'Het is hier best uit te houden' 'B Een pintje vatten HonderdvijftigNederlandse hbiariniers leveren sinds medio mart een bijdrage aan het :n randhaven van de rust op sm laïti. Toen namen de VN die n is aak over van de Amerikanen, iie in september met een vijinvasiemacht van 20.000 man per Kile veilige terugkeer van de l democratisch gekozen, maar he ioor militaire dictators i ifgezette president Jean- lertrand Aristide mogelijk kei i adden gemaakt. d lericht uit het marinierskamp i 'acmel. ZATERDAG 15 JUL11995 Een spelletje op straat tussen marinier Marlo Moedig uit Leiden en enkele Haïtiaanse kinderen. FOTO'S CPD ROLAND DE BRUIN Nederlandse mariniers hebben het rustig op Haïti restaurant-nightclub La Ruina' staat op de muur van witte gebouw. De 'OItaam doet het onderkomen eer aan. Het dak n's dóór een brand/lang geleden, véfWöëst. et^Ju groeit er een palmboom door. De ramen 'ortijn verdwenen. De muren zijn grauw en ver- ~c (rallen. Naast de deur ligt een stinkend open iool. De huidige bewoners van 'La Ruina' heb- ;n uitzicht op de Caraibische Zee. Voor de ,aa{leur ruisen palmbomen op het strand,1 kindertjes met kokosnoten spelen, 'onnebaden is er voor de acht Nederlanders '8 lie La Ruina hebben 'bezet' echter niet bij. .ij moeten waakzaam blijven. Het geweer inder handbereik. Het zijn mariniers van Geweergroep 2-3 die inuit dit ogenschijnlijk idyllische plekje aan het strand toezicht houden op de openbare ^aprde in Jacmel, een rustig plaatsje aan de 'uidkust van Haïti. Niet dat er ooit iets ge- leurt. Jacmel is uiterst vredig. Maar de solda- en van de VN-vredesmacht moeten op alles 'oorbereid zijn. De aanhangers van het oude, dictatoriale lewind zijn ondergedoken en je weet nooit die gaan uithalen. Eind deze maand is de tveede ronde van de eerste verkiezingen nieuw, democratisch parlement, en lat kan tot ordeverstoringen of erger leiden. Nederlandse blauwhelmen in Jacmel 'e8 noeten proberen dat te voorkomen. De 6000 VN-soldaten (van wie 2500 Ameri- °e tanen) hier, zijn over heel Haïti verspreid. De Nederlandse mariniers samen met een pe- oton van 35 Surinaamse soldaten kregen ie'de hele zuidelijke provincie toegewezen, een jebied van tweehonderd bij dertig kilometer 130.000 mensen wonen. Geen andere VN-eenheid op Haïti moet met zo weinig manschappen zo'n groot gebied bewaken. „Stabiliteit creëren, ons laten zien, pa- rouilleren", vat kapitein Peter Engles, plaats- 'ervangend commandant van de Nederland- 31 se eenheid, bondig hun activiteiten samen, betekent te voet of per jeep door dé stra- van Jacmel patrouilleren, per boot afgele gen kustdorpjes bezoeken of de lokale over bid een handje toesteken. Bij de verkiezingen zullen de mariniers de Jstembureaus bewaken en het transport van de ingevulde stembiljetten beveiligen, zodat tegenstanders van de democratie geen kans rijkrijgen roet in het eten te gooien. „Wij zorgen or de veiligheid, maar niet voor de controle de verkiezingen zelf", zegt Engles. Ontspannen sfeer In principe blijven de Nederlandse mariniers hier een jaar, tot februari 1996, wanneer Haïti president moet hebben. De ma riniers worden telkens voor een half jaar uit gezonden. De huidige groep wordt dus 1n september afgelost. Na bijna drie maanden in Haïti lijken zij hun draai te hebben gevon den. Het is best uit te houden hier", zegt kor poraal Kees van Koningsbruggen uit Doorn. „Maar spannend is het allemaal niet. Ook al denken ze dat thuis. Dit is heus geen Cam bodja." De mariniers hebben zich nog geen moment bedreigd gevoeld. „Ik heb het hier prima naar mijn zin", zegt ook marinier Mart van Kreek uit Kamperland. „Zo maak je nog eens wat mee." Van dreiging is geen sprake. De mariniers hebben nog nooit hoeven op te treden tegen gewelddadige elementen. „Ik loop hier veili ger over straat dan in Utrecht", aldus kamp dominee Henk van den Bom. De Nederlan ders zijn door de Haïtiaanse bevolking ook met open armen ontvangen. Zij zien de VN- soldaten als redders. „De eerste dag dat wij De vier geadopteerde Haïtiaanse kinderen aan tafel bij de mariniers. hier kwamen, werden we onthaald alsof we net wereldkampioen waren geworden", zegt Engles. „We hadden overal prikkeldraad ge legd, maar duizenden mensen kwamen aan het hek apies kijken." De relatie met de lokale bevolking is goéd. „Maar er is hier ook weinig geweld. Niet als in Port-au-Prince, waar bijna dagelijks doden vallen", aldus Engles. „De mensen zijn heel blij met de aanwezigheid van de VN-troepen. Zij zien het als een geruststelling." Maar vooral de Nederlanders blijken hen goed te liggen. De Amerikanen, die hiervoor deze provin cie controleerden, waren niet erg geliefd. Zij waren autoritair, hadden een grote mond, en reden of liepen altijd zwaar bewapend rond alsof zij elk moment aangevallen konden worden. „Wij beschouwen ons als gasten", legt Engles het verschil uit, „en niet als bezet- Actie Schoonmaak De mariniers zijn dan ook meteen begonnen de band met de bevolking aan te halen. Ser geant George Pfaff uit Gorkum vond in de uitkijkpost aan het strandje van Jacmel zo'n troep, dat hij een schoonmaakoperatie op touw zette. Nadat de mariniers La Ruina be woonbaar hadden gemaakt, was het de beurt aan het strand en de straat. „In ruil voor een van onze voedselrantsoe nen en een fles schoon water heb ik de men sen het hele strand laten schoonmaken. Toen stonden ineens tientallen mensen de boel te vegen. We proberen ze een duw in de goede richting te geven. En nu zie je hoe zij hun omgeving zelf ook schoner houden." Een vrouw die fruit verkoopt, veegt nu elke dag haar stukje strand schoon. Dat is hard nodig, want het afvalprdbleem in Haïti is immens. In de straten van Port-au- Prince en andere steden ligt het stinkende vuil soms metershoog en krijgt ongedierte al le kans besmettelijke ziekten over te brengen. Haïti is een van de ongezondste landen ter wereld, waar mensen gemiddeld hooguit 50 jaar worden. De Nederlandse mariniers proberen dan ook niet alleen als bewakers, maar ook als hulpverleners op te treden. Kamparts luite nant-ter-zee Jaap Boreel uit Haarlem trok on langs de bergen in waar een nieuwe besmet telijke ziekte was geconstateerd. Samen met ontwikkelingswerkers in het gebied wordt ge probeerd de bevolking te helpen. Een op de vijf Haïtianen zou seropositief zijn. „Over tien jaar vallen hier grote gaten in de bevol king", zegt dominee Van den Born. Een fraai voorbeeld van hulp is de 'adoptie' door de Nederlandse mariniers van vier Haï tiaanse wezen. Jongetjes van acht tot tien jaar die dag in dag uit rondhingen bij La Ruina. Zij zijn opgevangen door de mariniers, die hen dagelijks meenemen naar hun kamp aan de rand van Jacmel om te eten en ook geld op tafel legden voor hun onderwijs. „We hebben voor drie jaar hun schoolgeld vooruit betaald dertig dollar per kind per jaar", zegt sergeant Pfaff, terwijl de vier aan een lange tafel in de kantine van het kamp vol overgave hamburgers en rijst eten. „Zo weten we zeker dat zij niet weer aan hun lot zijn overgelaten als wij hier volgend jaar ver trokken zijn." Natuurlijk leidt deze voorkeursbehande ling voor de vier knaapjes tot scheve gezich ten bij hun vele lotgenootjes in Jacmel. „Ze nemen dan ook wel eens stiekem eten mee uit het kamp voor hun vriendjes in de stad. Natuurlijk zeggen we hen dat dat niet mag, maar we laten het oogluikend toe", aldus Pf aff. De Nederlandse hulp heeft de mariniers een goede naam bezorgd. Op Nederlandse aandrang is de directeur van openbare wer ken van Jacmel ontslagen, omdat hij niets deed. Arts Jaap Boreel Is bovendien bezig het krakkemikkige ziekenhuis van Jacmel met hulp van het ministerie van ontwikkelingssa menwerking in Den Haag aan een verbran dingsoven te helpen. Enkele tientallen Haïtianen hebben baan tjes gekregen in het marinierskamp, waar zij werken als keukenhulp, schoonmakers of tol ken. Want de mariniers, van wie de meesten alleen Engels spreken, hebben grote moeite zich verstaanbaar te maken bij de Creools sprekende bevolking. Het marinierskamp ligt aan de rand van het vliegveld van Jacmel, hoewel de ruim een kilometer lange hobbeli ge grasstrip die naam nauwelijks verdient. Vrijwel de hele uitrusting van het kamp is uit Nederland overgebracht. Van de keukenwa gens tot de tenten, waarin de mariniers vier man per tent slapen en hun vrije tijd doorbrengen. Op het middenterrein staan zelfs de sneeuwvoertuigen op rupsbanden, die de mariniers normaal op hun winteroefeningen in Noord-Noorwegen gebruiken, maar die hier in de tropische hitte verrassend goed blijken te bevallen. Alle voertuigen zijn wit geschilderd en hebben in grote letters UN op de zijkanten staan. Er is een .grote open kantinetent, waarin deze dag hamburgers, nasi goreng, spinazie, gebakken aardappelen en zelfs spruitjes ge serveerd worden. Het eten in het kamp is zó goed dat de twintig Amerikaanse genie-sol- daten die belast zijn met de opbouw van de sanitaire voorzieningen in het kamp, hun verblijf zoveel mogelijk proberen te rekken. „Nergens hebben VN-soldaten het op Haïti zo goed als hier bij de Nederlanders", zegt een Amerikaanse soldaat. Het vermaak van de soldaten bestaat uit le zen, een videootje kijken („We konden Ajax- AC Milaan hier al enkele uren nadat de wed strijd gespeeld was zien, dankzij een Ameri kaan met een satellietontvanger", zegt Eng les), oefenen in de zeer goed uitgeruste fit ness-ruimte of gewoon voor de tent languit ln een hangmat. Problemen hebben zich nog niet voorgedaan. „Ik ben er voor de geestelij ke bijstand", zegt dominee Van den Bron, „maar ik heb vrijwel niets te doen. Alles is rustig en veilig." Populair Bij toerbeurt gaan de mariniers van de vier pelotons waaruit het detachement bestaat op patrouille. De mariniers zijn dan soms enkele dagen tot een week weg uit het kamp in Jac mel. Orde-problemen hebben zij nog niet ont moet. Operationeel loopt alles op rolletjes. De Amerikanen, die de leiding hebben van de VN-macht, zijn zeer positief over de Ne derlanders, die met een compagnie een ge bied bestrijken waar elders een bataljon voor nodig is. „We hebben geen ruimte meer voor de veren", grapt Engles. Tijdens een matineuze voetpatrouille met door de straten van Jacmel blijkt dat de Nederlanders ook bij de lokale in goed aanzien staan.-" Overal wordt naar hen gelachen en gezwaaid. Mari nier Marlo Moedig uit Leiden loopt minuten lang met twee peuters aan zijn hand door de Op de markt van Jacmel wordt korporaal Van Koningsbruggen door een man aange houden. Hij biedt de marinier zijn niet-aan- wezige dochter te koop aan. „Niet goed, geld terug", zegt hij. „Nee, eerst zien", grapt de korporaal terug. De goeduitziende, gespierde marinier trekt op zijn patrouille veel vrouwe lijke aandacht. Van Koningsbruggen leidt ons naar de ge vangenis van Jacmel, waar in een cel wel der tig mensen opeengeperst zitten, terwijl in een andere een man alleen zit. „Een ex-kolo nel uit de dictatuur", wordt gezegd. De man, Andre Calixte, bestrijdt dat. „Ik ben onterecht opgepakt en word vals beschuldigd", vertelt hij de bezoekers. Maar hij zit alleen, omdat hij anders waar schijnlijk door zijn mede-gevangenen zou worden gelyncht. De gevangenis wordt be heerd door lokale politie-agenten, die zijn aangeworven nadat het oude bewind ver dwenen was. Maar onder hen zitten veel oud-soldaten, die door de bevolking nog steeds worden gewantrouwd. Zij worden in de gaten gehouden door een internationale politiemacht. Brigadier Phil McLellan van de Canadese bereden politie, die namens de VN toezicht houdt op de poli tie in Jacmel, heeft weinig vertrouwen in de plaatselijke agenten en bewakers. „Van de week vond ik bij gevangenen de sleutels van hun cel." Ontsnappingen zijn dan ook aan de orde van de dag. McLellan doet een beroep op Van Koningsbruggen om te zorgen dat er meer eten voor de gevangenen komt, want anders vreest hij onrust. Frustratie Maar het is op Haïti moeilijk om iets snel ge daan te krijgen. De VN-bureaucratie staat snelle actie vaak in de weg. De Nederlandse mariniers raken daar nogal eens gefrustreerd over. Zo wordt de toegang tot Jacmel al maandenlang gehinderd, doordat de brug in de enige weg naar het stadje bij een orkaan Is Auto's die de stad binnen willen, moeten vaak tot over de assen door het water van de rivier rijden en blijven daar geregeld steken. Franse VN-eenheden hadden aangeboden de brug te repareren, maar de Amerikanen wa ren daar tegen. Gevolg van deze competen tiestrijd is dat het nog maanden zal duren voor de weg weer berijdbaar is. Ook de medewerking van de lokale autori teiten is niet groot. Veel bestuurders werken uit politiek eigenbelang langs elkaar heen. En de bevolking zelf toont nauwelijks eigen ini tiatief. „Ze zitten te wachten tot wij wat doen", zegt kapitein Engles. Dominee Van den Bron vertelt het verhaal van ontwikkelingswerkers die ln de bergen een irrigatiesysteem voor de landbouw aan legden. De oogst was meteen veel beter. Maar toen men een jaar later terugkwam, waren de bulzen verdwenen. Verkocht. „Als God wil dat wij een oogst hebben, dan zorgt Hij daar wel voor, zelden ze", aldus de domi nee. „Puur fatalisme. Niemand doet Iets op eigen Initiatief. Ik vrees dat als wij hier vol gend jaar weg zijn, de hele zaak weer in el kaar stort." Een pint is een halve kan, of een kwart stoop, of 4 mutsjes, oftewel één-vierenzestigste anker. Maar je mag het ook een mengel noemen. Hoewel in sommige streken een mengel twee pinten bevat. Dan gaan er acht mutsjes uit -een men gel; een halve stoop dus. Napoleon had groot gelijk dat daar een eind aan moest komen. Over de oorsprong van het woord pint zijn de geleerden het niet eens. Volgens sommigen hebben we het uit het Frans overgenomen. Maar het zou ook andersom gegaan kunnen zijn. Dan hebben de Fran sen het aan het Nederlands of het Duits ontleend. Het is al zo lang geleden, dat het niet meer te achterhalen is. Als het uit het Frans komt, en nog verder te rug uit het Latijn, dan stamt het af van het Latijnse 'pincta': geschilderd of gekleurd. De echte pint, van de juiste inhoudsmaat, zou dan een gekleurd teken gehad hebben. Zoiets als een ijkteken, een garantie dat de maatbeker de afgesproken hoeveelheid biedt. Al vroeg in de middeleeuwen moet dit woord dan aan het Frans ontleend zijn, want het komt bij ons al voor in 1260. Als het andersom gegaan is, dus als het Franse woord pinte juist bij ons van daan komt, dan moet er verband zijn met pen of pin: in de aardewerk beker was een pen bevestigd die aangaf tot hoe ver deze beker gevuld moest zijn. Een beker die voorzien was van zo'n pin, zou dan een pint geheten hebben, en het Frans zou dat woord dan overgenomen hebben. Beide verklaringen hebben iets aardigs, maar we weten te weinig om te kunnen be slissen welke de juiste is. Een groter probleem was dat de pint niet overal even groot was, net zo min als de kan en de stoop en het mutsje, en al die andere inhoudsmaten. In de vroege middeleeuwen ging het nog goed, toen elke streek en elke stad zijn eigen kannen en pinten en stopen had. Zolang bijna iedereen in zijn eigen streek bleef was er geen probleem. De moeilijkheden kwamen pas later. Door toe nemend handelsverkeer, door steeds grote re landen en betere wegen, kreeg men meer en meer te maken met andere steden en streken. In de 16de, 17de en 18de eeuw werd de chaos aan ongelijke inhoudsmaten steeds ryjpender. Napoleon, die een hartstocht voor het ge tal tien gehad moet hebben, propageer de het tientallig stelsel. Ook bij ons is, net als in bijna heel Europa, de invoering van het tientallig stelsel begonnen in de Franse tijd. De gulden, de meter en de liter kwa men in de plaats van dat oerwoud van moeilijk om te rekenen dukaten, pennin gen, duimen, ellen, kruiken en kannen. Al leen in Engeland, dat vrij bleef van het Franse regime, bleven de meeste oude ma ten in gebruik. Veel daarvan zelfs nu nog. Vandaar dat computerschijven nog in in ches gemeten worden. Een 19de-eeuws geluid: 'Men heeft in het nieuw Stelsel van Maaten en Gewigten den Cubus van den Decimeter tot Eenheid van alle Maaten, zoo voor drooge waaren als voor vogten aangenomen'. 'Den cubus van den decimeeter', oftewel een kubieke decimeter werd in het nieuwe Franse systeem van 1793 een 'litre' ge noemd. Het woord liter hebben we dus heel zeker uit het Frans overgenomen. Maar de inburgering heeft veel tijd gekost. In 1869 werd de liter in de wet vastgelegd als officië le inhoudsmaat. De hele 19de eeuw sprak men nog meestal van een 'kan', ook al was die 19de-eeuwse kan intussen wel een ku bieke decimeter geworden. Een hele voor uitgang vergeleken bij al die vroegere, onge lijke, Haarlemse kannen, Bolswarder kan nen en Bossche kannen. Wellicht zou het woord liter het nooit ge wonnen hebben van Ikan', als er geen deciliter, hectoliter en milliliter waren ge weest. Geleerde woorden, toen nog meer dan nu. Decikan of hectokan waren kans loos. En zo heeft de liter het langzaam maar zeker gewonnen van de kan. De kan als Inhoudsmaat Is nu even ouder wets en achterhaald als 'kaars' om de sterk te van lampen aan te dulden, of 'paarde- kracht' voor de sterkte van motoren. De pint heeft het decimale stelsel overleefd. Maar het is geen inhoudsmaat meer. Het ls een glas bier geworden. Ook al staat er soms nog een streepje op, tot waar het ei genlijk gevuld moet zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 35