Nederland kan
zijn ei niet kwijt
4 9
PLUIMVEEHOUDERIJ IN NOOD
Een aanzienlijk deel van de
Nederlandse pluimveehoude
rij zal het loodje leggen als de
extreem lage prijzen voor eie
ren niet snel omhoog gaan.
Overproduktie en concurren
tievervalsing in landen van de
Europese Unie (EU) zijn de
voornaamste oorzaken van de
te lage prijzen, aldus de Ne
derlandse Pluimveeorganisa
tie (NOP). Eierproducenten
staan voor 70 miljoen gulden
in het rood bij de banken. Al
veertien maanden produceren
de Nederlandse leghennenbe-
drijven, waarvan er veel op de
Veluwe zijn gevestigd, ver be
neden de kostprijs van gemid
deld 8 cent per ei. De land-
bouwspecialisten in de Twee
de Kamer Eisso Woltjer
(PvdA), Pieter ter Veer (D66)
en René van der Linden (CDA)
zullen de minister van land
bouw na het reces vragen stel
len over de crisis in de pluim
veehouderij. De Nederlandse
export van eieren - de grootste
ter wereld - staat zwaar onder
druk. Per jaar worden 9,5 mil
jard eieren geproduceerd,
waarvan 82 procent (7,8 mil
jard) voor de uitvoer is be
stemd. Daarmee is een bedrag
gemoeid van ruim 850 mil
joen gulden.
Doordat leghennenbedrijven
in EU-lidstaten als Frankrijk,
Spanje en Italië zich niet of
nauwelijks houden aan de
strenge en kostbare regels
omtrent diervriendelijke pro-
duktie, is de concurrentieposi
tie van ons land ernstig in het
geding. In Nederland worden
de Europese voorschriften
over het algemeen wel strikt
nageleefd en gecontroleerd.
Onder de Nederlandse pluim
veehouders gaan nu stemmen
op de vrije handel in eieren te
beperken door vanuit Brussel
geregelde quota. Maar zowel
de Pvda en D66 als het CDA
voelen niets voor opgelegde
produktiebeheersing. Volgens
Woltjer lost dat niets op. „Uit
eindelijk moet de markt z'n
werk doen", meent hij. „Hoe
triest het ook is voor bedrijven
die nu het loodje dreigen te
leggen". Samen met Van der
Linden en Ter Veer is de
PvdA'er het ermee eens dat
minister Aartsen van land
bouw zich op korte termijn
sterker moet maken in Brussel
om de Europese regels voor de
pluimveehouderij desnoods af
te dwingen. „Het is toch te
gek", zegt Van der Linden,
„dat de interne eiermarkt van
de Unie zo ernstig wordt ver
stoord door concurrentiever
valsing". Verder vindt Woltjer
dat er snel helderheid moet
komen over de Nederlandse
mestproblematiek. Doordat
de nadruk vooral ligt op een
milieuvriendelijke verwerking
van het overschot aan var-
kensmest, zijn de pluimvee
houders met de kippemest in
de problemen geraakt. Inge
wikkelde, bureaucratische re
gelgeving verhoogt de kost
prijs voor het Nederlandse ei.
„Hieraan is de politiek schul
dig', aldus Woltjer die snel iets
geregeld wil zien voor de
pluimveehouders.
Overproduktie en concurrentievervalsing
Doodstil is het in de bankjes op
de eierveiling van Barneveld.
Monotoon ratelt veiligmeester
Rijk Vink de veel te lage prijzen af. In precies
een uur tijd zijn zeven miljoen eieren gemid
deld voor nog geen acht cent per stuk de vei-
lingklok gepasseerd. Al langer dan een jaar
gaan miljarden eieren voor minder dan de
kostprijs van de hand. Het lijkt een gebed
zonder einde.
Na het zoveelste prijzen-echec filoseert
Vink in de kantine nog wat na. Hij zit al 25
jaar in de eierhandel, maar snapt niet hoe de
pluimveehouders het blijven volhouden. Als
voorbeeld noemt hij de grootwinkelbedrijven
die tenminste honderd procent winst op een
eitje maken. „Het is toch bitter als een
pluimveehouder met z'n vrouw boodschap
pen doet en zij hem een doosje van tien stuks
voor f 2,49 onder de neus houdt, terwijl hij ze
voor tachtig cent heeft moeten verkopen",
zegt de veilingmeester. De supermarkten
profiteren al decennia van het riante aanbod.
Voor de ergste malaise in de eiersector
sinds de Tweede Wereldoorlog zijn veel ver
klaringen. De voornaamste daarvan is over
produktie. Weliswaar wordt wereldwijd
'slechts' twee procent te veel eieren geprodu
ceerd, maar op tientallen miljarden stuks per
jaar is dat een enorme hoeveelheid. Dat
maakt ook duidelijk dat het in deze branche
een centenkwestie is. Ken halve cent hogere
opbrengst per ei kan voor een pluimveehou
der uitmaken of hij het voer wel of niet kan
betalen. Nog eenvoudiger gezegd: bij een
produktieprijs van gemiddeld 9,5 cent heeft
een pluimveehouder zijn kosten eruit en be
schikt hij over een modaal salaris.
Maar zo'n prijs is onvoldoende om de con
tinuïteit van het bedrijf op de langere termijn
te garanderen. Door steeds wurgender wet
geving op het gebied van mestverwerking,
vermindering van de ammoniakverdamping
en diervriendelijker omstandigheden voor
hennen in legbatterijen, moet de pluimvee
houder tenminste 11 12 centen voor een ei
beuren. Dan pas kan hij die investeringen
doen.
Concurrentie
Behalve door overproduktie staat de prijs van
het ei ook onder zware druk door de concur
rentie. Was de Nederlandse winstgevende ex
port jarenlang vrijwel onbedreigd, nu schie
ten landen als Spanje, Frankrijk, Italië,
Hongarije, Polen en niet in de laatste plaats
de Verenigde Staten gaten in het schijnbaar
onaantastbare eierbastion. In en buiten de
landen van de Europese Unie (EU) kunnen
hennenhouders om tal van redenen goedko
per dan Nederland produceren. Doordat het
graan bij voorbeeld voor Franse pluimvee
houders bij wijze van spreken op de hoek te
koop is, valt de voerprijs daar over het alge
meen lager uit. Maar ook de milieuregels zijn
er soepeler of worden straffeloos ruimer uit
gelegd. Ondanks pogingen van 'Brussel' de
Europese regelgeving en de controle daarop
in alle aangesloten landen dezelfde te laten
zijn.
Zo constateerde de NOP (Nederlandse Or
ganisatie van Pluimveehouders) kort geleden
nog dat in kooien van Franse, Spaanse en
Portugese legbatterijen zeven tot acht hen
nen zitten opgesloten, terwijl Nederlandse
pluimveehouders omwille van het welzijn
van de kip begin dit jaar werden gedwongen
van vijf dieren per kooi naar vier over te
gaan.
Bovendien speelt het GATT-akkoord (we
reldhandelsovereenkomst) en de lage dollar
koers de pluimveehouderij parten. Het ak
koord verbiedt onder meer in veel gevallen
bescherming van nationale economische be
langen middels importheffingen en over
heidssubsidies. Doordat prijzen voor graan
(een belangrijk bestanddeel in het kippevoer)
langzaam maar zeker in overeenstemming
worden gebracht met de werkelijke (lagere)
noteringen op de wereldmarkt, kan Neder
land niet meer profiteren van het zogenaam
de 'gat van Rotterdam'. Jarenlang gaf de eier-
producent z'n hennen voer met veel goedko
pere graanvervangers, waaronder tapioca dat
via de haven van Rotterdam tegen een lagere
kostpijs dan het graan kon worden geïmpor
teerd.
Verder geeft de lage dollarkoers de Ameri
kanen de gelegenheid op veel afzetmarkten -
bijvoorbeeld Hong Kong - het Nederlandse ei
(6 procent van onze uitvoer) qua prijs tot
struif te vermorzelen.
Dit zijn nog niet alle factoren die de ex
treem lage prijs voor het ei veroorzaken. Zo is
Duitsland - met 69 procent koploper van de
Nederlandse eierexport - de afgelopen tijd
zelf meer gaan produceren. Weliswaar kan de
Bondsrepubliek nog steeds niet in de eigen
behoefte voorzien, maar de verwachting is
dat de verloederde pluimveebedrijven in de
voormalige DDR weer worden gevitaliseerd
en op den duur samen met de Westduitse
collega's de markt in Europa en daarbuiten
op kunnen.
Polen kan zich eveneens op de langere
duur tot een geduchte concurrent ontwikke
len. Om maar niet te spreken over opkomen
de pluimvee-naties in het Verre Oosten. La-
ge-lonenlanden als China, Thailand, de Filip
pijnen en Nieuw-Zeeland, maar ook India
hebben het 'gouden ei' ontdekt. Milieu en
een diervriendelijke aanpak doen er niet toe.
Onder kostprijs
De treurige blik op het heden en de nabije
toekomst maakt zelfs van de onverbeterlijke
optimist Henk Torsius uit Putten een somber
mens. Veertig jaar was hij pluimveehouder,
kende goede en slechte tijden, inherent aan
de marktgevoelige sector. Maar zo slecht als
het nu is, heeft Torslus nog niet meegemaakt.
Het gezinsbedrijf van de Puttenaar derfde
de afgelopen tijd veel geld. Torsius rekent het
voor. De levensduur van een leghen is 14
maanden en in die tijd produceert ze 300 eie
ren. Valt de prijs per 100 eieren tijdens de
legcyclus gemiddeld een kwartje lager uit,
dan verliest hij op 85.000 dieren - de omvang
van z'n bedrijf - 63.750 gulden. Dat is 4.553
gulden per maand. De verliezen kunnen ech
ter nog hoger oplopen, zo bleek het afgelo
pen jaar. Vaak beurde de pluimveehouder
maar 6,5 cent per ei, drie cent onder z'n kost
prijs. Dat betekent bij een produktie van
60.000 eieren per 24 uur (80.000 hennen) een
derving van 1.800 gulden per dag.
Hoe moet het nu verder? Uitzicht op lang
durig prijsherstel is er niet. Laat staan dat er
zo veel winst gemaakt kan worden dat de
pluimveesector financiële armslag overhoudt
om te investeren en te reserveren. Behalve de
grote zorgen die Torsius deelt met zijn zoon -
die onlangs het bedrijf overnam - voelt hij
zich als vice-voorzitter van de NOP in hoge
mate verantwoordelijk voor het vinden van
oplossingen voor de noodlijdende bedrijfs
tak. Zelfs als de prijs weer een beetje zou
aantrekken, zijn de Nederlandse eierprodu
centen bij lange na nog niet uit de proble
men.
Het gaat volgens Torsius niet alleen om de
dip in de prijs, maar ook om dure investerin
gen die de pluimveehouder de komende ja
ren moet doen om steeds strengere regels
van de overheid uit te voeren. Er gaat veel
geld zitten in het verwerken van het mest
overschot en het terugdringen met dertig
procent van de ammoniak-emissies. Appara
ten die in de stal de natte mest bewerken tot
droge stapelbare brokjes (die overigens weer
worden verkocht) kosten tonnen.
Een bijkomende tegenvaller is de zeer ge
ringe slachtprijs voor een uitgelegde hen.
Bracht het beestje een jaar geleden een gul
den op, nu is dat nog geen kwartje. En nieu
we koppels hennen worden relatief steeds
duurder: een vervangende hen kost gemid
deld f6,50.
Hamvraag
Om de eens zo lucratieve pluimveehouderij
voor Nederland te laten overleven, moet er
snel een einde komen aan de overproduktie.
Wie sneuvelt als eerste, .js daarbij de ham
vraag. Torsius: „Binnen de Europese Unie
denk ik dat pluimveehouders in Frankrijk,
Spanje en Portugal als eersten het loodje zul
len leggen. De prijs waarvoor zij de eieren op
de markt brengen... dat houdt niemand vol."
Maar volgens Torsius is de pluimveehou
derij niet echt geholpen als door het afvallen
van zwakke broeders een 'prijsgaatje' ont
staat. Kostendekkend produceren is niet ge
noeg. Behalve dat een pluimveehouder geld
moet kunnen wegzetten om z'n afgeschreven
legbatterijen te vervangen en milieu- en wel-
zijnseisen te realiseren, heeft hij een eigen
vermogen nodig om prijsdalingen, die zich
op een vrije markt altijd blijven voordoen, te
kunnen opvangen.
„Om bedrijven weer winstgevend te ma
ken", zegt Torsius, „zul je iets structureels
moeten doen aan de overproduktie en zul je
er veel strenger op moeten toezien dat de Eu
ropese regelgeving door alle landen van de
Unie worden nageleefd."
Waar Torsius, tegen z'n principe van het
vrije ondernemerschap in, toch voor pleit is
quotering van de eierproduktie binnen de
EU. Zoals dat al met zo veel landbouw- en
zuivelprodukten het geval is. Ook Nederland
zal dan een niet onaanzienlijk deel van de
produktiecapaciteit moeten inleveren. Hoe
pijnlijk dat ook is.
Geert Korte, bedrijfstakdeskundige land
bouw bij de Rabobank, erkent dat een 'rede
lijk aantal' pluimveehouders zal verdwijnen.
Maar, zo voegt hij eraan toe, in Nederland
blijft er plaats voor een professionele pluim
veehouderij. In regulerend optreden van
Brussel ziet hij geen heil. „Laat de markt z'n
werk doen", meent Korte. „De toekomst voor
de Nederlandse eiersector zit 'm in verbete
ring van het aantal eieren per kip, hogere
kwaliteit van het produkt door onder meer
ziektebestrijding, een hogere arbeidsproduk-
tie en nog efficiënter werken zodat een eigen
vermogen kan worden opgebouwd.
Wel voorziet Korte in de nabije toekomst
grote problemen als pluimveehouders toe
zijn aan de vervanging van hun uitgelegde
koppels. Daar is vaak anderhalve ton mee ge
moeid. Normaal gesproken hebben eierpro
ducenten het krediet voor aanschaf van de
voorgaande leghennen geheel afgelost. Deze
zogenaamde stille reserves worden echter nu
opgenomen om van te kunnen leven.
In de veevoederindustrie fronsen directies
eveneens de wenkbrauwen. Zij zijn er al heel
wat geld bij ingeschoten, met name de
mengvoederbedrijven die zogenaamde egali
satiecontracten met de pluimveehouders
hebben afgesloten. In slechte tijden vult het
voerbedrijf de tekorten van de eierproducent
aan: gaat het weer wat beter weer dan haalt
de geldschieter het voorschot terug.
W. Boonzaaijer, verkoopleider pluimvee
van de voercoöperatie Rijn Vallei in Wage-
ningen, is mordicus tegen die contracten.
„Die contracten doen de pluimveehouderij
geen goed", is zijn stelling. Volgens de ver
koopleider leert de geschiedenis dat je het in
het leghennenbedrijf bij een te hoge kostprijs
niet redt. En het getuigt van slecht onderne
merschap als je je financieel afhankelijk
maakt van leveranciers. „Een vrije onderne
mer heeft prikkels nodig om zo doeltreffend
mogelijk op de markt in te spelen", zegt
Boonzaaijer gedecideerd.
ZATERDAG 15 JUL11