I Driftkikkertje komt tot nederigheid U BIJZONDERE MENSEM Eind jaren '70 viel de spraakmakende band Graham Parker The Rumour uit elkaar, maar de tijd heelt alle wonden voor de man die naast Elvis Costello en Joe Jackson werd gezien als de meest ge talen teerde vertegenwoordiger van de Britse new wave. Er is nieuwe waardering voor Graham Parker, die net een prachtig album, 12 Haunted Episodes, het licht heeft doen zien. et moet in 1976 zijn geweest in I een Haarlemse nieuwbouwwijk die inmiddels aan stadsherstel toe is. Op een zondagmiddag speelden Graham Parker The Rumour, destijds aan geduid als een Engelse pubrockband, een clubpodium 'plat' tijdens een eerste buiten landse toernee. „Aah", zegt Parker negentien jaar later, „Nick Lowe was toen onze road- manager, maar verder had die tijd weinig om naar terug te verlangen. Veel te veel botsende egootjes." Parker is een driftkikkertje a la Dick Advo caat in zijn ADO-tijd, of van het type-Johan Neeskens in diens RCH-jaren. Een bijtertje, een kaars die onophoudelijk aan twee kanten brandt. Het soort intens levende man in wiens vademecum het begrip 'spaarvlam' niet voorkomt. Graham Parker heeft niets met voetbal, maar de 45-jarige wordt geken merkt door de dadendrang die je wel vaker tegenkomt bij professionals die in een arbei dersmilieu zijn opgegroeid. Je kunt niet ach teloos aan hen voorbij. Ik koester dan1 ook de blauwe bretels die ik ooit bij Grahams eerste bezoek aan Nederland van hem kreeg. Parkers eerste elpees droegen veelzeggen de titels als Heat Treatment en Howlin'Wind. Je werd als luisteraar aan zijn passies en emoties blootgesteld zoals Het Behouden Huys aan barre weersgesteldheden. Een bij tende stem, vaak een spervuur van woorden en een zeer laag trillingsgetal. Schuimrubbe ren bordeelsluipers, een nauw broekje, zwar te zonnebril Peter Koelewijn zou zijn Ne derlandse neefje kunnen zijn, ware 't-niet dat Graham Parker een beminnelijker mens is. Makkelijk ontvlambaar, maar aardig. Het verschil Parker is zo'n man die nooit gebrek heeft aan stof, die voor iedere song die hij opneemt zo een alternatief heeft. Graham Parker: „Voor dat ik aan het werk ging voor 12 Haunted Episodes, draaide ik de snaren van mijn gitaar in een open G-stemming, en opeens zag ik een heel nieuw terrein zich voor me openen. Je kan weliswaar geen hele plaat maken met songs die allemaal in die toon staan, maar het idee liet me niet meer los. Opeens had ik 't!: 'Gebruik dan je capodaster, idioot', dacht ik. En iedere keer als ik mijn capo (een klem om de gitaarhals met behulp waarvan je de stemming tijdelijk kunt wijzigen: J.O.) ge bruikte, leverde me dat prompt weer een liedje op. Het is moeilijk voor iemand die ouder wordt om hetzelfde soort inspiratie te vinden dat hij in zijn jongere jaren als vanzelfspre kend bezat, want je probeert de wereld niet meer te veranderen. Dat doet er ook allemaal niet meer toe. Je bent er ook niet meer op uit om critici en recensenten te behagen. Je tracht je zelf te imponeren, je zelf te stimule ren. Wat anderen ervan zeggen: ach... Ze zeg gen bijvoorbeeld dat ik zo akoestisch bezig ben, zo duidelijk bezig ben met elementen uit de folk en de country. Allemaal waar, maar is 't nieuw voor mij? Nee, luister naar Howlin' Wind; daar staan ook drie songs op in een open stemming. Songs als Gypsy Blood en Between You and Me hadden ook op deze plaat kunnen staan. Het verschil met het he den is dat het allemaal niet meer op toeval berust. Ik dwing mezelf tot werk, tot het naleven van een schrijfopdracht die ik mezelf opleg. Ik kan niet, even heel laf, toch een rockertje schrijven om aan de wensen van het publiek toe te geven. Nee, ik wil vanuit één idee, één gevoel een heel album schrijven en een con cept ontwikkelen. Zo heb ik ook albums als Struck by Lightning gedaan. Als ik zelf naar muziek luister, zet ik ook graag platen op die uitgaan van die eenheid in gedachte, zoals Harvest van Neil Young, Astral Weeks van Van Morrison, Blood on the Tracks van Dy lan. Als ik de capo van mijn gitaar op de juiste positie schuif, dwing ik mezelf opnieuw de gitaar onder de knie te krijgen. Ik ben echt geen muzikant van nature, ik kan niet eens met anderen jammen. Maar zodra ik een toon aanraak, komt er al een zin uit mijn mond: ik zing '1 wonder what You are doing' en opeens bevind ik me middenin een scherp liedje over een oude. liefde. Ik weet niet eens over wie 't gaat, maar ze dringt zich aan mij op als een ouwe vlam. Voor je 't weet zet de muzikale stemming die je hebt gevon den je aan het denken over hoe het ex-liefdes vergaat. Op zulke momenten heb je je zelf volstrekt niet in de hand, je ontsluit jezelf als het ware. ZATERDAG 15 JULI 19 Denk eens aan de mensen om u heen, in uw huisgezij familie, buurt of op uw werk. Hoeveel van hen magj echt, en waarom? Zijn er onder hen die u als zulke bj zondere mensen beschouwt, dat u het een voorred vindt in hun nabijheid te kunnen toeven? Tegen hoevd van hen hebt u ooit gezegd dat u ze mag of als bijzondj beschouwt? En waarom hebt u dat zo zelden gezegd? Graham Parker: „Je ongenoegen moet je vertalen in creativiteit." Graham Parker: 'Ik kreeg een diepere kijk op het leven' Zo schrééf ik een lied, Partner for Life. Kun je dat werkelijk van iemand zeggen? Je bent de vrouw of man van mijn leven? Mijn vrouw loopt niet zo snel weg mét mijn werk en riep meteen dat het nonsens was. En ja, hoe kun je zeker weten dat iemand je 'Partner lor Life' kan zijn? Soms voel je je geroepen zoiets te gen de ander te zeggen, vaak ook niet. Het is een lekker gevoel, zeker als je je laat meesle pen door het idee dat je nu juist over die er varing een liedje moet schrijven. De song ontpopte zich als een gecomprimeerd reis verslag, waarin ik alle plaatsen opsomde waar ik een momentje geluk had gekend. Dus roep ik tegen haar: neem 't niet te seri eus. Dat is de cynische Engelsman in mij die uit angst voor ontboezemingen meteen een ander stempel op zijn emoties drukt." Temperament Graham Parker heeft Groot-Brittannië en vooral het voorstadje uit zijn jeugd, onder de rook van Londen al een tiental jaren ach ter zich gelaten. Samen met zijn vrouw en dochtertje woont hij op een fors landhuis in upstate New York, op een paar honderd kilo meter van de wereldstad. „Ik pas me makke lijk aan. Als ik een paar dagen rond loop in Amsterdam en hier die ouwe gebouwen zie, dan slaat mijn fantasie op hol en zie ik me hier ook wel leven. De praktijk is zo dat ik mijn definitieve stek heb gevonden. Ik woon op een stuk land, midden in de ongerepte natuur. Tien hectaren land, met herten, be ren, slangen, kikkers en een veelheid van vo gels. Ik kan uren genieten van de boom specht. Dat is nu het beste in mijn leven ge worden. Dat wil niet zeggen dat ik me heerlijk voel of gelukzalig. Met het hoofd in de wolken rondloop. Ik word iedere morgen kwaad wakker: ik ben niet afgestompt als veertiger. Ik volg het nieuws, consumeer de media en ik voel een intense haat voor de Republikei nen die in Amerika de klok proberen terug te draaien. Om nog maar te zwijgen van de christenen uit het conservatieve volksdeel. Ik vertel je dit om uit te leggen dat mijn tempe rament als een blad aan de boom kan om slaan van momenten van persoonlijk geluk tot ogenblikken van algemeen onbehagen. Ik probeer het negatieve te compenseren door het positieve. Ik leef mijn stemmingen niet uit op anderen, ook niet op mijn publiek. Ik ben geen klootzak die alleen maar gebor neerd is. Maar uit die wisselende stemmin gen put ik wel mijn inspiratie. Je ongenoegen moet je vertalen in creativiteit." De platen van Graham Parker, ook de re cente als Mona Lisa's Sister, Live! Alone in America of Struck by Lightning, verkopen minder goed dan in de jaren zeventig toen het voormalige inbrekertje werd gezien als ie mand die binnen de kortste keren op hetzelf de duizelingwekkende niveau zou staan als Bruce Springsteen of Van Morrison. Graham Parker: „Ik wil mijn verkoopcijfers wereldwijd niet eens weten, want ze zijn angstaanja gend. Persoonlijk gezien en in creatief op zicht gaat het me voor de wind. maar zakelijk niet. Ik heb serieus het gevoel dat mijn werk onvoldoende wordt gewaardeerd omdat de media alleen maar geïnteresseerd zijn in image-building! Het lijkt er niet meer toe te doen hoe goed de muziek is die je maakt. Als ik nu een album zou maken van het niveau van Sgt. Pepper van The Beatles, dan zou ik over een verkeerd uiterlijk en een foute naam beschikken. De muziek zou niet gehoord worden, omdat ik niet 'in de markt ben te Ik kan daar mee leven, want ik maak pla ten die ik geweldig vind. En dat is de realiteit. Je kunt er niet voor zorgen dat de anders over me denken: ze hebben geen spannend beeld van me. Zo komt er een bandje als Counting Crows langs, dat enigszins klinkt als Van Morrison en dus wel wat van mijn genre wegheeft. Dat verkoopt wèl goed, omdat de zanger een ruig kapsel heeft en voortdurend in beeld komt bij MTV. Dat is frustrerend voor mensen die minstens evengoede muziek maken. Maar ik ben niet zielig: ik wil genieten van wat ik wèl bereik. Mijn idee is: ga door, keep on pushing.Hij klapt in zijn handen. „Vind jezelf opnieuw uit! Re-inventyourself. Flauwekul „Het clichébeeld van mij is: angry young man werd gelukkig gezinshoofd in Amerika. Om dat ik niet cynisch meer zou schrijven. Ik zou hopeloos haatdragend zijn geweest. Flauwe kul. Als ik naar mijn werk kijk is er slechts één belangrijk verschil met vroeger. Zo rond mijn veertigste ben ik me een man gaan voelen in plaats van een jongen. Ik heb een betere, die pere kijk op het leven gekregen. Dat verzoet ruimschoots het feit dat je af en toe met rug pijn kampt. Ik ben geen bescheiden mens; ik heb de neiging om in het diepst van mijn ge dachten mezelf een Beethoven te wanen. Ik maak Mona Lisa als Leonardo da Vinei. Ja, met een groot ego zadel je jezelf op. Maar mèt één voordeel: ik blijf daardoor platen maken. Want af en toe, heel dikwijls eigenlijk, hoor ik muziek waarvan ik denk: neem me niet kwalijk, excuse me.' Okay- Niemand van mijn generatie kan tegen Bob Dylan op, niemand is even echt als Jimi Hendrlx. We spelen allemaal een beetje toneel. En dat wordt erger met elke volgende generatie omdat we aan een zwaar muzikaal verwachtingspatroon moeten voldoen. Dat besef heeft zelfs mij nederig gemaakt." Er zijn maar weinig vragen die ons zo vaak en zo intens bezig houden als de vraag wat anderen van ons vinden, of ze ons wel mo gen of niet, en als de daarbij be horende vraag: hoe ons zo te ge dragen dat de persoon naast ons in bed, tegenover ons aan tafel, of aan de andere kant van de verga derzaal, ons aardiger gaat vinden, ons meer gaat mogen? Wat maakt dat andere mensen ons mogen en wij hun? In How to Win Friends and to Influence People, een van de meest verkochte boeken van deze eeuw, geeft Dale Carnegie daarvoor het volgende bedriege- lijk simpele advies: 'Als je wilt dat mensen je mogen, wees aardig, doe alsof je hun mag, veins be langstelling voor de dingen waar voor zij belangstelling hebben, wees royaal met complimenten, en heb het voornamelijk over de dingen waarin je het met hen eens bent'. Is dit inderdaad een effectieve strategie? Het antwoord luidt: tot op zekere hoogte 'ja'. Tenminste in de beginfase van een kennismakingsproces of een relatie. Een hele serie psychologische onderzoeken toont aan dat wij mensen die zich aardig jegens ons gedragen daarom meestal ook aardig vinden (zelfs als we weten dat het voornamelijk uit beleefdheid is). Mensen die het met ons eens zijn, mogen we meer dan mensen die het met ons oneens zijn. Mensen die zich te genover ons coöperatief opstel len, mogen we meer dan mensen die met ons in competitie gaan. En mensen die ons prijzen heb ben we liever dan mensen die kri tiek op ons hebben, enzovoorts. Elliot Aronson vat in zijn boek Het Sociale Dier al deze factoren van wederzijdse aantrekkingskracht kernachtig samen met de stelling: we mogen mensen wier gedrag ons een maximale opbrengst op levert tegen minimale kosten. De ze kosten-baten theorie van soci ale aantrekkelijkheid verklaart in derdaad waarom bijvoorbeeld een manager die uit twee secreta resses kan kiezen, meestal de knapste van de twee kiest. Dage lijks tegen een aantrekkelijk uiter lijk aan kunnen kijken is een es thetisch 'voordeel' dat gewoonlijk 'niets extra's hoeft te kosten'. De theorie verklaart ook waarom we mensen met dezelfde opvat tingen als wijzelf hebben direct al bij de eerste ontmoeting mogen: zij leveren ons zonder dat het iets kost een bevestiging van onze ei gen opvattingen. Ze helpen ons te geloven dat onze opvattingen in derdaad 'de correcte' zijn. De theorie verklaart ook waarom we iemand die coöperatief is, aardi ger vinden dan iemand die com petitief is: iemand die coöperatief is geeft ons hulp, luistert naar on ze ideeën, doet suggesties en neemt een deel van het werk voor zijn rekening. Allemaal voordelen die we bij iemand die competitief is ingesteld, moeten missen. Maar de kosten-baten theorie heeft ook zijn beperkingen. Hoewel we graag geprezen wor den en de neiging hebben degene die ons prijst te mogen, moeten we niet het idee hebben dat we op een overdreven of onverdien de manier lof toegezwaaid krijgen of dat we gemanipuleerd worden. Als het vermoeden bestaat dat de gene die de lof uitdeelt daarmee op de eerste plaats zelf een be paald voordeel probeert te beha len, dan mogen we hem juist minder dan als hij gewoon zijn mond had gehouden. Met andere woorden: het uitdelen van com plimenten of vleierijen leidt wel ergens maar niet overal naar toe. Hetzelfde geldt voor coöperatief gedrag. Mensen die overdreven behulpzaam zijn, ons overladen met gunsten, maar vermoedelijk een verborgen agenda hebben, verliezen sterk aan aantrekkelijk heid. Een volslagen vreemde, die terwijl we onze auto open maken, op ons toekomt en zegt 'Laat mij u even helpen instappen', de deur voor ons openhoudt, vervolgens achter ons sluit en blijft wuiven totdat we uit het gezicht zijn, stijgt bepaald niet op onze 'moog'ladder. Een student die zijn docent vlak voor een tenta men een groot cadeau aanbiedt, ondergaat hetzelfde lot. Kortom, Dale Carnegie's advies is niet al tijd zinnig. Onder bepaalde om standigheden is het beter voor ie mand om zijn mond dicht of zijn handen in zijn zakken te houden, wil hij onze sympathie of achting niet bijvoorbaat verspelen. Onderzoek heeft ook aange toond dat er een belangrijke kern van waarheid schuilt in de uitspraak die een van 's werelds grootste romanschrijvers, Leo Tolstoi, in 1869 deed: 'We mogen anderen niet zozeer vanwege h< 1 goede dat zij ons gedaan hebbe als wel vanwege het goede dat v 1 aan hen gedaan hebben'. Als ie mand ons vraagt of we hem een 1 speciale gunst willen doen en w doen dat vervolgens, dan neemi de mate waarin we die persoon mogen toe. De reden daarvan isj dat wij psychologisch zo in elka; zitten dat we onze gedragingen voor onszelf moeten verklaren, moeten rechtvaardigen. Als wij i j mand met veel moeite geholpen hebben, en vervolgens onszelf d vraag stellen waarom we die an der geholpen hebben, dan is eei J van de meest voor de handligge de antwoorden dat die ander he j verdiende om geholpen te wor den, of dat hij een zodanig waar j devolle, aardige of bijzondere p< soon is, dat we ons terecht voor hem hebben ingespannen. Kortom: iemand helpen beteker doorgaans iemand meer gaan mogen, aardiger gaan vinden. D opmerkelijke verschijnsel is, mijns inziens, op zich al voldoei de reden waarom Nederland en de VN hun humanitaire missie i het voormalig Joegoslavië moett voortzetten. Er zijn in vergelijking met 3 jaar1 geleden inmiddels vele tiendui zenden mensen meer in de we- j reld, zowel blauwhelmen als an-| dere hulpverleners, die de Bosni- sche moslims en andere slachtol fers van het geweld daar als (me: de)mens zijn gaan mogen, aardil en belangrijk zijn gaan vinden, enkel en alleen omdat ze hen zijl gaan (moeten) helpen. Stoppen I met de missie betekent niet allea troepen en materieel terugtrek ken, het betekent ook onze genei genheid terugtrekken. Het bete-P kent medemensen afboekenj minder waardevol, minder bij- I zonder gaan vinden. Blijven helpen, ook al zijn de of-|, fers soms inderdaad heel groot 0 triest, betekent onszelf ertoe brengen een hele grote groep I mensen te blijven mogen, bijzorj der te blijven vinden. De veron- derstelling dat in ieder mens iets bijzonder schuilgaat, iets dat zoi der nadere voorwaarden vooraf 1 bescherming, zorg, sympaüiie verdient is naar mijn-mening de basis van onze wereldgemeen schap, zoals het volgende verhaa treffend illustreert. Er was eens een klooster hoog de bergen dat over de hele we reld bekend was. De monnikken waren er vroom, de studenten ei thousiast en gewone mensen kwamen er vanuit alle windstre ken bidden en mediteren. Totda er zich geleidelijk een veranderin voltrok. Er kwamen steeds mindf studenten, en ook steeds minder gewone mensen. De monnikken raakten ontmoedigd en somber. Diep bezorgd besloot de overste van het klooster op een dag op zoek te gaan naar het waarom van deze ontwikkeling. Op zijn zoektocht kwam hij een goeroe tegen aan wie hij het hele verhaa vertelde en vroeg: „Is het vanweg onze eigen zonden dat het ons ni zo vergaat?" „Ja", antwoordde d< goeroe, „vanwege de zonde van onoplettendheid. Een van jullie i! een heel bijzonder mens, een hei lige vermQmd als monnik, maar dat is jullie allemaal ontgaan." „Een heilige onder ons?", rea geerde de overste. „Maar wie dan? Ieder van ons heeft zijn fou ten, zijn gebreken. Wordt een hei lige niet verondersteld volmaakt te zijn? Of is dat juist een deel vat zijn vermomming? Maar wie dan Terug in het klooster riep de overste de monnikken bijeen en vertelde ze wat de goeroe gezegd had. De monnikken reageerden aanvankelijk vol ongeloof en be gonnen zich vervolgens driftig af te vragen wie van hen het kon zijn. Maar omdat zij het antwoori op die vraag schuldig moesten blijven, begonnen ze elkaar met nieuwe ogen te bekijken. „Je wee: maar nooit", dachten ze als ze naar een collega naast zich keken „of hij het misschien is. Laat ik hem voor alle zekerheid maar aardig en respectvol behande len." Spoedig stroomden de stu denten weer toe, kwamen de ge wone mensen weer mediteren en kreeg het klooster zijn oude faam terug. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 34