geleden. Mijn zaken lie pen zo goed dat ik interessant werd voor criminelen die hun zwarte geld bij mij wil den witwassen. Degenen die op de berg zijn geweest, willen altijd in het dal vertellen dat ze op de berg zijn geweest. Ze denken dat ik constant op de berg zit en willen daar bij horen. Daarom ben ik interessant voor ze en belangrijk voor de politie. Wie komt er nou zoal bij je over de vloer, willen ze weten. De politie neemt iemand als informant van wie het niet vreemd is dat-ie ineens in bepaalde kringen rond loopt. De CID stond hier niet opeens voor de deur. Het begon met af en toe een praatje in het café. Vroeger zaten die jongens ook gewoon in allerlei nachtclubs. De eerste keer waren het mensen uit Amsterdam. Ge woon een gesprek met politiemannen. Zo gaat dat. Ze noemden zich nooit CID'ers. 'We werken bij de politie, je weet wel...'." 'NIET OVERSCHATTEN' „Je moet het werken voor de CID alle maal niet overschatten. Je bent er niet de hele dag mee bezig. Meer niet dan wel. Soms doe je twee jaar wat, eri ga er weer een jaar tussenuit. Dan doe je weer een jaar wat. en ga je er weer twee jaar tussenuit. Ze brengen je - als ze je tenminste honderd procent vertrouwen - ook in contact met andere informanten, zodat je gezamenlijk dingen kan doen. Als er wat is, wordt er gepiept of gebeld. Het ligt er maar net aan wie van de beide partijen wat te vragen of te melden heeft. Als je wat hoort waarvan je denkt: 'Dat is wat', maak je een afspraak in een wegres taurant of ergens op het terras. Zij komen met zijn tweeën. Soms met z'n drieeën. 'Dat en dat heb ik gehoord'. Je drinkt wat, je doet wat, je praat ook over andere dingen. Het is vaak ouwe-wijven-praat. Een praatje pot. Zo van: 'Heb je gehoord van hem?' 'O is dat zo?'. Roddel en achterklap. 'Ken je die?', is een hele belangrijke vraag. 'Ken je die? Heb je die weieens gezien?. Oh, je kent 'm wel?! Wat voert die gozer uit? Wist je dat die ook dat doet? Oh, is dat zo...? Je wordt gevoed waardoor je iemand kan plaatsen, waardoor je heel simpel zaken kunt koppelen. De twee Haarlemse runners met wie ik contact had, leerde ik zo'n twee-en-een- half jaar geleden kennen. Ik werd aan ze voorgesteld door CID-rechercheurs van Amsterdam. We gingen wat eten en wat drinken. Gezellig en leuk. Door er vrij voorzichtig mee om te gaan, bescherm ik mezelf. Niemand mag denken: 'Hij zou weieens politie-informant kunnen zijn'. Zelfs mijn vriendin wist het niet. Je moet goed oppassen, zonder stiekem te doen. Vaak gaan mensen juist schichtig over hun schouder kijken. Ik doe dat nooit. Als er dan toch iemand zegt: 'Hè, we zagen je met die en die', antwoord ik: 'Oh, die ken ik van die en die'. Ik heb meestal wel een verhaal. Je hoeft niet altijd te liegen." 'INTERESSANTE ZAAK' „In augustus '94 hoorde ik van een za kenman dat het bij de ABN-AMRO fors lek zat. Hij vertelde me dat er 'mollen' zaten, uitzendkrachten die geld illegaal overmaak ten van de ene naar de andere rekening. Het ging om bedragen van 40 a 50.000 gul den. Ik stuurde een van mijn relaties op pad om het verhaal te verifiëren. Deze tussen persoon, die zelf informant is van een ande re CID, komt in criminele milieus waar dit soort dingen worden besproken. Toen hij het oplichtingsverhaal bevestigde, dacht ik: 'Dat zou interessant kunnen zijn voor de CID'. Ik belde mijn CID'ers en maakte een af spraak. Zij vonden het ABN-AMRO-verhaal reuze interessant. 'Ga er mee door en zoek verder uit hoe dat zit. En hou ons op de hoogte'. Zo van: 'Kom op met die informa tie'. Uit ervaring wist ik wat ze van me ver langden. Om de fraude precies bloot te leggen, schakelde ik verschillende figuren in. De hele structuur, hoe de oplichting werkte, al les werd steeds duidelijker. Een tussenper soon van mij nam contact op met de op lichtersbende. Zelf heb ik ze nooit ontmoet. De bendeleider legde mijn tussenpersoon uit dat hij mensen bij de ABN-AMRO had zitten die bepaalde formulieren mochten uitschrijven en waardoor miljoenen te ver duisteren zouden zijn. Zij konden beschik ken over betalingsopdrachten van grote re keninghouders. Mijn tussenpersoon bood de bendeleider aan een draaiboek in elkaar te zetten. In die constructie zouden reke ningen zijn opgenomen, waarvan niemand raar zou opkijken als daar enorme bedra gen naar toe werden overgeboekt. Het moest normaal lijken dat grote rekening houders als bij voorbeeld The Society Shop of het Ziekenfonds miljoenen guldens naar die bankrekeningen zouden overmaken. Die bendeleider was zeer enthousiast want hij zocht al jaren naar een mogelijkheid om kapitalen weg te sluizen. Tot op dat mo ment was hij alleen maar in de weer ge weest met kleine rommelaars. „Die bendeleider was dus lekker gemaakt door mijn tussenpersoon. Omdat we niet zelf zo'n draaiboek in elkaar konden tim meren, haalden we er een financieel des kundige bij. Daarna schakelden we nog ie mand in die met valse paspoorten rekenin gen in Nederland en België kon openen. Ei genlijk was dat het moment dat ik me moest melden bij de Haarlemse CID om te zeggen: 'Heren het complete schema is klaar'. Als informant had ik er toen uit moe ten stappen en dan zou mijn plaats door een undercover-agent zijn ingenomen. En dan: boem. De politie had die oplichters bende zö kunnen oprollen." 'NIET DE BEDOELING' "Maar ik was veel te voortvarend te werk gegaan. Doordat bij de CID iedereen zich bezighield met de interne puinhoop, had ik veel te weinig contact met mijn CID-men- sen. Ik dacht: 'Weet je wat, laat mij het maar goed in elkaar zetten. Zoeken jullie het maar uit met dat zooitje'. Wat gebeurde er? Ik moest weg voor een zakenreis. In die tijd kreeg de bendeleider onverwachts snel overschrijvingsformulie ren van C A in handen. Hij zette mijn mensen gigantisch onder druk om het hele draaiboek in werking te krijgen. Mijn man nen verzonnen allerlei uitvluchten om te voorkomen dat het geld écht werd overge maakt, want dat was niet onze bedoeling. Maar hun smoezen haalden niets uit en boem: daar ging het geld van C A naar door ons geopende Nederlandse en Belgi sche bankrekeningen. Tsjak. tsjak, tsjak. Een bedrag van ruim tien miljoen gulden. Ik kwam na drie weken terug en hoorde dat het gigantisch was misgelopen. Ik belde direct mijn CID-mensen. 'Verdomme, wat denk je dat er is gebeurd?' Zij schrokken zich een beroerte. Nee, ze hadden niet ge zegd dat ik dit hele traject moest opzetten. Dat was mijn eigen creatieve vrijheid ge weest. En toen begon de ellende. Ik kwam te recht in een ruzie tussen het Haarlemse en het Amsterdamse politiekorps. En bij de CID in Haarlem was het dus een puinhoop. De ABN-AMRO had inmiddels al aangifte gedaan bij de Amsterdamse politie. Die ver telde het Haarlemse korps dat ze in hun on derzoek op een CID-informant waren ge stuit. Op mij dus. Mijn CID'ers probeerden de hele zaak uit te leggen, maar in Amster dam vonden ze het maar een raar verhaal. Ze wilden gewoon met het onderzoek door gaan. Er ontstond nóg een probleem. Bij de CID in Haarlem was inmiddels een nieuwe baas aangesteld en die wilde niets met deze affaire te maken hebben. Die zag mij als een halve crimineel die zonder begeleiding van rechercheurs aan de slag was gegaan. Maar mijn CID-mensen bleven me steu nen. Ze zeiden tegen hun chef: 'Wat flik je nou?! Je kan die gozer niet zo maar laten vallen. Je bent niet goed bij je hoofd!'. Na wat telefoontjes over en weer met de Amsterdamse politie, moesten mijn tussen persoon en ik ons op het bureau melden. Nadat we door de rechercheurs van de af deling Fraude waren verhoord, volgde ook een gesprek met de officier van justitie. Die ging te keer en snapte niet hoe ik zo maar en zonder overleg met de Haarlemse CID aan de gang was gegaan. 'Weer van die on gecontroleerde toestanden, zoals met het IRT', riep hij. 'Weer Haarlem. Je weet toch dat het daar een puinhoop is?!'. Uiteindelijk hebben ze ons een paar da gen vastgezet." 'EEN ROTZOOI' „Als ik nu terugkijk, besef ik dat er intern bij de Haarlemse CID in augustus '94 al ontzettend veel aan de hand was. Mijn CI D'ers klaagden over hun chef, zaten te zeu ren over de oude auto's en oude zaktele foons die ze moesten gebruiken. Het was er een rotzooi. Met de informatie die ik gaf, gebeurde niets. Plotseling was er geen HAL- LO-lijn ipeer: een uitermate geheim tele foonnummer waar ik me op meldde en die alleen met 'hallo' werd beantwoord. Op eens kon er niet meer gefaxt worden. Op eens werden er mensen overgeplaatst. Op eens... Er was heel veel paniek in de tent. Kortom, alles ging verkeerd. Normaal gesproken hadden mijn CID'ers mijn voortvarendheid nog kunnen corrige ren. Tenminste, dat was een paar jaar gele den zo. Toen ging het veel gemakkelijker. Nu moeten ze tientallen formulieren invul len. Er mag niets, er kan niets. Ze zijn nu strikt aan regels gebonden. Als deze zaak vijf jaar geleden had gespeeld, had er geen haan naar gekraaid. De CID-afdeling werd omgegooid. Mijn runners mochten niet meer samenwerken. De een moest ik hier bellen en de ander daar. Met veel pijn en moeite kregenunr wel voor elkaar om samen met mij jen gaan. Maar op een gegeven moment ook dat verboden. Toen het toch gebi werden ze geschorst." ,_T |V 'BELONING GEMIST' L „Alles is dus misgegaan. Dat geld &A had nooit naar die rekeningen derland en België mogen gaan. Dat hl moeten gebeuren. Wij hadden allleeif willen aantonen hoe het mogelijk w de bank op te lichten en wie er acht Dan hadden we van de ABN-AMRO e 2 loning gekregen. Daar ging het uitei 1 om. Meestal is het bedrijven wel wat P als je aantoont hoe ze worden opgeli SSf praat uit ervaring. Normaal gesprok» s,* de ABN-AMRO er wel een miljoen voi' s gehad, maar we kregen niets. Omdat gen waren gebeurd, zonder dat de Cr hele traject had begeleid. Ja, ik weet dat ik de schijn tegen F ,c zijn criminelen geweest die op het m,. 21 van hun arrestatie gebruik dachten t ,r' nen maken van de chaos bij de Haa 1 CID en riepen dat ze informant war ,ri derdaad, je kan dat ook van mij df Maar als mijn mensen en ik echt opl I: waren geweest, hadden we het geld. 111 van die Belgische rekeningen geplukvf® dat is niet gebeurd. Dat geld is al wt 01 ruggeboekt op de rekening van C A^. De politie in Amsterdam zegt wel verdachte ben en dat de zaak in augur, september voorkomt, maar ik heb ncr ei^ dagvaarding gezien. Die zou ik nu tor^ moeten hebben. Ach, als alles tegen n e5 pleiten, zou ik nu in de gevangenis Ir' gezeten. Die bendeleider hebben |j aangehouden. Maar ik zet een punt achter mijiee voor de politie. Ik hou er mee op. ref dus geen informant meer. Dat hebPïy' mand medegedeeld, dat maak ik well J lijk. Als de politie zich meldt en zegtjr 1 nen we je even spreken? Jij bent tocH.™' mant', dan zeg ik: 'Ik weet niet waaP over hebt. Wat bedoelt u?' Ik heb gezien wat er kan gebeuren-erv< alles ook verkeerd kan gaan. Daardor s ik het welletjes. Klaar. Ik heb het geha°^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 2