'Je moet dood niet uit het leven bannen'
Binnenland
Leven van de dood
'Waar is de grafsteer
van Fien de la Mar?'
'Lijmen, een beetje gips en je ziet er niks meer van'
DINSDAG 1 AUGUSTUS 1995
Hoogleraar rouwverwerking Van den Bout: Er komen gelukkig nieuwe uitvaartrituelen
Op de begrafenis van zijn schoonvader, enige
tijd geleden, hingen de kleinkinderen ballonnen
aan de kist. Ze wilden op hun manier opa iets
moois meegeven. De uitvaart was er immers
ook voor hen. Een wereld van verschil met der
tig jaar geleden, toen zijn moeder doodging.
Pas een paar weken vantevoren had zijn vader
hem verteld dat zij al twee jaar aan kanker leed.
Zijn broertje hoorde helemaal niets. Kinderen
werden buitengesloten onder het motto: Be
spaar hen dat leed.
UTRECHT JOHAN GROENEVELD EN
GODFRIED HELWIG ANP
Twee ingrijpende gebeurtenis
sen uit het leven van dr. Jan van
den Bout, bijzonder hoogleraar
rouwverwerking aan de Univer
siteit Utrecht. Ze zijn volgens
hem tekenend voor de veran
derde omgang met de dood.
„Vooral in de jaren zestig en ze
ventig is de dood uit de samen
leving verbannen. Er was een
enorme kaalslag: alles wat met
de dood te maken had, moest
weg."
Sinds enkele jaren ziet hij tot
zijn vreugde een duidelijke ken
tering. Van den Bout: „Er ko
men nieuwe uitvaartrituelen.
De begrafenis van Manfred
Langer (eigenaar van de Am
sterdamse disco iT, en vooraan
staand figuur in de homo-sce-
ne, red.), was daar een sprekend
voorbeeld van: roze kist, flesjes
whisky voor de aanwezigen en
een swingende rouwtocht door
de hoofdstad."
Ook de uitvaart van Annie M.G.
Schmidt werd op haar uitdruk
kelijke verzoek een 'feestje'.
Kinderen lazen voor uit Jip en
Janneke en er waren liedjes te
horen. Van den Bout: „Gelukkig
maakt de klassieke, uniforme
groepsbegrafenis steeds vaker
plaats voor meer individuele ui
tingen: je neemt afscheid van
één specifieke persoon en je
doet dat op jóuw manier. Dat
helpt enorm bij het rouwen."
Volgens hem veranderen begra
fenissen en crematies van ka
rakter bijvoorbeeld onder in
vloed van de vele jonge AIDS-
doden. Ook allochtonen hebben
een belangrijk stempel gedrukt
op de nieuwe rituelen, „leder
een heeft na de Bijlmerramp de
uitbundige emoties van de bui
tenlanders kunnen zien. Dat
heeft veel mensen de ogen ge
opend. In de grote stad zie je de
invloed daarvan het sterkst. Op
het platteland is het nog wel
vaak twee bakken koffie en een
plakje cake."
Behalve de uitvaart krijgt ook
het rouwproces meer aandacht.
Van den Bouts leerstoel, voor
zover bekend een wereldpri
meur, is daar een voorbeeld
van. Sinds zijn benoeming hal
verwege dit jaar staat de tele
foon niet stil. Hij is aangesteld
door een stichting die zich inzet
voor rouwbegeleiding.
Overal in het land ontstaan
groepen van vrijwilligers die na
bestaanden helpen bij het ver
werken van hun verdriet. Van
den Bout schat hun aantal op
ettelijke honderden. Hij zou lie
ver zien dat ze niet nodig wa
ren. „Het is eigenlijk een nood
greep. Maar in het normale so
ciale verkeer worden rouwen
den nog onvoldoende opgevan
gen."
Van den Bout, van huis uit kli-
nisch-psycholoog, ziet het als
een van zijn belangrijkste taken
om structuur aan te brengen in
het werk van die rouwbegelei-
dingsgroepen. „Ik weet niet pre
Dr. Jan van den Bout: „Vooral in de jaren zestig en zeventig is de dood uit de samenleving verbannen. Er was
een enorme kaalslag: alles wat met de dood te maken had, moest weg." foto anpruud hoff
cies wat daar allemaal gebeurt.
Er zit nog weinig lijn in. Ik zou
graag naar voorbeeld van
Slachtofferhulp een basistrai
ning opzetten waarin de vrijwil
ligers algemene kennis en vaar
digheden over verliesverwer
king opdoen. Zodat ze goed
kunnen helpen en waar nodig
tijdig kunnen doorverwijzen
naar de professionele hulpverle
ning."
Zijn jarenlange ervaring als the
rapeut heeft hem geleerd dat
rouwen nog te vaak als een
standaardproces wordt gezien.
„Vrijwilligers moeten niet den
ken dat ze weten hoe het rouw
proces verloopt. Ik waarschuw
voor sjablonen. Hulpverleners
denken te vaak dat ze wel weten
hoe het in elkaar zit. Ze zeggen
dan bij voorbeeld datje kwaad
De dood komt uit de taboesfeer, nieuwe rouwrituelen raken in zwang. De 130.000 mensen die
elk jaar in Nederland overlijden en hun nabestaanden stellen zich allang niet meer tevreden
met een standaarduitvaart. Mieke Telkamp, het kopje koffie en het plakje cake moeten plaats
maken voor de roze kist, champagne, toast met zalm en zelfgeschreven liedjes. Het onvermij
delijke einde wordt niet langer doodgezwegen.
Een familie rouwt bij het graf van een geliefde. De laatste jaren raken nieuwe rituelen rond dood en be
graven steeds meer in zwang. foto anp ruud hoff
moet worden. Maar niet ieder
een voelt woede. Dat gevoel
moet je er niet willen uitpeu-
ren."
Erg belangrijk is dat de rouwen
den hun verhaal steeds op
nieuw kwijtkunnen. „Ook al
hebben ze het al tien keer aan
de familie of vrienden verteld,
vaak is het nog lang niet ge
noeg. Maar de omgeving heeft
niet altijd zin om het verdriet
voor de zoveelste keer aan te
horen. Voor kinderen geldt dat
nog veel sterker. Hun Idacht is
vaak: ik word niet gehoord. Va
der of moeder is zó met zichzelf
bezig. Kinderen kunnen dan in
een emotioneel isolement raken
waar ze later nog veel last van
kunnen krijgen."
Het is belangrijk te erkennen
dat iedereen op zijn eigen ma
nier en in zijn eigen tempo
rouwt, zegt Van den Bout. „Geef
elkaar daarin de vrijheid. Neem
alleen al het sekseverschil. Man
nen storten zich vaak op het
werk, of gaan al snel naar feest
jes. Ze vermannen zich, zoals
dat heet. Vrouwen zoeken vaker
steun bij een goede vriendin.
Dat geeft weieens botsingen als
er een kind dood gaat in een ge
zin.
Maar ook al gaan sommige
mannen ogenschijnlijk sneller
over tot de orde van de dag, het
is onzin om te zeggen dat ze
ook sneller over hun verlies
heen zijn. Kortom: geef ieder
een de ruimte voor zijn eigen
tempo. En zeg zeker niet: kijk
eens, hij gaat nu al weer uit."
Aan de andere kant is er vaak
grote sociale druk om na een
paar maanden de draad weer
op te pakken. „De eerste weken
is er volop aandacht, maar na
een paar maanden is het over."
In zijn praktijk komt Van den
Bout veel mensen tegen die ja
renlang rouwen maar hun leed
niet verwerken. „Ze zijn er altijd
mee bezig en het tegelijkertijd
aan het vermijden. Dat kan dui
den op schuldgevoelens. Zulke
mensen moeten met hun neus
op de feiten worden gedrukt.
Dat is een harde techniek die je
niet aan vrijwilligers kunt over
laten."
Als iemand rouwt is de omge
ving vaak behoorlijk klungelig.
Moet je iemand wel of niet bel
len, en wat moet je zeggen? Van
den Bout: „Het gaat er om dat
je wat zegt. We leren veel op
school, maar niet hoe we met
elkaar moeten omgaan en hoe
onze emoties in elkaar zitten.
Emotionele educatie zou eigen
lijk een verplicht vak moeten
worden op de basisschool."
Door de toenemende aandacht
voor de dood komt ook het
thuis opbaren terug. Van den
Bout juicht dat toe. „Ik zeg niet
dat het moet. Wel dat het moet
kunnen. Rouwrituelen kunnen
heel belangrijk zijn bij de ver
werking. Het dringt beter tot je
door dat iemand dood is. Je
hoort mij er niet voor pleiten
dat iedereen weer een jaar lang
lang in het zwart loopt, maar
zoals het tien jaar terug ging
voordat de kist zakte het crema
torium uit dat is ook niet
goed."
Beroepshalve bezocht Van den
Bout onlangs Wit-Rusland. Hij
raakte daar onder de indruk van
de rol die begraafplaatsen spe
len in het gewone leven. „Een
keer per jaar houden ze daar
een soort open dag. Gaan de
mensen picknicken tussen de
doden. Wij leggen begraafplaat
sen vaak buiten de woonomge
ving, langs de spoorlijn of zo.
Maar in andere landen zijn be
graafplaatsen een deel van het
sociale leven, plekken waar
wordt geleefd. Dat zou ik bij ons
ook graag zien. Je moet de dood
niet uit het leven bannen."
Bas de Leng verzorgt en herstelt verminkte doden
Funerair historicus wil Uih'aartnmseu)
LEEK BARENDA GRUTTER1NK
Als er één man in Nederland
nooit van enig taboe op de
dood heeft willen weten, dan
is dat wel de 71-jarige H. Kok
uit Enschede. Hij noemt zich
zelf 'funerair historicus'. Al 48
jaar wordt hij hevig geboeid
door alles wat betrekking
heeft op uitvaarten. Zijn grote
droom is een Nederlands Uit-
vaartmuseum net als in We
nen, Parijs en Kassei.
Dat ideaal lijkt na jarenlange
pogingen nu echt nabij te ko
men. Vijf ondernemingen uit
de droeve maar onmisbare
branche willen financieel bij
dragen aan het museum. Am-
ev-Ardanta heeft zelfs een ton
toegezegd. Verder staat er in
middels een heel bestuur ach
ter het Uitvaartmuseum in
oprichting.
„Het is vijf voor twaalf, want
mijn kinderen hebben geen
interesse voor mijn inmiddels
zeer uitgebreide collectie. Be
staande musea vinden al
gauw dat de spullen niet in
hun collectie passen, of ze
zijn bang dat ze er mensen
mee afschrikken." Kok heeft
zijn oog laten vallen op het
Rijtuigenmuseum in Leek.
„Dat heeft al een paar lijk
koetsen."
Er zijn diverse mogelijkheden
bestudeerd de afgelopen ja
ren. „Maar het is moeilijk.
Zo'n museum moet natuurlijk
wel in de omgeving passen.
En we moeten ook buiten iets
kunnen doen, een begraaf
plaats aanleggen, bij voor
beeld. Natuurlijk geen echte,
maar een soort tuin met graf
monumenten. Mooie zerken
uit de vorige eeuw of stenen
van bijzondere mensen. Want
anders gaan die ook verloren.
Waar is bij voorbeeld de graf
steen van Fien de la Mar ge
bleven? Zoek! Straks is die van
Wim Sonneveld misschien
wel spoorloos. Nou is dat graf
voor lang ingekocht, maar
toch. Het is mooi als je dat
soort stenen na het ruimen
van het graf in zo'n tuin bij
het museum kunt plaatsen
De wonderlijke collectie va
Kok omvat onder meer eer
Indische doodskist van dja
hout met een waarde van
25.000 gulden en een schilt
rij waarin haar van een ove
ledene is verwerkt. Kok, die-—.,
een zekere bekendheid gen
door de publikatie van boe
ken en artikelen, krijgt daai
door vaak spullen aangebo
den. „Die Indische doodski
was te groot en te sterk voc
het crematorium. Het zou
een dag geduurd hebben o
hem te verbranden." De kii
is schitterend bewerkt en
heeft schroeven in de vorm
van engelen.
Kok heeft spullen opgeslagi
in een loods in Oosterhout
bij een uitvaartondememir
in Enschede. Vooral op hettrick
gebied van de rouw heeft hederl
enkele bijzondere bezitting
Kledingstukken als rouwmtonica
sen, rouwsluiers, rouwservf* °P5
zen, schilderijen met haar
sieraden met haar. Kok: „D)en p
haar werd vaak al voor het nbezi
overlijden afgeknipt omdatKanb
mensen hoge koortsen hacTeld 1
den. Als zo iemand dan ov^|a(
leed, werd het haar als heri
nering bewaard. Het werd -Beat
veelal verwerkt tot een sie- ig, str
raad." Dergelijke tastbare
herinneringen zijn lang in
bruik geweest. Maar volgei\ S|ec
Kok is er nu een duidelijke nditie
kentering. „Je kunt tegen- laat o
woordig sieraden van de asPdin£
van een gecremeerde latenK*®
maken. Ik ken mensen die vai
hebben hun dochter van z^afzv
ventien verloren. Die zeggele ge\
met zo'n sieraad hebben wP'Ük
haar altijd bij ons." ,de
Kok juicht een dergelijke TUg|j|
rouwverwerking toe. „Na danist
oorlog wilde men niets meekend
met de dood te maken heb)nale
ben. Het taboe op de seks v^rw^
dween, maar er kwam een ^tsei!
nieuw taboe over het sterver kon
heen te liggen. En veel ment jaar
sen handhaven dat nog 331 n
steeds: begraven in stilte erT^I
flink wezen! Maar dat kun j
niet volhouden, daar gaat eptide
mens aan kapot.ictive
GELDERMALSEN JOHAN GROENEVELD
EN GODFRIED HELWIG ANP
„Een zwaar verminkte dode is
heel goed te restaureren. Maar
je moet er geen etalagepop van
maken. Je mag best zien dat de
overledene een ongeluk heeft
gehad. Je hoeft niet elk krasje
weg te halen. De menselijke uit
straling moet zichtbaar blijven."
Bas de Leng (40) werkt al
sinds zijn zestiende met doden.
Als hulpje van zijn vader, die as
sisteerde bij secties, begon hij
aan de snijtafel in het zieken
huis. Hij groeide uit tot expert
in het restaureren van vermink
te doden. Inmiddels is hij be
drijfsleider mortuariabeheer en
overledenenverzorging van Cu-
ra Mortu Orum (Zorg voor de
doden) in Geldermalsen. Het is
het enige bedrijf in ons land dat
is gespecialiseerd in het verzor
gen en restaureren van overle
denen.
Dagelijks werken met vaak le
lijk toegetakelde doden. Het lijkt
morbide. Niet voor De Leng. Hij
is bezeten van zijn vak. Gaat el
ke dag met plezier naar zijn
werk. Praat er met veel liefde en
respect over. In het begin kreeg
hij nog wel eens een 'onprettig
gevoel'. „Maar angstdromen
heb ik nooit gehad. Je leert je
gevoelens uit te schakelen. Ei
genlijk ben je meestal vooral
technisch met je vak bezig."
Natuurlijk zijn er grenzen.
Zijn vrouw en zijn zoon zou hij
nooit zelf kunnen behandelen.
Maar een buurman, of zelfs een
collega, dat kan hij wel aan. Hij
heeft ook al eens met dat bijltje
gehakt. „Ik zei toen wel tegen
mezelf: ben ik nou echt zo hard
geworden?"
Als hij aan het werk is,
schermt hij zich emotioneel af.
Dat is wel nodig ook, zo blijkt al
snel als De Leng kranteknipsels
uit zijn praktijk laat zien. De
meest afgrijselijke beelden trek
ken voorbij. Een vrouw die zich
heeft verhangen. Bejaarden die
weken dood thuis hebben gele
gen. Een man die zich elektro-
kuteerde, mensen die zich voor
de trein gooiden, verkeers
slachtoffers.
„Dat ziet er misschien hope
loos uit", zegt De Leng wijzend
op iemand wiens schedel ern
stig werd verminkt door een af
gevallen lading. „Toch kunnen
we zo iemand heel goed her
stellen. Hechten, lijmen, een
beetje gips, wat was, een kleu
ring. Als we dat hebben gedaan,
zie je er helemaal niets meer
van."
Tussen al het gruwelijke leed
zitten ook een paar dankbetui
gingen: een kaart, een briefje,
De menselijke uitstraling moet zichtbaar blijven, vindt De Leng.
een annonce in de krant. De
Leng krijgt ze met grote regel
maat. „Hartelijk dank voor wat
u voor onze vader heeft gedaan.
Hij lag er zo mooi bij", schrijft
een familie. „Daar doe je het
dus voor. Dat is de voldoening
van dit werk", zegt De Leng met
ingehouden trots.
Het bedrijf waar hij werkt be
staat vijf jaar. Directeur Hans
Heikoop ontdekte het gat in de
markt en sprong erin. Voor zie
kenhuizen werd het 24 uur per
dag beheren van mortuaria een
steeds zwaardere last. En het
verzorgen van doden vraagt
veel specialistische kennis.
Inmiddels heeft Cura Mortu
Orum (CMO) zestig man perso
neel, een eigen landelijke meld
kamer en beheert het vijftig
mortuaria, ongeveer 40 procent
van het totaal. Overlijdt er er
gens in Nederland iemand door
een verkeersongeval of misdrijf,
dan is de kans groot dat CMO
erbij wordt geroepen. Jaarlijks
behandelt het bedrijf duizend
beschadigde overledenen.
„Variërend van mensen met
een kleine hoofdwond tot men
sen zonder hoofd."
Niet elke dode is te restaure
ren. De Leng beslist elke keer
eerst of hij aan restauratie be
gint. Mensen die door een trein
zijn vermorzeld, daar begint hij
meestal niet aan omdat ze te
zwaar zijn verminkt. Een slacht
offer dat ernstig is verbrand, in
het algemeen ook niet. „Bij een
echt zware verbranding moet je
een geheel nieuwe huid aan
brengen. Technisch kan dat
misschien wel, maar je zou ie
mand niet meer kunnen her
kennen. Wij gaan ver, heel ver.
Nabestaanden vragen ook
steeds meer. Maar zoiets vind ik
echt niet meer verantwoord."
Soms moet hij nabestaanden
waarschuwen voor een con
frontatie. Af en toe geeft hij hen
het advies om maar niet te kij
ken. „Als iemand per se wil, kun
je dat niet weigeren. Iedereen
heeft het recht te kijken. Je
moet daar vreselijk voorzichtig
mee omgaan. Anders zou je ie
mand een knak voor zijn leven
bezorgen."
Het liefst vermijdt hij contact
met de achterblijvers. Heel af en
toe legt hij een troostende arm
om een schouder. „Maar als ik
dan buiten sta, ben ik hun
naam vaak alweer vergeten. Dat
leer je. Dit werk moet een beetje
anoniem blijven. Het is al belas
tend genoeg. Geestelijke bij
stand laat ik liever aan een
geestelijke of een arts over."
Tegenover de belasting staat
de voldoening. „Je zorgt ervoor
dat mensen er goed verzorgd
bijliggen." Pas nog maakte hij
mee dat de ouders van een ver
ongelukt kind het dringende ad
vies kregen om maar niet te
gaan kijken. Toen De Leng zijn
werk had gedaan, konden de
vader en moeder alsnog af
scheid nemen. „Ze waren daar
heel dankbaar voor. Dat geeft
een goed gevoel. Zulke ervarin
gen houden je op de been."
De Leng kiest zorgvuldig zijn
woorden. Het woord lijk krijgt
hij niet over zijn lippen. „Som
mige mensen hebben het zelfs
over kadavers of over afleggen.
Vreselijk. Je moet niet de ver
keerde woorden gebruiken. Al
les luistert heel nauw. Het is al
lemaal heel delicaat. Respect en
waardigheid, daar moet he
draaien." he
Met even veel zorg kiest P*
zijn personeel. De 45 overr
nenverzorgers, zoals De Leu^
noemt, doen hun werk al n»
gedreven. „Ze moeten allei
wel eens slikken. Maar hun
tivatie is enorm. Het ziekte hl
zuim is ook heel laag.
De meesten hebben een-t? q
pleegkundige achtergi>apa
Sommigen meldden zicfM.
aan nadat zij bij een sterij
betrokken waren en onde
indruk raakten van de ve|g4i
ging. „Het zijn over het fou'zl
meen rustige types met)PVa
sterk sociale inslag en natui|9.1!
een medisch-anatomische:onc
langstelling. Allemaal willeo. 0(
iets voor hun medemens l?ach
kenen."
Vol afschuw: „Er bellen
eens werkstudenten. Of zi6.0
kenwasser kunnen wordenJ8.0
verdient toch leuk, zegge?ctu'
dan. Kijk, zulke types korieu
hier dus niet binnen."
Fam
22.0