Albert Heijn, ^Nederlands favoriete oom Ministers ZATERDAG 8 JUL11995 Onze Taal Simon Heijn, oprichter van de [jrste winkel in Oostzaan. foto ahold De eerste winkel bestaat nog steeds, zij het niet meer in Oostzaan, maar op de Zaanse Schans. Het interieur is authentiek. foto's hans van weel Hoe 's lands grootste kruidenier een beetje familie van iedereen werd wXlbert Heijn. Er zullen Mjiiet veel mensen zijn 'i°J die er nooit gaan ïdj winkelen, en er zijn weinig Nederlandse bedrijven die zo consequent df trendsettend zijn mtgeweest. Albert Heijn •nzorgde voor een mi revolutie in de dleclamewereld, kwa?n met de eerste supermarkten bekeerde ons tot het drinken van wijn en sherry. Jefde Jager beschreef de geschiedenis van 's lands grootste kruidenier in het boek 'Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen'. Van kruidenier te Oostzaan tot toonaangevend multinational: hoe a \lbert Heijn een beetje eii familie van iedereen werd. DOOR NICO KEUNING Als motto van zijn boek heeft au teur Jef de lager een citaat van op richter Albert Heijn (1865-1945) gebruikt: „Als je voor rekenen een negen hebt, kun je voor mijn part voor geschiedenis een nul halen." In deze woorden ligt eigenlijk de sleutel tot het succes van elk ondernemer schap besloten. Een goede ondernemer maakt immers zelf geschiedenis. De Jager debuteerde jaren geleden als schrijver van fictie bij De Bezige Bij, maar tij dens het schrijven van wat een 'naturalisti sche roman' moest worden, bekeerde hij zich tot de non-fictie. Niet zijn personages, maar hij zelf stapte de fabrieken en bedrijven bin- De auteur zag het schrijven van een boek over Ahold als de laatste kans om de hele ge schiedenis van het concern chronologisch in één boek onder te brengen. Daar dreigt het bedrijf namelijk snel te groot voor te worden. „Bovendien", zegt de auteur, „is nu de laatste generatie Heijnen nog in leven die de kleine Albert Heijn heeft meegemaakt." Filosofie Het boek begint op traditionele wijze met het schilderen van een historische context, waar in op 15 oktober 1865 Albert Heijn wordt ge boren. Hij is de zoon van Jan Simon Heijn, ■»die de eerste officiële winkel in Oostzaan opende. Maar zelfs in die begintijd is er al sprake van vernieuwing. Zo koos Albert Heijn sinds 1887, het offi ciële jaar van oprichting, voor een duidelijke filosofie: de klant bedienen. Bezorging nam een belangrijke plaats in. Wat het assorti ment betrof stonden voordeligheid en luxe voorop. De eerste reclameteksten uit die tijd geven dat al aan: niet alleen levert Albert 'de beste waar', hij biedt ook 'meer voor minder geld'. Maar 'Ab' was een calculerend onder nemer en geen filantroop, dus zocht hij voortdurend hoe hij bij een stijgende omzet zijn winstmarge kon vergroten. Essentiële stappen waren de oprichting van eigen pro ductiebedrijven en de aankoop van pakhui zen voor opslag en distributie. Albert Heijn had ook uitgesproken ideeën over hoe het personeel zich moest gedragen om te kunnen concurreren. Eén van de regels luidde: 'Verkoop een artikel nooit voor beter dan het is, want dat is moordend voor uw zaak.' Ook wordt het personeel ingepeperd bij het verkopen niet 'te hoesten, te schrapen, te snuiten en te spuwen.' Met deze personele gedragseducatie moest de kruidenierszaak uitgroeien tot 'de provi siekast van Nederland'. Maar- Albert Heijn was niet de enige grutter die aan de weg tim merde. De Gruyter, Simon de Wit (uit het na bije Wormerveer) en Van Amerongen be hoorden tot de grootste concurrenten. Opmars Tegen de achtergrond van de industriële re volutie in de tweede helft van de vorige eeuw, beschrijft De Jager de opmars van een Oost- zaönse grutter. Al snel verhuisde het bedrijf naar het grotere Zaandam, werden nieuwe fi lialen geopend, werd het aantal artikelen uit gebreid (300 in 1910) en dat is bijzon der werd de klant voortdurend met recla me bewerkt. 'Hij: Wie is de grootste kruide nier. Zij, in koor: Albert Heijn!' Toen gebeurde er iets wat kenmerkend zou blijken voor de Heijnen en wat hen werkelijk groot zou maken. 'Ik' werd 'wij'. De nog be trekkelijke jonge Albert gaf de zaak in 1920 in handen van zijn zoons Gerrit en Jan en zijn schoonzoon Johan Hille, onder de woorden: „Hier heb je de zaak en je houdt haar maar draaiende." 'Draaiende' was in dit verband wel het un derstatement van de eeuw. Dank zij deze ver jonging in de top werden allerlei ideeën vanuit binnen- en buitenland uitgeprobeerd. Koffie werd voortaan als huismerk gevoerd en er werden prijsacties bedacht met kop pen, schotels en lepeltjes. De kwartjesrecla me, waarbij in een bepaalde periode voor be paalde artikelen de eenheidsprijs van een kwartje gold, was een novum. Ondertussen groeide de reclame onder selfmade man Henk Valk uit tot ongekende hoogten. Evenals Flipje van de Betuwe, het Drostevrouwtje en het Michelin-mannetje werd Boffie een nationale held: 'Stop! Daar is Boffie met Albert Heijn's Koffie'. Louis Da vids zette een Boffielied op de plaat, er waren Boffiespeldjes, Boffie-zakspiegeltjes en boek jes met 'De koddige avonturen van Boffie'. De huidige flippo-rage kent een voorgeschie denis van vele andere gimmicks. Albert Heijn vocht zich omhoog, ondanks de crisisjaren. En toen was er de oorlog. Van af dit historische punt gaat de auteur in een soort hink-stap-sprong door de tijd. Binnen enkele bladzijden zitten we alweer in de we deropbouw. De auteur heeft inzage gekregen in het historisch archief. Is er over die oor logstijd niet meer te zeggen dan dat het be drijf'goed' was en dat 'niet één personeelslid als gevolg van oorlogshandelingen om het le ven is gekomen'? De Jager: „Wat het onderzoek betreft heb ik geen enkele beperking gehad. Meester R. Pel, een opsporingsambtenaar van de zuive ringscommissie die zelf in het verzet had ge zeten, werd na de oorlog belast met de op sporing van politieke delinquenten in de Zaanstreek. Bij de illegaliteit stond het bedrijf als goed bekend. Wel was er enige verwarring over een foute Oostzaanse eierhandelaar. Maar deze Jan Heijn, een directe neef, werkte voor zichzelf." Na de oorlog stootte het familiebedrijf pas echt door. In 1951 werd de omzet van 1 mil joen gulden overschreden. Winkelketen Van Amerongen, ^concurrent van het eerste uur, werd overgenomen' Later zouden ook De Gruyter en Simon de Wit op deze manier als concurrent worden uitgeschakeld. In deze periode lag het omslagpunt van het beleid. Niet langer stond het bedienen van de klant centraal, de klant moest zichzelf gaan bedie nen. De bezorging verdween en maakte plaats voor een rijker assortiment voor arm en rijk. Het produktieproces werd voortdu rend gemoderniseerd. Nieuw was ook de ei gen produktie van melk, vlees en brood. Stroomversnelling De Heijnen maakten al snel uitstapjes naar Amerika, wat in 1952 leidde tot de eerste zelf bedieningszaak in Schiedam. Centra-kruide nier Dirk Kat uit Velsen bedacht de bena ming 'Kijkgrijp', Ab Heijn sprak van 'Super- Mart'. De supermarkt in de Grote Houtstraat in Haarlem gold in 1956 met zijn 560 vier kante meter als één van de grootste in Euro pa. Albert Heijn werd Ahold, en raakte in een stroomversnelling. Nederland groeide. 'Mar keting' was een nieuw begrip. Het bedrijf hield de eerste 'persconferentie', waarbij spectaculaire prijsdalingen voor produkten werden aangekondigd. Als beleidspijlers noemde de grootgrutter in het huis-aan-huis blad AllerHande: voordeel, kwaliteit en voor uitstrevendheid. Uit deze tijd stamt ook de 'terreur' van de spaarzegels, die nu zelfs is uitgebreid met Airmiles. Overigens kon bij Albert Heijn ook vroeger al met zegels voor reizen worden gespaard. Het fenomeen winkelcentrum diende zich vanaf de jaren zestig aan. De omzet liep in 1970 op tot een miljard. Maar niet alleen wat de consument wilde was van belang. Het 'consumentisme' deed haar intrede: belang rijk werd ook wat de klant niét wilde. Koffie uit Angola bijvoorbeeld. Ook bleek de consument nog niet klaar voor de hamburgers van het Amerikaanse McDonald's. Albert Heijn kocht zich begin jaren zeventig in, en begon een paar restau rants. Die flopten jammerlijk. De Jager: „Daar waren de Heijnen te vroeg mee. Het was in die tijd onmogelijk dat mensen een Bic Mac met hun handen aten. De eerste mensen die bij McDonald's kwamen, vroegen onmiddel lijk om bestek." Madame X De personeelseducatie bestond ook nog. Om de werknemers alert te houden, waarde er in de filialen altijd het spook rond van 'Madame X', de vemomde controleur. Maar ook aan de top moest op de kleintjes gelet blijven wor den. Daarom werden er naast Ab en Gerrit Jan, imiddels de derde generatie Heijnen, 'buitenstaanders' aangetrokken. Ook zij voer- Het museumwinkeltje aan de buitenkant. den echter beleid in de geest van de familie. Er kwamen nog meer luxe artikelen binnen het bereik van de gewone man, die 'Albert Heijn' steeds meer ging beschouwen als de leukste oom, de man die altijd weer met ver rassingen kwam. Sherry's, wijnen, exotisch fruit; oom Appie toverde het allemaal uit zijn hoed. Klantenbinding was het toverwoord. Het Heijnloze tijdperk naderde. Slechts ene Albert, zoon van de 'oude Gerrit' toonde inte resse voor het bedrijf. Maar deze Albert werd door zijn regerende neefs afgewezen. De Ja ger: „Dat is een van de fantastische dingen van het bedrijf. Dat ze nooit ruzie hebben ge had. In andere gevallen hebben vechtende familieleden een bedrijf vaak ten gronde ge richt. Het geluk voor Ahold was wel dat er na het aftreden van Ab Heijn in 1989 geen ande re Heijnen meer waren.' Bij het honderdjarig bestaan van het be drijf in 1987 werden ook enkele flops (Vami- ijs, Formosa-restaurants, de Miro-super- markten) gemoreerd, want men schaamde zich niet voor wat fout ging. Maar was er ook geen sprake van een affaire met een sekte? De Jager: „Mijn ingang was het bedrijf, en al les wat daar buiten valt heb ik niet behan deld. Ab Heijn heeft op persoonlijke titel geld in een organisatie geïnvesteerd, die een dek mantel bleek voor een sekte. „Ik heb alleen moeten schrappen hoeveel losgeld er is betaald in de ontvoeringszaak rond Gerrit Jan Heijn. Onlangs is er opnieuw een informatiestop ingesteld rond deze affai re. Met de enorme expansie van Ahold in Oost-Europa en Amerika wil het bedrijf niet de indruk wekken dat het gevoelig zou zijn voor afpersing." Inmiddels is Ahold uitgegroeid tot een we reldwijd concern. Grote winkelketens in Spanje, Tjechië en Amerika ('The Dutch are coming again') zijn ingelijfd. In Nederland is innovatie van de filialen aan de orde van de dag. Meer vloeroppervlak, bredere winkelpa den en altijd versgeurende koffie. Distributie is uitgegroeid tot pure wetenschap. Nijenro- de heeft zelfs een leerstoel Distributiekunde. Arme klant De grote kracht van Albert Heijn ligt in het feit dat het concern in wezen de kruidenier is gebleven, die de 'arme klant' de illusie ver koopt dat je wel degelijk een kwartje kunt worden, ook al ben je voor een dubbeltje ge boren. De werkelijke winst is natuurlijk voor de kruidenier. De Jager biedt de lezer een schat aan infor matie over alles wat een kruidenier van klein naar groot op zijn ondernemerspad tegen komt. De reclame in de laatste 75 jaar wordt op aanstekelijke en indringende wijze in kaart gebracht. Goede reclame, nieuwe snuf jes en een steeds gevarieerder assortiment vormen de succesformule, een formule die van iedere Nederlander een soort ongewild familielid van Albert Heijn heeft gemaakt. Als familielid zou je wel wat meer sappige verhalen over die 'hoge omes' willen horen. Maar ja, 's lands grootste kruidenier vindt re kenen nu eenmaal belangrijker dan geschie denis. Arm en rijk kunnen bij mij hun inkopen doen. De geschiedenis van Albert Heijn en Koninklijke Ahold, J.L de Jager, Uitgeverij Tirion, 39,50. Ruim een eeuw later zetelt multinational Ahold in dit kantoor aan de Zaandamse Albert Heijn- weg. Hoeveel ministers hebben we? En hoeveel Nederlanders zouden dat uit hun hoofd weten? Ik niet, moet ik toegeven. Maar het zal wel ergens na te gaan zijn. In elk geval, en dat weet ik zeker, is hun aantal door de jaren heen niet constant. Af en toe komt er een minister bij, of worden twee departementen samenge voegd. Maar dat is politiek en staatsinrichting. Ik wil alleen aan dacht vragen voor enkele taalkun dig nieuwe minisfers. Sinds ongeveer een jaar kom ik ze tegen. Misschien waren ze er al wat langer, maar dan zijn ze mij niet eerder opgevallen. Het laatste jaar zie ik ze in elk geval gere geld in allerlei kranten en tijdschriften. Ik bedoel de milieuminister, de defensiemi nister, de verkeersminister, de onderwijsmi nister, de politieminister en zelfs een taal unieminister. Nog steeds vallen ze mij op. Daarom denk ik dat ze er nog niet lang zijn. Want had ik ze eerder al ergens gezien, dan zou ik er wel een aantekening van hebben gemaakt. In de jongste druk van de dikke Van Dale, uit 1992, zijn ze nog niet te vinden. In Van Dale Hedendaags Nederlands, uit 1991, vin den we al wel de verkeersminister en de de fensieminister, maar nog niet de milieumi nister, de onderwijsminister en de politie minister. In de vorige druk van Van Dale Hedendaags Nederlands, uit 1984, is er nog geeneen te vinden. Dit bevestigt mijn idee dat het allemaal nogal jonge ministers zijn. Als ik me niet vergis, kunnen we in deze trant binnenkort nog heel wat nieuwe sa menstellingen met -minister verwachten. Ik heb ze nog nergens gezien, maar het ligt voor de hand dat er op deze manier ook een economieminister gaat komen, een finan- ciënminister, een cultuurminister en een justitieminister. En waarom geen dito staatssecretarissen? In dezelfde lijn ben ik al wel eens 'onderwijsdepartement' tegenge komen. Ik vraag me af waarom we deze ministers niet reeds honderd jaar zo noemen. Het is toch veel korter en handiger dan dat om slachtige minister van defensie, minister van onderwijs en minister van cultuur? Hoe komt het toch dat samenstellingen als poli tieminister en cultuurminister ons een beetje vreemd aandoen? De nieuwheid er van verklaart me niet genoeg. Als het alleen daardoor kwam, zouden zulke samenstel lingen veel eerder gemaakt zijn. Op de een of andere manier zijn het niet alleen nieuwe samenstellingen, maar vormen ze ook een nieuw type samenstelling. Op zichzelf zijn namelijk woorden als po- iitie-onderzoek, politie-uniform, cul tuurschok en defensiespecialist niets bij zonders in onze taal. We hebben vele dui zenden van zulke samenstellingen en we kunnen er probleemloos nog nieuwe aan toevoegen. Woorden als politiesalaris, on- derwijsjurist of cultuurpremie zijn ook fon kelnieuw, namelijk zojuist door mij be dacht, maar ze zijn stuk voor stuk makkelijk in te passen. Dg nieuwheid zou de meeste mensen in een krantebericht niet opvallen. Terwijl de politieminister, de onderwijsminister en de milieuminister, tsja, hoe zal ik het zeggen..., net als nieuwe schoenen nog een beetje knellen. Wat is het verschil tussen enerzijds politie onderzoek, politieverordening en politiekorps, en anderzijds politieminister? En wat is het verschil tussen milieu-activist, milieuverordening en milieukorps tegen over milieuminister? Ik vermoed dat het verschil 'm hierin zit: dat er in de gewone gevallen steeds diverse exemplaren van zijn, terwijl er maar één minister van milieu en één minister van de fensie is. Of laat ik het anders zeggen: gewo ne samenstellingen slaan op een soort, een type waar er veel van kunnen zijn. Samen stellingen la milieuminister en onderwijs departement zijn echter bijna namen voor steeds één exemplaar. Het komt mij voor dat het verschil in aanvaardbaarheid tussen defensiespecialist en defensieminister hier door komt. Waarschijnlijk is, of althans was, zo de regel. Ondertussen is het best mogelijk dat dit nieuwe type samenstelling ingeburgerd raakt. Ik kan zo gauw geen andere voorbeel den bedenken, maar misschien zijn er al wel meer. Feit is dat ze bijvoorbeeld in het Duits heel gewoon zijn Polizeiministet Maar daaruit volgt niet dat we voor deze vernieuwing meteen moeten denken aan invloed vanuit een andere taal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 35